ECLI:NL:RBDHA:2024:20836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 23 oktober 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 26 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval had Nederland een verzoek om overname bij Frankrijk ingediend, dat door Frankrijk was aanvaard. Eiser betoogde dat het voornemen onzorgvuldig tot stand was gekomen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelde dat het voornemen een voorbereidingshandeling was en niet gericht op rechtsgevolgen. De rechtbank concludeert dat de beschikking uitgebreider gemotiveerd was dan het voornemen en dat er geen grond is voor het oordeel dat er sprake is van onzorgvuldigheid.
Eiser voerde ook aan dat hij in Frankrijk geen opvang zou krijgen en op straat zou belanden, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure in Frankrijk die het vertrouwen in de Franse autoriteiten zouden ondermijnen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet eerder als Dublinclaimant aan Frankrijk is overgedragen en dat hij niet kan putten uit eigen ervaring. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.