ECLI:NL:RBDHA:2024:19599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
09/213031-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor 12 verdachten na hevige ongeregeldheden zalencentrum Den Haag

Op 26 november 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen 12 verdachten die betrokken waren bij ongeregeldheden bij het Opera Zalencentrum in Den Haag op 17 februari 2024. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 5 tot 18 maanden, waarbij een deel van de straffen voorwaardelijk is opgelegd. De ongeregeldheden ontstonden tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Federatie Eritrese Gemeenschappen, waar ongeveer 1500 mensen aanwezig waren. Tegenstanders van het Eritrese regime probeerden het zalencentrum binnen te dringen, wat leidde tot gewelddadige confrontaties met de politie en de Mobiele Eenheid (ME). Politieagenten werden bekogeld met stenen, en er werden voertuigen in brand gestoken. De rechtbank oordeelde dat het geweld als een geheel van geweldshandelingen kan worden aangemerkt, waarbij de verdachten een actieve bijdrage hebben geleverd aan de geweldpleging. De rechtbank heeft ook schadeclaims van 87 benadeelde partijen, waaronder politieagenten, toegewezen, en de verdachten zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/213031-24
Datum uitspraak: 26 november 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Eritrea)
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 14 en 15 oktober (inhoudelijke behandeling) en 12 november 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. B. van Straaten en mr. S.K.S. Toelsie (hierna: de verdediging) naar voren is gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de toelichting van mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn, advocaten van benadeelde partijen, en de toelichting van E.J. Kagie, gemachtigde van benadeelde partij Nationale politie. Ook andere benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg),in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- ( met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en/of randweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere geparkeerde voertuigen een rijbaan op te duwen, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie toch onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
Tegen de verdachte is de verdenking gerezen dat hij in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij en rondom het zalencentrum.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde gedeeltelijk bewezen kan worden verklaard. Voor zover nodig, zal de rechtbank hieronder ingaan op de verweren van de verdediging.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1.
Bewijsmiddelen [1]
Ongeregeldheden 17 februari 2024
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld in een groepsapp die een groep tegenstanders met elkaar onderhield. [2]
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en stenen. [3] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen.
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’s aangetroffen. [4] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, escaleerde de situatie. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. [5] Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd met vuurwerk gegooid. [6] De politie heeft meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [7] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum om zodoende de tegenstanders te verjagen en te verspreiden. Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [8] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders te verspreiden en weg te drijven in de richting van de Parallelweg. [9] Hierbij heeft de politie een linie gevormd die van de Fruitweg naar de Parellelweg bewoog. Tijdens deze charge werden weer stenen en ook fietsen naar de politie en de ME gegooid. De tegenstanders maakten ook met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. De politie gebruikte pepperspray om hen op afstand te houden. [10] Het geweld dat tegen de politie en de ME werd gebruikt was groot en door de druk op de linie was deze niet meer houdbaar. [11] De tegenstanders bleven met stenen en fietsen gooien; ijzeren palen werden uit de grond getrokken. [12] Stenen veranderden in stoeptegels en stenen plantenbakken. [13]
Tegenstanders gooiden brandend materiaal onder een politievoertuig. [14] Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [15] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. Leden van de ME zijn nog kortstondig uit hun voertuig geweest, maar het bleek niet meer veilig om dat te doen. De groep tegenstanders was te groot, te massaal en te goed georganiseerd aanwezig. [16] De druk op het cordon werd onhoudbaar, traangas werd ingezet. [17] Diverse tegenstanders pakten door politieambtenaren geworpen traangasgranaten op en gooiden deze weer naar hen terug. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen. Vervolgens arriveerde versterking, de ME uit Rotterdam, waarmee werd voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. [18] In het zalencentrum brak paniek uit en werd gegild. [19] Door de spanning en warmte werden verschillende bezoekers onwel. [20]
