ECLI:NL:RBDHA:2024:212
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het invorderingsbesluit van een dwangsom in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, wordt het beroep van eiser tegen het invorderingsbesluit van een dwangsom van € 2.500 beoordeeld. Eiser, eigenaar van een pand dat hij verhuurt aan een supermarkt, heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen een eerder opgelegde last onder dwangsom. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de invordering van de dwangsom, die volgens verweerder is verbeurd omdat eiser niet heeft voldaan aan de opgelegde last. Eiser betwist de overtreding en stelt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het gebruik van het pand door de supermarkt. De rechtbank oordeelt dat het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom in rechte onaantastbaar is en dat de invordering van de dwangsom terecht is. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat hij niet in staat is de dwangsom te betalen en de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn gedeeltelijk toe. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft.