In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 21 februari 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2004, heeft op 30 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 maart 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de staatssecretaris op 20 juli en 20 oktober 2023 aanvullende motiveringen heeft gegeven, maar dat deze niet voldoende zijn om de afwijzing te onderbouwen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser, die als homoseksueel in Marokko te maken heeft gehad met discriminatie en geweld. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom van de eiser meer verwacht mocht worden in zijn verklaringen over zijn geaardheid en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende is gemotiveerd en verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris wordt opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de eiser.