Er werden (dienst)voertuigen in brand gestoken. Ook een touringcar werd in brand gestoken, waardoor diverse auto’s rondom deze touringcar in brand raakten en een gebouw dat gevaar liep. [21] Als gevolg van het geweld kon de brandweer de voertuigen niet blussen. [22] De brandweerlieden werden belaagd met stenen. [23] De voertuigen stonden dicht bij de gevel van het zalencentrum, als gevolg waarvan er rookontwikkeling in het zalencentrum optrad. [24] Later stond de voorzijde van het zalencentrum in brand. [25] De ramen van dat pand barstten. [26]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn er trottoirtegels losgetrokken om mee te gooien. [27] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [28] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [29] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg zijn vernielingen aangericht. [30] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [31] of geheel uitgebrand. [32] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld, met schade tot gevolg. [33]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn ook een fotograaf [34] en een verslaggever belaagd. [35] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen/voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [36] en de verslaggever [37] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [38] , (schaaf)wonden, zwellingen [39] , verrekkingen [40] en kneuzingen. [41] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [42] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen, waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [43]
Het handelen van de verdachte
Op 4 april 2024 heeft verbalisant Veldhuizen diverse camerabeelden bekeken van 17 februari 2024. Het gaat om de camerabeelden van de bodycam van een agent vanaf 14.46 uur, de camerabeelden van District 8 vanaf 18.18 uur en de camerabeelden van de gemeente Den Haag (camera 552) tussen 18.34 uur en 19.53 uur. Op deze camerabeelden heeft hij waargenomen dat een manspersoon (NN013) enkele tientallen keren stenen of voorwerpen naar de ME (bussen) gooit en de confrontatie opzoekt met de ME en inloopt op de ME. [44]
Uit de historische zendmastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte, te weten + [telefoonnummer] blijkt dat dit nummer op 17 februari 2024 vanaf 16.12 uur tot en met 20.12 uur de zendmasten aan de Fruitweg [nummer 1] en de Hoefkade [nummer 2] te Den Haag heeft aangestraald. Deze zendmasten bevinden zich in de directe omgeving van het zalencentrum. [45]
Op de terechtzitting van 14 oktober 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij tegenstander is van het regime in Eritrea en dat hij op 17 februari 2024 tijdens de ongeregeldheden aanwezig was bij het zalencentrum. Op de hiervoor genoemde beelden heeft de verdachte zichzelf herkend als zijnde NN013. [46]
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij bij de ongeregeldheden driemaal aan de politie heeft gevraagd om het feest stop te zetten en dat hij stenen heeft gegooid. [47]
3.4.2.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte medepleger is van openlijk gepleegd geweld en zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het “in vereniging” plegen van openlijk geweld moet worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. [48]
Van het “in vereniging” plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. [49] De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. [50] Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. [51] Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. Een bijdrage van voldoende gewicht kan mede bestaan uit het filmen van de geweldshandelingen als onderdeel van een gezamenlijke actie. [52] De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. [53]
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
Op basis van de hiervoor gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Het gemeenschappelijke doel van de groep was om die bijeenkomst te laten stoppen. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Verder staat vast dat rond 16.45 uur voor het eerst buiten het zalencentrum naar de politie met stenen werd gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten. De groep demonstranten was op dat moment aangezwollen tot ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten bij het zalencentrum naar binnen wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, de groep uiteen te drijven en te verjagen, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Nadien is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg, waar rond 21.30 uur de rust weerkeerde.
