ECLI:NL:RBDHA:2024:2010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en beoordeling zicht op uitzetting in vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 7 september 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft beroep aangetekend tegen de rechtmatigheid van deze maatregel, terwijl de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. Luik, de maatregel verdedigt.
De rechtbank heeft eerder al uitspraak gedaan over de maatregel van bewaring en heeft in deze procedure de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel opnieuw beoordeeld. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn, omdat de Marokkaanse autoriteiten de aanvraag voor een laissez-passer (lp) nog steeds in onderzoek hebben. De rechtbank oordeelt echter dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met eerdere uitspraken en dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting. De rechtbank wijst erop dat er in 2022 en 2023 meerdere lp's zijn verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten, wat de conclusie ondersteunt dat er nog steeds zicht op uitzetting bestaat.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier, en is openbaar uitgesproken.