ECLI:NL:RBDHA:2024:22581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
23/8447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering na eerdere afwijzingen en beoordeling van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een Wajong-uitkering aanvroeg, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had in het verleden meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die telkens waren afgewezen. De rechtbank beoordeelde of de afwijzing van de herhaalde aanvraag van 5 januari 2023 terecht was. Eiser stelde dat hij niet in staat was om te werken vanwege medische klachten, waaronder diabetes type I en een amputatie van zijn rechterbeen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldig had beoordeeld of eiser arbeidsvermogen had op de dag dat hij achttien jaar werd en in de zogenaamde Amberperiode, die vijf jaar na zijn achttiende verjaardag loopt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende medische informatie had overgelegd die aantoonde dat hij tijdens deze periodes geen arbeidsmogelijkheden had. De rechtbank bevestigde dat de eerdere afwijzingen terecht waren en dat eiser over arbeidsvermogen beschikte. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.P.R.M. Dekker),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering – Kalay).

Inleiding

Met het besluit van 14 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Met het besluit van 10 november 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan de procedure
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft in 1998 18-jarige leeftijd bereikt.
1.2.
Op 19 maart 2019 heeft eiser een eerste aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Hij heeft daarbij vermeld dat de diagnose diabetes type-I bij hem is vastgesteld, ook heeft hij een amputatie gehad van zijn rechterbeen en een operatie aan zijn linkervoet waardoor hij rolstoelafhankelijk is. Ook stelt eiser dat hij niet kan functioneren in de maatschappij. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 april 2019 afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Er kon volgens de verzekeringsarts geen uitspraak gedaan worden over de belastbaarheid van eiser ten tijde van het 18e levensjaar en eiser heeft in het verleden gefunctioneerd in arbeid waardoor hij niet tot de doelgroep van de Wajong behoort. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 17 juli 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld. Dit besluit staat in rechte vast.
1.3.
Op 12 augustus 2019 heeft eiser een tweede aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Deze herhaalde aanvraag heeft verweerder met het besluit van 22 augustus 2019 afgewezen omdat eiser na zijn 18e verjaardag meer dan een jaar heeft gewerkt waarmee hij tenminste het minimumloon heeft verdiend. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat in rechte vast.
1.4.
Op 24 maart 2020 heeft eiser een derde aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Met het besluit van 21 april 2020 is de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 13 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld. Dit besluit staat in rechte vast.
1.5.
Op 7 oktober 2020 heeft eiser een vierde aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Na een medische beoordeling heeft verweerder met het besluit van 4 november 2020 de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat in rechte vast.
1.6.
Op 15 maart 2021 heeft eiser een vijfde aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Na een medische beoordeling heeft verweerder met het besluit van 12 mei 2021 de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat in rechte vast.
1.7.
Op 28 december 2021 heeft eiser een zesde aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Na een medische beoordeling heeft verweerder met het besluit van 20 januari 2022 de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat in rechte vast.
1.8.
Op 5 januari 2023 heeft eiser een zevende aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van de eerder genomen afwijzende besluiten. Na een medische beoordeling heeft verweerder het primaire besluit genomen, omdat er geen nieuwe informatie is ingebracht die tot een ander besluit zal leiden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.9.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 26 oktober 2023 ten grondslag. Voor het onderzoek is dossierstudie verricht. De verzekeringsarts b&b overweegt dat eiser, evenals bij de eerdere aanvragen, geen medische informatie overgelegd waaruit kan blijken welke beperkingen hij had op grond van welke diagnoses rond het 18e levensjaar. Er wordt zodoende geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts dan wel van de eerdere besluiten.
De standpunten van partijen
2.1.
Eiser is het niet eens met het standpunt van verweerder. Wat betreft de klachten voert eiser aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten die hij ervaart, het drugsgebruik en de depressies. Ter onderbouwing legt eiser aanvullende medische informatie over. Eiser voert ook aan dat hij nooit in staat was om te werken nu hij een behoorlijke periode in detentie heeft doorgebracht. Als verweerder informatie heeft op grond waarvan blijkt dat eiser dat wel gedaan heeft dan komt dat omdat een andere persoon de gegevens van eiser heeft gebruikt.
2.2.
Verweerder ziet geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen en voert hiertoe – in het kort – het volgende aan. Eiser vermeldt in het beroepsschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden, ook wordt er geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat er al sprake was van medische problematiek tijdens het 18e levensjaar. Eiser heeft zelf bij de arbeidsdeskundige op 8 april 2019 verklaard dat hij gewerkt heeft bij PRP schoonmaakbedrijf. Uit het strafblad dat eiser over heeft overgelegd blijken ook geen langdurige detenties tijdens het 18e levensjaar en de vijf jaar erna.
Beoordeling door de rechtbank
Het beoordelingskader
3. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. [1] Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb), kan worden beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
4. Verweerder heeft naar aanleiding van de herhaalde aanvraag van 5 januari 2023 inhoudelijk beoordeeld of er reden is om de beoordeling die ten grondslag ligt aan de eerdere afwijzingen voor onjuist te houden. Dit betekent dat het bestreden besluit zal worden getoetst aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware het een eerste besluit op de aanvraag.
5.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
5.2.
Bij de beoordeling of iemand geen arbeidsvermogen heeft, gelden vier cumulatieve criteria [2] , namelijk:
a. de mogelijkheid om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie;
b. het beschikken over basale werknemersvaardigheden;
c. ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag het wettelijk minimumuurloon verdienen; en
d. ten minste een uur aaneengesloten werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
5.3.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet verweerder dus beoordelen of (ten minste) een van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen. Dit is een erg streng toetsingskader.