Het geweld voltrok zich dus op plekken die zich op een geringe afstand van elkaar bevonden, in een tijdsbestek van vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de één bevorderde dat de ander mee ging doen of mee bleef doen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Het geweld tegen de politie en de brandstichtingen aan de voertuigen dienden hetzelfde achterliggende doel, namelijk het verstoren van de bijeenkomst in het zalencentrum. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld, waaronder de brandstichtingen, dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het zevende gedachtestreepje in de tenlastelegging, wordt dan ook verworpen.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een actieve bijdrage aan het openlijk gepleegde geweld heeft geleverd. Gelet op de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte tientallen keren stenen of voorwerpen naar de ME (bussen) heeft gegooid en de confrontatie heeft opgezocht met de ME. Het kan niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat ook anderen geweld pleegden. Ook kan het niet anders dan dat de verdachte op de hoogte was van de gepleegde brandstichtingen. Vanaf ongeveer 19.00 uur stonden voertuigen in brand op de rotonde en bij het zalencentrum. Het grootste deel van de geweldshandelingen heeft zich afgespeeld in de nabije omgeving van deze brandende voertuigen. Uit de zendmastgegevens blijkt dat de verdachte na de eerste brandstichting zich niet heeft onttrokken aan de ongeregeldheden en daarna nog geruime tijd in de directe nabijheid van het zalencentrum aanwezig is gebleven. Daarmee is hij de groep van relschoppers getalsmatig blijven versterken in de confrontatie die op dat moment plaatsvond met de politie. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom is ook al het geweld dat feitelijk door anderen werd gepleegd de verdachte strafrechtelijk aan te rekenen.
Eindconclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte op 17 februari 2024 een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk gepleegde geweld, waarbij al het ten laste gelegde geweld één geheel van geweldshandelingen vormt. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere tegenstanders die zich tegen de politie hadden gekeerd. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, in de nabijheid en in de buurt van het Opera
Zalencentrum, gelegen aan de Fruitweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel en
eenjournalist en
een fotograafen personen in het Opera
Zalencentrum, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en meerdere gebouwen, onder andere Opera
Zalencentrumen in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation,
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand gegroepeerd zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer, en
- het Opera
Zalencentrumte bestormen en te proberen binnen te dringen, onder andere door met meerdere personen tegelijk op de politie en het Opera
Zalencentrumaf te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen, en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal of andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien, en;
- meerdere geparkeerde voertuigen een rijbaan op te duwen, en
- meerdere (politie)voertuigen en een touringcar in brand te steken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de context en de achtergrond van het incident op 17 februari 2024, te weten de historische en de huidige situatie met betrekking tot het regime in Eritrea, de inhoud van het reclasseringsrapport, het beperkte aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde feit en de duur van de voorlopige hechtenis, heeft de verdediging verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een (gedeeltelijk voorwaardelijke) taakstraf, zoals ook door de reclassering geadviseerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op 17 februari 2024 samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime openlijk geweld gepleegd bij het zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen.
Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit naar hun zeggen niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken, waarbij zij in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. De vraag is inderdaad wat er gebeurd zou zijn als de opposanten het zalencentrum binnen hadden weten te komen of de brand die was gesticht zich in het zalencentrum had kunnen verspreiden.
De verdachte was een van de tegenstanders die naar het zalencentrum is gekomen met de bedoeling om de bijeenkomst te verstoren. Hij heeft een groot aantal stenen of voorwerpen naar de ME en naar de ME-bussen gegooid en de confrontatie opgezocht met de ME. Zodoende heeft hij bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen.
Achtergrond van de gewelddadigheden is het verzet van Eritrese vluchtelingen tegen de invloed die in Europa uitgaat van het huidige Eritrese regime. Hun streven is die invloed terug te dringen. Bij eerdere gelegenheden is gebleken dat daarbij soms naar geweld wordt gegrepen als middel om het doel te bereiken. Ook andere bijeenkomsten in Nederland en elders in Europa zijn verstoord, waarbij zich gewelddadigheden tegen deelnemers en politie hebben voorgedaan. Hoewel de rechtbank haar ogen niet sluit voor de politieke achtergrond van het openlijk geweld op 17 februari 2024, kan die achtergrond op geen enkele wijze dergelijk gewelddadig gedrag rechtvaardigen of reden zijn om een op te leggen straf te matigen.
Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratisch proces en langs de juridische weg. Niet kan worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelating van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
De Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemen als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen (waarbij zich geen zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan) en goederen taakstraffen, variërend van 60 tot 120 uur. Als het om geweld tegen de politie gaat kan de taakstraf worden verdubbeld. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit oriëntatiepunt geen recht aan de ernst van wat hier is gebeurd. De aard en ernst van het bewezen verklaarde feit zijn dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een stevige gevangenisstraf de enige passende strafrechtelijke reactie is. Hierbij spelen vergelding en preventie een prominente rol.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte d.d. 11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een e-mailbericht van de reclassering van 10 oktober 2024. Wegens verschillende omstandigheden is het de reclassering niet gelukt tijdig een reclasseringsrapport omtrent de verdachte op te maken. Wel meldt de reclassering dat de persoonlijke leefomstandigheden van de verdachte stabiel zijn en dat hij geen hulpvragen heeft. De situatie waaruit de tenlastelegging is voortgekomen (namelijk de politieke situatie in het thuisland), is nog niet opgelost, maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten om tot een reclasseringsaanbod te komen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Hoewel de verdachte en de medeverdachten al het bewezen verklaarde wordt aangerekend en zij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk zijn, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf wel differentiëren naar de mate waarin ieder van de verdachten een actieve bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd en zich feitelijk aan geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft een groot feitelijk aandeel in het geweld gehad. Hij heeft onder meer tientallen stenen en voorwerpen naar de ME en ME-bussen gegooid.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting niet volledig openheid van zaken gegeven en door zijn laconieke houding bij de rechtbank de indruk gewekt dat hij de ernst en het kwalijke van zijn handelen niet (volledig) inziet en zijn rol in het geheel bagatelliseert. Het is om deze redenen (zijn aandeel en zijn proceshouding) dat de rechtbank een iets hogere straf aan de verdachte zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Zeventachtig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook overigens is van een dergelijke onevenredige belasting naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mede in aanmerking genomen dat de meeste vorderingen eenvoudig van aard en beperkt van omvang zijn, is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten. Bovendien zijn deze vorderingen onderling samenhangend en op een overzichtelijke en eenvoudige wijze gepresenteerd. Nu ook overigens niet van beletselen daartoe is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen. De verdediging heeft hieromtrent ook geen verweren gevoerd.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezen verklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van de verdachte afhankelijke) einde van de deelname van de verdachte hieraan. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is de deelname aan het groepsgeweld voldoende, ongeacht de vorm die deze deelname heeft aangenomen. Een beroep op het ontbreken van het causaal verband wegens het niet kunnen koppelen van de individuele handelingen van de verdachte aan de specifieke schade houdt derhalve geen stand. Dit wordt doorbroken door de groepsaansprakelijkheid. Het wezenlijke van de bepaling inzake groepsaansprakelijk is nu juist dat een tot de groep behorende persoon ook aansprakelijk is als vaststaat dat hij niet degene is die de schade rechtstreeks toebracht, indien er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen in groepsverband en het toebrengen van schade. De individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Uitgangspunt is dan ook dat eenheid van tijd en plaats van de gedragingen niet is vereist om aansprakelijkheid op grond van voormelde bepaling aan te nemen (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezen verklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt een reële kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij civielrechtelijk worden gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Vaststellen hoogte schadebedrag naar billijkheid
Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte.
Artikel 6:166 BW bepaalt in het tweede lid hoe de onderlinge verdeling van schade tussen de tot de groep behorende personen behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin ieder van de betrokkenen hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een betrokkene vervolgens op zijn medegroepsleden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald, waarbij de bijdrage in het geweld (mede)bepalend kan zijn voor het aandeel dat ieder uiteindelijk te dragen heeft.
Dat op dit moment slechts een beperkt aantal deelnemers aan de openlijke geweldpleging strafrechtelijk wordt vervolgd, kan niet leiden tot de verzochte maximering van de schadevergoedingsplicht van de verdachte jegens de benadeelden. Op dit moment is namelijk niet met zekerheid te zeggen hoeveel verdachten nog zullen worden vervolgd en veroordeeld. Een ander oordeel zou betekenen dat de benadeelde partijen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden, terwijl zij geen invloed hebben op het aantal verdachten dat (nog) vervolgd gaat worden. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met de overige mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk is voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft. De rechtbank zal het aantal dagen gijzeling, dat is volgens de wet maximaal 360 dagen mag bedragen, naar rato verdelen over de betalingsverplichtingen, zoals vermeld in het dictum.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
7.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn hebben namens zesenzestig politieambtenaren een vordering benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
7.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18] .
