ECLI:NL:RBDHA:2024:2010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.3802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en beoordeling zicht op uitzetting in vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 7 september 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft beroep aangetekend tegen de rechtmatigheid van deze maatregel, terwijl de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. Luik, de maatregel verdedigt.

De rechtbank heeft eerder al uitspraak gedaan over de maatregel van bewaring en heeft in deze procedure de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel opnieuw beoordeeld. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn, omdat de Marokkaanse autoriteiten de aanvraag voor een laissez-passer (lp) nog steeds in onderzoek hebben. De rechtbank oordeelt echter dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met eerdere uitspraken en dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting. De rechtbank wijst erop dat er in 2022 en 2023 meerdere lp's zijn verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten, wat de conclusie ondersteunt dat er nog steeds zicht op uitzetting bestaat.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 7 september 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 22 september 2023. [1] Op een vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 4 december 2023. [2]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
4.1.
Uit de uitspraak van 4 december 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 27 november 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn. Er is op 7 september 2023 een laissez-passer (lp) aangevraagd, maar ondanks schriftelijke rappels van de staatssecretaris hebben de Marokkaanse autoriteiten de zaak nog steeds in onderzoek. De staatssecretaris heeft tweemaal extra aandacht gevraagd voor eisers aanvraag, maar ook dat heeft niet tot resultaat geleid. Volgens eiser kan, na vijf maanden van onderzoek, niet verwacht worden dat binnen een redelijke termijn alsnog een lp zal worden afgegeven. Daarom kan niet gezegd worden dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is en is de maatregel van bewaring onrechtmatig. Eiser vindt voor zijn standpunt steun in een uitspraak van deze rechtbank van 17 oktober 2023. [4]
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. In de uitspraak waarnaar eiser verwijst ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De situatie in die zaak is niet vergelijkbaar met eisers situatie. De periode van inbewaringstelling was vele malen langer, de aanvraag voor een lp was veel langer in behandeling en het aantal rappels was ook vele malen groter.
De rechtbank wijst erop dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [5] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer zo is. Op de zitting heeft de staatssecretaris inzicht gegeven in het aantal door de Marokkaanse autoriteiten verstrekte lp’s in 2022 en 2023. In 2022 zijn 30 lp’s verstrekt en in 2023 (tot 1 november 2023) zijn 180 lp’s verstrekt. Dat de Marokkaanse autoriteiten, ondanks meerdere rappels van de staatssecretaris, de aanvraag van eiser nog in onderzoek hebben, is onvoldoende voor de conclusie dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in het individuele geval van eiser ontbreekt. De aanvraag om een lp loopt nog steeds en aanknopingspunten dat de Marokkaanse autoriteiten geen lp gaan afgeven ontbreken. Hierdoor bestaat nog steeds de mogelijkheid dat de Marokkaanse autoriteiten aan eiser een lp zullen verstrekken. Bovendien blijkt dat eiser op 7 december 2023 en 5 januari 2024 medewerking aan vertrekgesprekken heeft geweigerd, ondanks de op hem rustende verplichting om zijn actieve en volledige medewerking te verlening aan zijn uitzetting. Medewerking van eiser zou zijn uitzetting bespoedigen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Zaaknummer NL23:32006, uitspraak rechtbank Den Haag, zp Roermond, ECLI:NL:RBDHA:2023:15585.
5.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.