Heeft eiser recht op een Wajong-uitkering?
6. De beoordeling die de rechtbank moet doen, betreft de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering omdat hij arbeidsvermogen had op de dag dat hij achttien jaar werd en in de Amberperiode, zijnde de periode van vijf jaar gerekend vanaf de achttiende verjaardag van eiser. Die periode loopt vanaf [geboortedatum] 1998 tot en met [geboortedatum] 2003 (de periode in geding).
7. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid naar vaste rechtspraak in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn (dat betekent dat ze tot een onbetwistbare conclusie moeten leiden). Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
8. Bij een laattijdige aanvraag zoals hier aan de orde moet een beoordeling plaatsvinden over een tijdstip in het verleden. Volgens vaste rechtspraak [3] ligt de bewijslast bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. Dit betekent dat het voor risico komt van eiser als onvoldoende gegevens over zijn gezondheidstoestand en over de arbeidskundige situatie in het betreffende tijdvak beschikbaar zijn.
9.1.
De rechtbank overweegt dat eiser voorafgaande aan de meest recente aanvraag meerdere malen is beoordeeld door zowel primaire verzekeringsartsen als verzekeringsartsen b&b. Eiser heeft in het kader van zijn eerste aanvraag medische stukken ingediend en is toen ook door een verzekeringsarts gezien op een spreekuur. Dat het onderzoek door een (aan eiser te wijten) onderbreking vroegtijdig is stopgezet en dat de belastbaarheid niet is vastgesteld betekent niet dat het onderzoek niet volledig is geweest. Uit het rapport blijkt namelijk dat alle klachten, namelijk diabetes mellitus, de amputatie van het rechteronderbeen, de operatie aan de linkervoet, en medische informatie zijn meegenomen in de beoordeling. Eiser heeft na deze eerste aanvraag ook meerdere keren aanvullende (medische) stukken ingediend bij nieuwe aanvragen. De rechtbank is gebleken dat deze stukken bij elke beoordeling zijn betrokken bij de beoordelingen door de verzekeringsartsen.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in het rapport van 26 oktober 2023 op een inzichtelijke en zorgvuldige wijze verslag heeft gedaan van de onderzoeksbevindingen en de daarop gebaseerde conclusies. De verzekeringsarts b&b heeft dossierstudie verricht. De verzekeringsarts b&b overweegt dat de amputatie van het rechteronderbeen in verband met complicaties van diabetes mellitus ver na de datum in geding heeft plaatsgevonden, namelijk in 2016. De klachten die eiser benoemt en de medische gegevens die eiser heeft overgelegd, naast de gegevens over het opleidings- en arbeidsverleden van eiser, zijn kenbaar meegenomen in de beoordeling. Op grond van de (medische) gegevens die al aanwezig waren in het dossier is er geen aanleiding gezien om eiser op spreekuur te onderzoeken. De medische informatie die is overgelegd in beroep geeft de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen.
9.3.
Ter zitting heeft de rechtbank gevraagd of zij over alle medische informatie beschikt. Eiser heeft hierop geantwoord dat er nog medische informatie opgevraagd kan worden bij de voormalig huisarts over de periode vóór 2019. Daargelaten dat het eiser is op wie in deze zaak de bewijslast rust, zie 7 hiervoor, moet de rechtbank constateren dat er informatie over die periode, zoals de brief van de revalidatiearts van 19 mei 2017 aan de voormalig huisarts, in het dossier aanwezig is zodat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek.
9.4.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd dat er geen medische gegevens zijn overgelegd op grond waarvan het aannemelijk is dat eiser rond zijn 18e verjaardag of in de Amberperiode als gevolg van ziekte of gebrek geen arbeidsmogelijkheden had. De rechtbank ontkent niet dat eiser beperkingen heeft, echter is niet gebleken dat deze beperkingen aanwezig waren tijdens het 18e levensjaar dan wel dat de klachten die aanwezig waren tijdens het 18e levensjaar eiser belemmerden in het uitvoeren van arbeid. Hierbij is van belang dat eiser tijdens de Amberperiode gewerkt heeft. Uit de beschikbare informatie in het dossier blijkt namelijk dat eiser in de periode van 2000 tot en met 2002 werkzaam is geweest bij PRP Schoonmaakbedrijf BV (PRP) en dat er ook loonheffing is afgedragen. Dat eiser stelt nooit werkzaam geweest te zijn bij PRP maakt het oordeel niet anders nu zijn stelling niet onderbouwd wordt met stukken. Ook is de rechtbank niet gebleken dat eiser niet werkzaam is geweest in verband met een overlappende periode van detentie. Daarnaast is mede van belang dat eiser, ondanks het niet volledig afronden van een opleiding, een MBO-opleiding heeft kunnen volgen en opleidingsniveau 3 heeft kunnen behalen. Deze gegevens ondersteunen het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat eiser niet in aanmerking komt voor de Wajong. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
9.5.
Verder bevestigt de rechtbank hetgeen de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft gesteld, namelijk dat het bij voortduring herhalen van aanvragen voor een Wajong-uitkering geen zin heeft zolang eiser daarbij geen nieuwe relevante medische informatie inbrengt over de relevante periode (de dag dat hij achttien jaar werd en de Amberperiode, zijnde de periode van vijf jaar gerekend vanaf zijn achttiende verjaardag).
9.6.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft terecht de herhaalde aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering afgewezen, omdat eiser over arbeidsvermogen beschikt.
11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1 en 2, van16 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:51 en 52 en van 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1157.
2.Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581 en de uitspraak van 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565.