Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De geldigheid van de dagvaarding
4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
5.De bewijsbeslissing
Hierna worden eerst overwegingen gewijd aan de historie van de verschillende autobedrijven waarmee [de verdachte] vanaf 2014, en later ook [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in verband kunnen worden gebracht. De rechtbank stelt daarbij vast dat in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [de verdachte] , dat in de loop der tijd voortdurend op naam van anderen werd gezet, om te verhullen dat hij steeds de feitelijke eigenaar was. Hetzelfde geldt voor meerdere wagenparken en voertuigen. De rechtbank stelt ook vast dat het startkapitaal van [de verdachte] ’s eerste (auto)bedrijf uit misdrijf afkomstig is geweest, waarna bij de opvolgende bedrijven sprake is geweest van vervolgtransacties met dat criminele vermogen. Dit heeft tot gevolg dat het vermogen van al die verschillende bedrijven wordt aangemerkt als middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig. Dat geldt ook voor het vermogen van [bedrijfsnaam 6] B.V., waaronder wordt begrepen de in 2019 in en rondom de showroom op de [adres 3] in Noordwijk in beslag genomen 30 voertuigen. De rechtbank stelt vast dat in de loop der tijd aan het criminele vermogen ook nieuwe vermogensbestanddelen zijn toegevoegd, die op hun beurt afkomstig waren uit enig misdrijf. Een en ander blijkt uit de bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat veel van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zijn witgewassen. Voor de meeste van die voorwerpen kan niet worden vastgesteld dat zij afkomstig zijn uit een direct aan te wijzen misdrijf. De rechtbank is, gelet op de na te noemen overwegingen, echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat zij uit enig misdrijf afkomstig zijn.
5.4.3. Relevante bedrijven
31 augustus 2013, ten bedrage van € 125.000,-. Deze overeenkomst is vertaald naar het Nederlands en ter terechtzitting overgelegd. [de verdachte] en de geldschieter, de heer [naam 10] , zijn hierover ter terechtzitting gehoord. De rechtbank acht het op zichzelf niet onaannemelijk dat sprake is geweest van een geldleningsovereenkomst tussen beiden. Zij acht de gestelde gang van zaken rondom de uitbetaling van het geldbedrag aan [de verdachte] en de terugbetaling door hem echter onaannemelijk. Daarbij is van belang dat [de verdachte] en [naam 10] hebben verklaard dat het geldbedrag - hoewel de overeenkomst uitgaat van betaling ineens op de datum van ondertekening - in vier tot zes gedeeltes contant is uitbetaald in Turkije, ofwel aan [de verdachte] zelf, ofwel aan “vrienden” van hem. Zij konden beiden geen heldere antwoorden geven op de vraag om wie dat precies ging en waar de overdracht dan plaatsvond. Dat zou onder meer in “een café” zijn geweest en volgens [de verdachte] ook eens in de auto van [naam 10] , maar dat laatste kwam [naam 10] zelf tijdens diens getuigenverhoor onbekend voor. Verder hebben beiden over de uitbetaling noch de terugbetaling enige administratie (zoals kwitanties) bijgehouden, omdat het “een kwestie van vertrouwen” was. Zelfs als de rechtbank ervan uit gaat dat het geldbedrag wel daadwerkelijk is uitbetaald, dan acht zij het niet aannemelijk dat dit bedrag daadwerkelijk het startkapitaal van genoemde bedrijven heeft gevormd. [de verdachte] kon ter terechtzitting namelijk geen helder antwoord geven op de vraag in welk bedrijf hij het bedrag precies had geïnvesteerd. Daarnaast ontbreekt enige administratieve verantwoording van deze zeer aanzienlijke contante storting en ontbreken de vermeende financiële (vervolg)transacties die daarmee zouden zijn gedaan.
augustus 2015 tot 24 juni 2016: [naam 14]
[medeverdachte 4]
De genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Een (concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring over de herkomst van het vermogen van [bedrijfsnaam 1] B.V. is door geen van de verdachten gegeven. Daarom stelt de rechtbank vast dat het vermogen middellijk en gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met het uit misdrijf afkomstige startkapitaal van [de verdachte] ’s eerste (auto)bedrijf.
