In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 november 2024, zijn twee vervolgberoepen aan de orde, beide gerelateerd aan de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eerste zaak betreft de maatregel van bewaring die op 18 oktober 2024 is opgelegd, welke niet tijdig is omgezet na de indiening van een verblijfsaanvraag op 24 oktober 2024. De rechtbank oordeelt dat de maatregel onrechtmatig was van 28 oktober tot 5 november 2024, en kent de eiser een schadevergoeding toe van € 450,-, gematigd vanwege het niet naleven van de indieningsprocedure door de gemachtigde van de eiser. De tweede zaak betreft de maatregel van bewaring van 5 november 2024, die door de rechtbank als rechtmatig wordt beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de onrechtmatigheid van de eerdere maatregel niet doorwerkt naar de tweede maatregel, omdat er geen ernstige schending van het recht op vrijheid is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep in de eerste zaak gegrond en het beroep in de tweede zaak ongegrond. De Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding en de proceskosten van de eiser worden vastgesteld op € 1.750,-.