ECLI:NL:RBDHA:2023:19095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.36523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van de eiser beoordeeld. De maatregel is opgelegd op 7 september 2023 en eerder getoetst op 22 september 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 27 november 2023 en bepaald dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt uit dat als de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond zou verklaren en de maatregel zou opheffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Marokko is, ondanks dat de Marokkaanse autoriteiten nog geen laissez-passer hebben afgegeven. De staatssecretaris heeft extra aandacht gevraagd voor de lopende zaken bij de Marokkaanse ambassade, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt.

De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 7 september 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep bij uitspraak van 22 september 2023. [1]
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 27 november 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt daarom of het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
5. Uit de uitspraak van 22 september 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 19 september 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser betoogt dat nog steeds geen laissez-passer (lp) is afgegeven. Ook na twee keer extra aandacht te hebben gevraagd voor alle lopende zaken bij de Marokkaanse ambassade geven de Marokkaanse autoriteiten geen lp af. De Marokkaanse autoriteiten laten enkel weten dat de lp-aanvraag nog in onderzoek is. De afgifte van een laissez-passer binnen een redelijke termijn valt niet te verwachten.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [3] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer zo is. De staatssecretaris heeft op 20 september 2023 extra aandacht gevraagd voor de lopende zaken bij de Marokkaanse ambassade. Op 16 november 2023 heeft de staatssecretaris overleg gevoerd met de Marokkaanse ambassade op zakelijk niveau en wederom extra aandacht gevraagd voor alle lopende zaken. De Marokkaanse autoriteiten hebben te kennen gegeven dat de lp-aanvraag van eiser in onderzoek is. Dat de Marokkaanse autoriteiten, ondanks de gevoerde gesprekken, nog geen lp hebben afgegeven is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven. Verder heeft eiser geen enkele actieve medewerking verleent aan het verkorten van de bewaringsduur.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 22 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16056.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.