ECLI:NL:RBDHA:2024:22840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37273 en NL24.37274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en medische omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Marokkaanse man, heeft op 14 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 18 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser stelt dat hij bang is voor vervolging in Marokko vanwege zijn biseksuele geaardheid en dat hij niet geaccepteerd zal worden vanwege zijn seksuele voorkeur. Hij heeft medische stukken overgelegd die zijn licht verstandelijke beperking en alcoholverslaving aantonen.

De rechtbank oordeelt dat de minister het advies van MediFirst, dat betrokken is bij de beoordeling van de asielaanvraag, terecht heeft gevolgd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de biseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is geacht. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn gevoelens en de rechtbank vindt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.37273 (beroep) en NL24.37274 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 14 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 18 september 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 december 2024 op zitting behandeld. [2] Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser was, zonder bericht vooraf, niet aanwezig bij de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1978. Hij verblijft al ruim dertig jaar in Nederland. Eiser heeft in het verleden een reguliere verblijfsvergunning gehad, maar deze is op grond van openbare orde aspecten ingetrokken in 2016. Hij heeft toen een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar gekregen. Eiser heeft nu asiel aangevraagd. Hij heeft verklaard dat hij bang is dat hem bij terugkeer naar Marokko iets zal overkomen, omdat hij niet alleen op vrouwen valt maar ook op mannen. Volgens eiser zal hij daar niet geaccepteerd worden vanwege zijn geaardheid. Hij heeft bij zijn asielaanvraag verschillende medische stukken overgelegd waaruit zou blijken dat hij licht verstandelijk beperkt (hierna: lvb) is en dat hij een alcoholverslaving heeft.
2.1.
MediFirst [3] heeft geconcludeerd dat eiser, onder bepaalde voorwaarden, gehoord kon worden. Nadat eiser is gehoord, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Verweerder vindt het namelijk ongeloofwaardig dat eiser ook op mannen valt. Zo heeft eiser onder meer inconsequent verklaard over het moment waarop hij zijn gevoelens voor mannen ontdekte en heeft hij vaag en oppervlakkig verklaard over de ontdekking van zijn geaardheid en over zijn persoonlijke gevoelens voor mannen. Verweerder werpt ook tegen dat eiser geen goede verklaring heeft voor het feit dat hij zijn aanvraag niet zo snel mogelijk heeft ingediend. Tot slot heeft verweerder in de persoonlijke omstandigheden van eiser onvoldoende aanleiding gezien om de duur van het opgelegde inreisverbod (tien jaar) te verkorten.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt primair dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat MediFirst op een onzorgvuldige wijze tot het advies is gekomen. Het is namelijk onduidelijk of MediFirst alle medische stukken heeft betrokken en ten onrechte wordt niet vermeld dat eiser lvb is. Er kan dan ook niet worden uitgegaan van de conclusie uit het advies van MediFirst, nu geen rekening is gehouden met de lvb van eiser. Ook zijn andere medische stukken met relevante informatie over eiser niet meegenomen, zoals alcohol misbruik en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In de kern komt het betoog van eiser erop neer dat het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het in deze beginfase van de besluitvorming al mis is gegaan, namelijk een onzorgvuldig tot stand gekomen Medifirst-advies. Dat maakt daarom dat alles wat na het advies van MediFirst kwam (het gehoor, het voornemen en het bestreden besluit), niet in stand kan blijven.
Subsidiair betoogt eiser dat hij, rekening houdend met zijn referentiekader en het feit dat hij lvb is, voldoende duidelijk heeft verklaard. Hij heeft naar behoren verklaard over zijn geaardheid en het kan hem niet worden tegengeworpen dat hij niet direct asiel heeft aangevraagd. Eiser komt in beroep ook nog met verschillende toelichtingen om zijn seksuele geaardheid te onderbouwen.