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezen verklaarde openlijk gepleegde geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op haar plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
7.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 79]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 64: [naam 29]
De rechtbank overweegt het volgende.
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast het hebben van licht lichamelijk letsel op andere wijze in hun persoon zijn aangetast (zie de overweging hierover onder 7.2.1), acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
7.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen (ook hier is een aantal bij nummer aangeduid) is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 30]
- nr. 5: [naam 31]
- nr. 6: [naam 32]
- nr. 7: [naam 33]
- nr. 11: [naam 34]
- nr. 15: [naam 35]
- nr. 16: [naam 80]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
- nr. 63: [naam 40]
De rechtbank overweegt het volgende.
Van de bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vorderingen zijn voor zover deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast het hebben van meer dan licht lichamelijk letsel op andere wijze in de persoon zijn aangetast (zie de overweging hierover onder 7.2.1), acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar.
7.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 ook sprake van een aantasting in de persoon andere wijze zoals hiervoor overwogen (zie 7.2.1). De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 41]
Namens [naam 41] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij vooralsnog onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350,- en de benadeelde partij in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van [naam 42]
Namens [naam 42] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan de binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij aangetast in haar persoon op andere wijze.
Verder stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De rechtbank is van oordeel dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit, aangezicht en de ziekte van Mondor namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij voldoende is onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade volledig toewijzen.
7.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. Benhaim en Croes-Hoogendoorn hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten.
7.3.
De benadeelde partij [naam 43]
Door de benadeelde partij [naam 43] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade die niet door de verzekeraar is vergoed.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft – bij dupliek – betoogd dat het voegingsformulier niet rechtsgeldig is, nu dit niet is ondertekend en ingediend door iemand die gemachtigd is door de Nationale Politie.
Dit betoog mist feitelijke grondslag. In de punten 1 en 3 van het bij het voegingsformulier gevoegde besluit is bepaald dat, kort samengevat, de korpschef mevrouw K. van Oevelen-Vos heeft gemachtigd om namens de Nationale Politie op te treden bij het verhalen van schade met daarbij het recht om een medegemachtigde aan te wijzen. Uit het voegingsformulier dat door mevrouw K. van Oevelen-Vos is opgesteld en ondertekend, blijkt dat zij E.J. Kagie heeft aangewezen als medegemachtigde.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes. Ter terechtzitting is de vraag aan de orde gekomen of de auto’s in eigendom zijn van de Nationale Politie dan wel door haar worden geleased. Namens de benadeelde partij is verklaard dat zij eigenaar is. Ter adstructie hiervan heeft de gemachtigde aan de hand van verzekeringspapieren naar voren gebracht dat de Nationale Politie de verzekeringnemer is voor de WA-verzekering van de auto’s. Hiermee is voor de rechtbank voldoende onderbouwd dat de Nationale Politie eigenaar is van de auto’s en de daaraan toegebrachte schade lijdt. De schade is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar. Dat de facturen met de daadwerkelijke schade (nog) niet beschikbaar zijn, maakt het vorenstaande niet anders.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.6.
De benadeelde partij [naam 45]
De benadeelde partij [naam 45] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.7.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 4.286,66 aan materiële schadevergoeding (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.8.
De benadeelde partij [naam 46]
De benadeelde partij [naam 46] vordert een bedrag van € 14.478,21 aan materiële schadevergoeding (autoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten vernieling van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten die met een calculatie van een schadeherstelbedrijf zijn onderbouwd, acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.9.
De benadeelde partij [naam 47]
De benadeelde partij [naam 47] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (eigen risico van € 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het eigen risico, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.10.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.11.