zijnbedrijf was, dat de genoemde 22 auto’s van [bedrijfsnaam 1] B.V. van hem waren en dat hij er daarom niet voor heeft betaald. Dit laatste vindt echter op geen enkele manier steun in het dossier. De rechtbank verwijst naar de bewijsmiddelen in de bijlage. Van de door [bedrijfsnaam 6] B.V. ingekochte voertuigen zijn gedurende het strafrechtelijke onderzoek en het boekenonderzoek van de Belastingdienst überhaupt geen inkoopfacturen of inkoopverklaringen aangetroffen. [61] Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [bedrijfsnaam 6] B.V. vanaf de oprichting een rol speelt bij diverse strafbare feiten, waaronder witwassen van vele voertuigen en (poging tot) afpersing, begaan door (leden van) de criminele organisatie, waarover hierna zal worden overwogen. Daarmee verkregen gelden en goederen komen blijkens de bewijsmiddelen ook ten bate van [bedrijfsnaam 6] B.V. [bedrijfsnaam 6] B.V. biedt blijkens de bewijsmiddelen diverse voertuigen te koop aan die op naam van een ander staan. Tijdens de doorzoeking van [bedrijfsnaam 6] B.V. op 18 juni 2019 en de dagen erna worden in en nabij de showroom aan de [adres 3] , 30 voertuigen in beslag genomen. Deze 30 wagens vormen de bedrijfsvoorraad. [62]
De rechtbank concludeert op grond van de bovenstaande bewijsoverwegingen en de gebruikte bewijsmiddelen dat tussen 2014 en 2019 in feite sprake was van één en hetzelfde autobedrijf van [de verdachte] (en aan het eind ook van [medeverdachte 1] ), dat in de loop der tijd op naam van meerdere personen, onder wie katvangers werd gezet. Ook de wagenparken en voertuigen werden regelmatig op naam van een ander gezet. Overnames van bedrijven en individuele voertuigen werden niet of niet correct verantwoord in de administratie. Vaak ontbrak die administratie zelfs in het geheel, waardoor de oorsprong van het geld niet kon worden geverifieerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat facturen of overeenkomsten regelmatig vals of gebrekkig waren, dat vaak sprake was van contante stortingen en opnames van grote geldbedragen, grote cashbetalingen, betalingen naar persoonlijke rekeningen, alsmede geldstromen en overboekingen zonder (duidelijke) omschrijving of reden of onderliggende overeenkomst. Door dergelijke handelingen is in de sfeer van het autobedrijf op grote schaal en gedurende lange tijd van diverse voorwerpen die men verwierf, voorhanden had, gebruikte, overdroeg of omzette, verborgen en verhuld wat de werkelijke herkomst was of wie de werkelijke rechthebbende was. Die handelingen hadden onmiskenbaar het verbergen of verhullen van de criminele aard van de voorwerpen tot doel en die handelingen waren daartoe ook geschikt.
- de afgifte van 30.000 euro (afkomstig van een lening in verband met een BMW met kenteken [kenteken 4] );
- de afgifte van 7.000 / 7.500 euro (maandelijkse betalingen); en
- het aangaan van een lening van 30.000 euro.
- een gesprek op 20 februari 2016 waarin [de verdachte] zegt dat hij in totaal 10.000 lira kan uitlenen, maar dat zijn geld bij zijn moeder ligt,
- een gesprek op 13 juni 2019 waarin [medeverdachte 1] tegen mevrouw [naam 20] zegt dat zij 1000 lira van dat geld moet nemen en aan [medeverdachte 4] moet geven, en
- een gesprek van 16 juni 2019 waarin [de verdachte] aan zijn moeder vraagt of papa (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) geld bij haar voor hem heeft achtergelaten, hetgeen mevrouw [naam 20] bevestigt. Hierna zegt mevrouw [naam 20] dat hij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) samen met [medeverdachte 3] , nee Richard was langs geweest en 3300 heeft meegenomen, waardoor het 4300 minder is geworden.
- een gesprek op 5 april 2019 waarin [de verdachte] met [naam 13] praat over het pakken van 1500 uit die tas,
- een gesprek op 30 mei 2019 waarin [de verdachte] met [naam 13] praat over een deur die heeft opengestaan en dat hij daarom het geld heeft weggehaald, en
- chats met een meegestuurde foto tussen [de verdachte] met [naam 13] over hun zoon die geld heeft gevonden.
- [naam 13] op 1 april 2019: Kan ik straks 1000 ophalen bij jou? Voor aflossingen? K kan die 400 thuis pakken dan nog 600
- [naam 13] op 3 april 2019: Hey [de verdachte] k heb 600 nodig om ff te storten en ff wat geld voor boodschappen?
- [de verdachte] op 5 april 2019: Ik kan jou kosten niet aan!! €6000 is bizar!
- [naam 13] op 11 april 2019: Kan je 575 euro overmaken op mijn ING rekening? K moet ff KPN betalen
- [naam 13] op 22 april 2019: [de verdachte] je moet ff als je kan geld geven (…)
- [naam 13] op 15 mei 2019: K heb geen geld meer (…)
- [naam 13] op 16 mei 2019: (…) mag k geld pakken van dat geld wat jw pa me gisteren gaf?
- [de verdachte] op 17 mei 2019: Waar is t geld? Heb je alleen 1 stapel gepakt?
- [naam 13] op 20 mei 2019: Wil je alsjeblieft 200 overmaken naar ING of ABN (…)
- [naam 13] op 29 mei 2019: Moet echt vandaag 1000 storten voor rekeningen
- [naam 13] op 6 juni 2019: K was helemaal vergeten heb afspraak over kwartier bij schoonheidsspecialist kan jij aub wat geld overmaken
anderautobedrijf, op naam van [medeverdachte 4] was. Immers staat op de factuur diens adres en niet het adres van [bedrijfsnaam 6] B.V. Ook anderszins is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte (tezamen en in vereniging met een of meer anderen) de bedrijfsinventaris en/of meubilair van [bedrijfsnaam 1] B.V. heeft witgewassen. Daarom wordt hij daarvan vrijgesproken.
als bestuurder of commissarisvan dat bedrijf heeft gedaan. De bestuurder van dat bedrijf was immers [naam 21] . Van een medeplegende rol van [de verdachte] blijkt ook onvoldoende. Daarom wordt de verdachte van dit feit vrijgesproken.
6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De strafoplegging
vijf jaren en zes maandenmet zich brengt. Slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren doet recht aan de ernst, de duur en de intensiteit van de misdrijven die door [de verdachte] zijn gepleegd. De op te leggen gevangenisstraf is van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder strafbare feiten komt dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd.
9.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
10.Het inbeslaggenomen voorwerp
11.De voorlopige hechtenis
12.De toepasselijke wetsartikelen
13.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (VIJF) JAREN EN 6 (ZES) MAANDEN