Eiser voert verder nog aan dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. Marokko is vanwege zijn geaardheid geen veilig land van herkomst, van het frustreren van zijn uitzetting is geen sprake en eiser vormt geen gevaar voor de openbare orde. Tot slot voert eiser aan dat het terugkeerbesluit en inreisverbod opgeheven hadden moeten worden en dat verweerder ambtshalve had moeten beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van zijn familie- en privéleven. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het advies van MediFirst
4. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat een advies van MediFirst een deskundigenadvies is. Wanneer verweerder een advies van MediFirst aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ervan verzekeren dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk en concludent is. Als verweerder zich hiervan heeft verzekerd, kan een vreemdeling de uitkomst van een advies van MediFirst alleen succesvol bestrijden door een andersluidend deskundigenadvies te overleggen (een contra-expertise). [5]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het advies van MediFirst aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Zij volgt eiser dus niet in het betoog dat het MediFirst advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat het bestreden besluit daardoor niet in stand kan blijven. Hiervoor is het volgende van belang.
4.2.
Uit het advies van MediFirst van 16 januari 2024 valt het volgende op te maken. Voor het opmaken van het advies heeft de betreffende arts gesproken met eiser. Ook heeft zij de medische informatie bestudeerd die door de behandelaar van eiser is meegestuurd. Onder 3d staat vermeld dat de arts bij het opstellen van het advies gebruik heeft gemaakt van medische documenten over de gezondheidssituatie van eiser. De arts verwijst ook naar de onderzoeksactiviteiten. Deze zijn terug te vinden in het onderliggende onderzoeksformulier. Op dat onderzoeksformulier wordt bevestigd dat de arts spreekuurcontact heeft gehad met eiser, dat de persoonsgegevens van eiser zijn gecontroleerd en dat de medische informatie is bestudeerd die is meegestuurd door de behandelaar van eiser. Wat betreft de medische situatie van eiser vermeldt het onderzoeksformulier onder meer dat eiser een forse psychiatrische en verslavingsgeschiedenis heeft. Naast deze problematiek is hij ook zwakbegaafd. Hij heeft een IQ van 62 tot 68. Dat is te vergelijken met de intelligentie van een kind op de basisschool. Ook vermeldt het onderzoeksformulier hoe de concentratie en het geheugen van eiser zijn. Onder meer op basis van deze gegevens heeft de arts in het uiteindelijke advies opgenomen dat er medische klachten zijn en dat er beperkingen zijn bij het gehoor. Zo vermeldt de arts onder meer dat eiser een weinig cognitieve ontwikkeling heeft en dat eiser de intelligentie heeft van een kind op de basisschool. Verder vermeldt de arts dat eiser ondanks zijn psychische klachten consistent overkomt en dat hij duidelijke en heldere antwoorden op vragen geeft. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk en concludent is.
4.3.
Het betoog van eiser dat niet alle stukken zouden zijn betrokken en dat ten onrechte niet is vermeld dat eiser lvb is, maakt het voorgaande oordeel niet anders. In het advies is expliciet opgenomen dat het stuk van Altrecht (Aventurijn) is betrokken bij het advies. Twee andere medische stukken die eiser heeft opgestuurd worden weliswaar niet expliciet in het advies genoemd, maar uit een e-mail van de IND van 12 januari 2024 valt op te maken dat de door eiser overgelegde stukken zijn ontvangen en door de arts zullen worden bekeken. Daarbij komt nog dat er in het advies en met name in het onderzoeksformulier wordt gerefereerd aan eisers psychische klachten en verslavingsgeschiedenis. Dat zijn de medische klachten waarvoor de twee stukken, die volgens eiser niet zijn betrokken, relevant zijn. De rechtbank overweegt dat bij het advies dus alle medische omstandigheden zijn betrokken door MediFirst. Het enkele feit dat er in het MediFirst niet specifiek staat dat eiser lvb is, leidt daarnaast ook niet tot een andere conclusie voor de rechtbank. Het is namelijk aan de arts om vanuit haar expertise duiding te geven aan de medische informatie en dat te vertalen naar een advies over het horen van de vreemdeling. Dat heeft zij ook gedaan door onder meer aan te geven dat eiser een weinig cognitieve ontwikkeling heeft. Datzelfde geldt voor het feit dat in het advies bijvoorbeeld niet specifiek iets is opgenomen over het feit dat eiser een antisociale persoonlijkheidsstoornis zou hebben. Dit komt naar voren in het stuk van Altrecht en dat stuk is door de arts betrokken.
