In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiseres, die stelt de Irakese nationaliteit te hebben, diende op 14 april 2022 een verzoek tot naturalisatie in. Dit verzoek werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 20 september 2023, met een bevestiging van de afwijzing in het bestreden besluit van 9 februari 2024. De staatssecretaris had twijfels over de identiteit en nationaliteit van eiseres, gebaseerd op een onderzoek van Bureau Documenten, dat op 7 april 2024 werd uitgevoerd. Eiseres had documenten overgelegd, waaronder een Iraaks paspoort en een geboorteakte, maar de echtheid van deze documenten werd betwijfeld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de identiteit en nationaliteit van eiseres. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren en dat de legalisaties van de documenten niet als betrouwbaar kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiseres te horen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en de rol van de staatssecretaris in het beoordelen van de bewijswaarde van de overgelegde documenten. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris niet zonder meer kan afgaan op de inhoud van de overgelegde documenten, vooral als er twijfels zijn over de echtheid ervan.