In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 december 2024, wordt het beroep van eiser, een inwoner van België, tegen de definitieve jaarrekening over zorgjaar 2020 beoordeeld. Eiser ontvangt een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een bedrijfspensioen van TNO. Hij is als verdragsgerechtigde aangemerkt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en is verplicht een buitenlandbijdrage te betalen, die wordt ingehouden op zijn pensioenen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) van 22 december 2023, waarin de buitenlandbijdrage voor zorgjaar 2020 is vastgesteld op € 5.775,84. Eiser is van mening dat het onterecht is dat zijn bedrijfspensioen als wettelijk pensioen wordt behandeld en dat de inhouding op zijn bedrijfspensioen onrechtmatig is. Hij beroept zich op Europese wetgeving en eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank oordeelt dat de argumenten van eiser niet opgaan en dat de inhouding van de buitenlandbijdrage op zijn bedrijfspensioen rechtmatig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.