4.4.
Nu het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk en concludent is, lag het op de weg van eiser om de uitkomst van het advies met een contra-expertise te bestrijden. Eiser heeft dat niet gedaan. Het enkel overleggen van een artikel over asielzoekers met een lvb is hiervoor onvoldoende.
Seksuele geaardheid
4.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de gestelde biseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank vindt hiervoor het volgende van belang.
4.6.
Verweerder heeft allereerst mogen tegenwerpen dat eiser pas een dag voor zijn uitzetting naar Marokko asiel heeft aangevraagd. Eiser had vanaf 2016 namelijk geen verblijfsrecht meer vanwege de intrekking van zijn reguliere vergunning. Dat hij vanwege zijn culturele achtergrond en woede over de ingetrokken vergunning niet eerder asiel zou hebben aangevraagd, leidt niet tot een ander oordeel. Zo heeft verweerder kunnen wijzen op eisers verklaringen dat hij in cafés wel sprak over zijn seksuele geaardheid. Niet valt in te zien waarom hij dan niet over zijn geaardheid zou kunnen spreken in een asielprocedure. Het enkele feit dat hij boos was op de IND over zijn ingetrokken vergunning is verder ook onvoldoende.
4.7.
Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat eiser inconsequent heeft verklaard over het moment waarop hij ontdekte dat hij gevoelens had voor mannen. Zo verklaart eiser het ene moment dat hij rond zijn 16e/17e ontdekte dat hij ook gevoelens had voor mannen [6] , terwijl hij op een later moment verklaart dat dit gevoel pas kwam toen hij een paar jaar geleden bepaalde series en erotiek begon te kijken [7] . Op een later moment verklaart eiser echter weer dat hij de gevoelens al had voordat hij begon met het kijken van series en erotiek. [8] Verweerder heeft uitgelegd dat hij rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat van hem verwacht mag worden dat hij op zijn eigen niveau authentieke verklaringen aflegt.
4.8.
Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eisers verklaringen over zijn gevoelens vaag en oppervlakkig zijn. Zo heeft eiser verklaard dat hij het fijn vindt om gesprekken te hebben met homoseksuele mannen en dat hij het leuk vindt als mannen lief voor hem zijn en hij een klik met hen heeft. [9] Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hiermee niet inzichtelijk heeft gemaakt wat hij voelde en waardoor hij besefte dat hij op mannen valt. Verweerder wijst er verder op dat aan eiser is gevraagd om, op zijn eigen niveau, verder uit te leggen hoe hij besefte dat hij op ook op mannen valt. Zo heeft de hoormedewerker doorgevraagd wat de “kriebels” waren die eiser (ook) voelde bij mannen. In reactie hierop volstaat eiser met verklaringen over fysieke (seksuele) verlangens. [10]
4.9.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de gestelde biseksuele geaardheid ongeloofwaardig acht. Zij gaat daarom niet in op de overige tegenwerpingen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader. Verweerder heeft in de besluitvorming uiteengezet dat er zowel tijdens het gehoor als bij de besluitvorming rekening is gehouden met eisers medische problematiek. Zo is uitgelegd dat er bij het horen opzettelijk veel open vragen zijn gesteld en dat er is doorgevraagd op eisers eigen antwoorden. Door onder meer aan te sluiten bij eisers eigen antwoorden, is rekening gehouden met eisers referentiekader. Daarnaast heeft verweerder toegelicht dat in het geval van eiser iets minder verwacht wordt van zijn verklaringen. Zo is in de besluitvorming ook op meerdere plekken aangegeven dat van eiser “op zijn eigen niveau” ook een en ander verwacht mag worden. Dat eiser niet aan deze maatstaf heeft voldaan, maakt niet dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het referentiekader. Tot slot acht de rechtbank van belang dat er rekening is gehouden met eisers medische problematiek door bij het beslissen een medisch coördinator te raadplegen.