De benadeelde partij [naam 49]
De benadeelde partij [naam 49] vordert een bedrag van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat de offerte voor de reparatiekosten dateert van 13 april 2024, bijna twee maanden na de datum waarop de openlijke geweldpleging plaatsvond. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.12.
De benadeelde partij [naam 50]
De benadeelde partij [naam 50] vordert een bedrag van € 973,- aan materiële schade (autoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto ( € 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-).
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een brief van FBTO van 23 februari 2024, waaruit de kostenposten en de gevorderde bedragen blijken. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van
€ 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 26 november 2024.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.13.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleepkosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de sleepkosten, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 239,50.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de spullen in de auto ter waarde van € 1.957,10,- en het bedrag van € 3.750,- voor het verschil tussen de werkelijke waarde en de dagwaarde van de auto. Deze onderdelen van de vordering zijn namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en als gevolg daarvan verloren zijn gegaan. Met betrekking tot het verschil tussen de dagwaarde van de afgebrande auto en de (werkelijke) waarde daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op basis van een expertiserapport de dagwaarde van de auto is bepaald en dat de verzekering deze dagwaarde reeds heeft vergoed. Met het aankoopbewijs van een andere auto is onvoldoende onderbouwd dat de (werkelijke) waarde van de afgebrande auto ten tijde van het openlijk gepleegde geweld hoger lag dan de dagwaarde die door de verzekeringsmaatschappij is vastgesteld.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van deze delen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.14.
De benadeelde partij [naam 52]
Namens de benadeelde partij [naam 52] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij heeft, zo blijkt uit de overgelegde stukken, vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Gelet hierop moet het niet-vergoede bedrag van € 200,- worden beschouwd als afschrijving op de auto en niet als schade die het gevolg is van de openlijke geweldpleging. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.15.
De benadeelde partij [naam 53]
De benadeelde partij [naam 53] vordert een bedrag van € 25.272,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer).
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.16.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie, opgemaakt op 10 juli 2024, blijkt dat de benadeelde partij zijn vordering heeft verminderd tot € 400,-.
De vordering van € 400,- is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het gepleegde openlijke geweld. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.17.
De benadeelde partij [naam 55]
De benadeelde partij [naam 55] vordert een bedrag van € 847,- aan materiële schadevergoeding (auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.18.
De benadeelde partij [naam 56]
De benadeelde partij [naam 56] vordert een bedrag van € 690,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Op basis van de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat zich een kinderzitje in de auto van de benadeelde partij bevond dat door brand onbruikbaar is geworden. De waarde van het zitje is niet met stukken onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 100,-. Voor zover voor de schade aan het kinderzitje meer is gevorderd dan dit bedrag, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Gelet op de overgelegde foto’s van de forse autoschade is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gebruik heeft moeten maken van vervangend vervoer. Stukken van de kosten zijn ook daarvan niet overgelegd. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op € 90,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze het eigen risico betreft. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaal zal de rechtbank dus het bedrag van € 190,- toewijzen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.19.
De benadeelde partij [naam 57]
De benadeelde partij [naam 57] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.20.
De benadeelde partij [naam 58]
De benadeelde partij [naam 58] vordert een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.21.
De benadeelde partij [naam 59]
De benadeelde partij [naam 59] vordert een bedrag van € 3.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële schade (auto) en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling.
De omvang van de schade is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de het gepleegde openlijke geweld ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft als proceskosten een bedrag van € 2.057,71 opgevoerd, berekend aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begroot de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven op € 1.929,- (1 punt x liquidatietarief V). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.23.
