ECLI:NL:RBDHA:2024:21542
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 14 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank baseert haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft op 12 oktober 2023 illegaal via Kroatië de EU binnengekomen en daar op dezelfde dag een asielverzoek ingediend. Nederland heeft op 18 juli 2024 Kroatië verzocht eiser terug te nemen, wat op 1 augustus 2024 door Kroatië is geaccepteerd. Eiser betoogt dat hij niet veilig is in Kroatië vanwege eerdere pushbacks en een gebrek aan opvang, maar de rechtbank oordeelt dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Kroatië.
De rechtbank concludeert dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij erop kan vertrouwen dat Kroatië de asielaanvraag van eiser op een correcte manier zal behandelen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de minister zouden dwingen om de aanvraag onverplicht te behandelen. De rechtbank wijst erop dat de persoonlijke ervaringen van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van onevenredige hardheid bij de overdracht aan Kroatië. De uitspraak eindigt met de mededeling dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.