4.10.
Eisers verwijzing naar een aantal uitspraken leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft allereerst op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter gewezen. [11] Die zaak is echter onvergelijkbaar met de zaak van eiser, omdat er in de betreffende zaak door de voorganger van MediFirst was geconcludeerd dat er géén relevante beperkingen waren voor het horen. In het geval van eiser zijn die beperkingen juist wel door Medifirst vastgesteld.
In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, is er geen onderzoek gedaan en advies uitgebracht door Medifirst voorafgaand aan het nader gehoor en de besluitvorming. [12] Ook die zaak wijkt dus op de belangrijkste punten af van eisers zaak.
Tot slot maakt de verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, het oordeel ook niet anders. [13] In die zaak heeft de rechtbank meerdere verklaringen van de betreffende vreemdeling aangehaald waaruit blijkt dat die wel degelijk inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en gevoelens. Verweerder heeft er tijdens de zitting op mogen wijzen dat eisers verklaringen wat betreft diepgang en details niet te vergelijken zijn met die aangehaalde verklaringen.
4.11.
Eiser heeft in beroep nog een nadere toelichting gegeven op sommige verklaringen die hij heeft gegeven in het nader gehoor. De rechtbank overweegt dat het aan eiser was om die extra toelichting tijdens het nader gehoor of bij de correcties en aanvullingen naar voren te brengen. Eiser heeft ook niet uitgelegd waarom deze nadere duiding nu pas in beroep wordt gegeven.
Kennelijk ongegrond
4.12.
Nu verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat hij de gestelde biseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig vindt, heeft hij Marokko als veilig land van herkomst mogen tegenwerpen aan eiser. Op grond daarvan heeft hij de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Met uitzondering van het betoog over zijn biseksuele geaardheid heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn algemeenheid of voor eiser persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Nu verweerder de aanvraag om deze reden al als kennelijk ongegrond kon afwijzen, gaat de rechtbank niet in op de andere redenen die verweerder heeft tegengeworpen om de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen.
Terugkeerbesluit, inreisverbod en een reguliere verblijfsvergunning
4.13.
Eisers beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt niet. Verweerder heeft er allereerst op gewezen dat eiser in 2016 al een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft gekregen en dat toen is getoetst aan artikel 8 van het EVRM. Tijdens de zitting heeft verweerder er daarnaast terecht op gewezen dat eiser, naast het verloop van tijd, geen omstandigheden heeft aangevoerd die nieuw zijn ten opzichte van 2016. Eiser heeft nauwelijks contact met zijn familie en heeft geen stukken ingediend over zijn privéleven. In het enkele feit dat eiser hier al lang verblijft en medische problemen heeft, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om het inreisverbod op te heffen of de duur daarvan te beperken. Voor zover eiser betoogt dat verweerder ten onrechte niet ambtshalve heeft getoetst of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit het beleid van verweerder volgt dat een ambtshalve toets achterwege blijft als aan de vreemdeling eerder al een zwaar inreisverbod is opgelegd. [14]

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Daarmee is het beroep ongegrond en blijft de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, f, h en j, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening stonden oorspronkelijk op zitting gepland op 5 november 2024. Eiser was toen, zonder bericht vooraf, niet aanwezig. De rechtbank heeft op verzoek van de gemachtigde van eiser besloten om de aanvang van de behandeling ter zitting uit te stellen.
3.MediFirst is een organisatie voor onafhankelijke medische advisering over asielzoekers en werkt onder andere in opdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.Zie voor het voorgaande de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2539.
6.Pagina 4 van het nader gehoor.
7.Pagina 6 tot en met 8 van het nader gehoor.
8.Pagina 9 van het nader gehoor.
9.Pagina 6 van het nader gehoor.
10.Pagina 9 van het nader gehoor.
11.De uitspraak van de Afdeling van 8 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:14.
12.De uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5638.
13.De uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2168.
14.Paragraaf C1/4.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000.