De benadeelde partij [naam 60]
De benadeelde partij [naam 60] vordert een bedrag van € 5.524,42,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (TIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
- nr. 71: [naam 44]
- nr. 74: [naam 48]
- nr. 75: [naam 49]
- nr. 79: [naam 53]
- nr. 85: [naam 59]
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
formele niet-ontvankelijkverklaring van benadeelde partij [naam 57]
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 57] (nr. 83) niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen integraal toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 79]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 64: [naam 29]
€ 700,-
- nr. 1: [naam 30]
- nr. 5: [naam 31]
- nr. 6: [naam 32]
- nr. 7: [naam 33]
- nr. 11: [naam 34]
- nr. 15: [naam 35]
- nr. 16: [naam 80]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
- nr. 63: [naam 40]
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 2: [naam 42] € 5.000,-
- nr. 67: [naam 43] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 69: Nationale Politie € 515.736,21
- nr. 72: [naam 46] € 14.478,21
- nr. 80: [naam 54] € 400,-
- nr. 81: [naam 55] € 847,-
- nr. 84: [naam 58] € 2.800,-
- nr. 87: [naam 60] € 5.524,42
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 50] (nr. 76) toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente:
- over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024; en
- over een bedrag van € 823,- vanaf 26 november 2024,
beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V. (nr. 86) toe tot een bedrag van € 128.271,04 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.929,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partij deels toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop de vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij:
- nr. 17: [naam 41] € 350,-
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 82,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 70: [naam 45] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 47] € 75,-
- nr. 77: [naam 51] € 239,50
- nr. 82: [naam 56] € 190,-
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 56] af voor zover deze vordering ten aanzien van schade aan een kinderzitje het bedrag van € 100,- te boven gaat;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 52] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van de genoemde bedragen voor zover die betrekking hebben op natuurlijk personen (namelijk de hierna genoemde benadeelde partijen), vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
nr. 1: [naam 30] 3 dagen,
nr. 2: [naam 42] 21 dagen,
nr. 3: [naam 19] 2 dagen,
nr. 4: [naam 1] 2 dagen,
nr. 5: [naam 31] 3 dagen,
nr. 6: [naam 32] 3 dagen,
nr. 7: [naam 33] 3 dagen,
nr. 8: [naam 20] 2 dagen,
nr. 9: [naam 21] 2 dagen,
nr. 10: [naam 22] 2 dagen,
nr. 11: [naam 34] 3 dagen,
nr. 12: [naam 23] 2 dagen,
nr. 13: [naam 24] 2 dagen,
nr. 14: [naam 2] 2 dagen,
nr. 15: [naam 35] 3 dagen,
nr. 16: [naam 80] 3 dagen,
nr. 17: [naam 41] 2 dagen,
nr. 18: [naam 3] 2 dagen,
nr. 19: [naam 4] 2 dagen,
nr. 20: [naam 79] 2 dagen,
nr. 21: [naam 26] 2 dagen,
nr. 22: [naam 27] 2 dagen,
nr. 23: [naam 28] 2 dagen,
nr. 24: [naam 5] 2 dagen,
nr. 25: [naam 6] 2 dagen,
nr. 26: [naam 7] 2 dagen,
nr. 27: [naam 8] 2 dagen,
nr. 28: [naam 9] 2 dagen,
nr. 29: [naam 10] 2 dagen,
nr. 30: [naam 11] 2 dagen,
nr. 31: [naam 12] 2 dagen,
nr. 32: [naam 13] 2 dagen,
nr. 33: [naam 14] 2 dagen,
nr. 34: [naam 15] 2 dagen,
nr. 35: [naam 16] 2 dagen,
nr. 36: [naam 17] 2 dagen,
nr. 37: 3254616 2 dagen,
nr. 38: 3254628 2 dagen,
nr. 39: 3254839 2 dagen,
nr. 40: 3254852 2 dagen,
nr. 41: 3254857 4 dagen,
nr. 42: 3254869 2 dagen,
nr. 43: 3254922 3 dagen,
nr. 44: 3255764 2 dagen,
nr. 45: 3255767 3 dagen,
nr. 46: 3256007 2 dagen,
nr. 47: 3256014 2 dagen,
nr. 48: 3256065 2 dagen,
nr. 49: 3256279 2 dagen,
nr. 50: 3256298 2 dagen,
nr. 51: 3256309 2 dagen,
nr. 52: 3256357 2 dagen,
nr. 53: 3256367 2 dagen,
nr. 54: 3256593 2 dagen,
nr. 55: 3256600 2 dagen,
nr. 56: 3256945 2 dagen,
nr. 57: 3257688 2 dagen,
nr. 58: 3258166 2 dagen,
nr. 59: 3259023 2 dagen,
nr. 60: 3259472 2 dagen,
nr. 61: 3260529 2 dagen,
nr. 62: 3272822 2 dagen,
nr. 63: [naam 40] 3 dagen,
nr. 64: [naam 29] 2 dagen,
nr. 65: Tp302 2 dagen,
nr. 66: [naam 18] 2 dagen,
nr. 67: [naam 43] 2 dagen,
nr. 70: [naam 45] 87 dagen,
nr. 72: [naam 46] 61 dagen,
nr. 73: [naam 47] 1 dag,
nr. 76: [naam 50] 4 dagen,
nr. 77: [naam 51] 1 dag,
nr. 80: [naam 54] 2 dagen,
nr. 81: [naam 55] 4 dagen,
nr. 82: [naam 56] 1 dag,
nr. 84: [naam 58] 12 dagen,
nr. 87: [naam 60] 22 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng en mr. M.F. van Straaten, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1-62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1-761) en het persoonsdossier verdachte [de verdachte] , p. 1-93 (persoonsdossier).
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 61] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 33-35 (algemeen dossier).
3.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 2] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 146-148 (aangiftendossier).
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
7.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 31] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
8.Proces-verbaal van aangifte [naam 63] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
10.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 24] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
11.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 31] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
12.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
14.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 11] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 272 (aangiftendossier).
15.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 5] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 250-252 (aangiftendossier) en het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 66] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
16.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 65] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
18.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
19.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
20.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 67] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 66] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
23.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] namens Veiligheidsregio Haagland, opgemaakt op 29 maart 2024, p. 62-63 (aangiftendossier).
24.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 66] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
25.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 69] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
26.Proces-verbaal van aangifte [naam 70] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 602-603 (aangiftendossier).
27.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 28 februari 2024, p. 604-652 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van aangifte [naam 72] namens de Nationale Politie, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 596-599 (aangiftendossier).
29.Proces-verbaal van aangifte [naam 73] namens de Politie Eenheid Den Haag, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 524-526 (aangiftendossier).
30.Proces-verbaal van aangifte [naam 74] namens Achilles Brandstoffen Maatschappij Bv, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 743-744 (aangiftendossier).
31.Proces-verbaal van aangifte [naam 45] , opgemaakt op 19 februari 2024, p. 653-655 (aangiftendossier).
32.Proces-verbaal van aangifte [naam 48] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 682-684 (aangiftendossier).
33.Proces-verbaal van aangifte [naam 75] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 659-661 (aangiftendossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van aangifte [naam 76] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 56-60 (aangiftendossier).
36.Proces-verbaal van bevindingen [naam 77] , opgemaakt op 26 april 2024, p. 52 (algemeen dossier).
37.Proces-verbaal van aangifte [naam 76] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 58 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van aangifte [naam 34] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 186 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
40.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 32] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 171 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 450 (aangiftendossier).
42.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, opgemaakt op 17 februari 2024, aangiftedossier onderzoek Charlie24, p. 468-472 alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering benadeelde partij van verbalisant 3254857).
43.Proces-verbaal van aangifte [naam 42] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 212-215 (aangiftendossier).
44.Het proces-verbaal van bevindingen van [naam 78] , opgemaakt op 4 april 2024, p. 3-5 (persoonsdossier).
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58 (persoonsdossier).
46.Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 oktober 2024.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67 en 68 (persoonsdossier).
49.ECLI:NL:HR:2003:AL6209 en de daarin genoemde wetsgeschiedenis.
52.ECLI:NL:GHSHE:2021:2657, ECLI:NL:HR:2022:967 (bekrachtigd/bevestigd).