ECLI:NL:HR:2017:1093

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
15/03268
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in ziekenhuis met betrekking tot de rol van verdachte bij geweldsdelict

In deze zaak gaat het om een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 13 juni 2017, in het kader van een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een geweldsincident dat plaatsvond op 3 februari 2011 in het Universitair Medisch Centrum Groningen. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging, zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over het 'in vereniging' plegen van geweld en oordeelt dat de bijdrage van de verdachte aan het geweld niet voldoende is gemotiveerd. De rol van de verdachte bij het geweld kan niet meer zijn vastgesteld dan dat hij achter het slachtoffer aan is gerend, zonder dat er bewijs is dat hij een wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar de Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering van het Hof onvoldoende grond biedt voor diens oordeel dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

13 juni 2017
Strafkamer
nr. S 15/03268
MD/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 26 juni 2015, nummer 24/001717-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Het voert daartoe aan dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is om ten aanzien van hem te kunnen spreken van het "in vereniging" plegen van het bewezenverklaarde geweld.
3.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is onder 3 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 3 februari 2011 te Groningen met een ander op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het Universitair Medisch Centrum Groningen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 6] , welk geweld bestond uit het dreigend en zichtbaar een mes en ploertendoder pakken en vasthouden en openschuiven, zwaaien met en slaan op de hand van [betrokkene 6] met die ploertendoder, en achtervolgen van bovengenoemde persoon met die ploertendoder en dat mes in de hand tot in de hal."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"24. Een proces-verbaal (algemeen relaas), op ambtsbelofte opgemaakt op 6 mei 2011 door [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Groningen, opgenomen in de pagina's 1 t/m 90 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als relaas van de verbalisant:
(...)
(op pagina 34):
In de ochtend van 3 februari 2011 werd een diefstal met geweld gepleegd in de woning [a-straat 1] te Assen. Slachtoffer was [betrokkene 3] . Daaropvolgend werd door een groep personen rondom [betrokkene 3] verhaal gehaald in een woning [b-straat 1] in Groningen.
(op pagina 33):
Op 3 februari 2011 werd [medeverdachte] in de woning (het hof begrijpt: de woning [b-straat 1] in Groningen) aangevallen en raakte hij gewond.
(op pagina 34):
Omstreeks 09.45 uur kwam bij de politie een melding binnen over een vechtpartij op straat ter hoogte van perceel [b-straat 1] in Groningen.
Bij de politie kwam een melding dat in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen een persoon liep die met een mes dreigde. Vervolgens kwam hierop een aanvulling dat deze melding in verband stond met de melding aan de [b-straat] waarbij sprake was van vuurwapengebruik en het gebruik van een mes.
25. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 8 juli 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er kwam nog iemand (het hof begrijpt: [betrokkene 6] ) vanaf de richting van de hoofdingang en die stond bedreigend voor [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ). [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) en ik zijn toen achter hem aan gerend om te zorgen dat hij weg ging. [betrokkene 1] liep 2 tot 3 meter voor mij. Die man is alleen maar weggerend.
26. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtsbelofte opgemaakt op 10 februari 2011 door [verbalisant 2] voornoemd en [verbalisant 3] voornoemd, opgenomen in de pagina's 25 t/m 31 van het persoonsdossier van de verdachte [betrokkene 6] in de ordner Onderzoeksdossier Verdachten 2 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
als relaas van de verbalisanten:
We gaan nu praten over de gebeurtenissen van 3 februari 2011.
als verklaring van [betrokkene 6] :
Ik ben naar Groningen gegaan.
In het ziekenhuis ben ik naar de spoedopvang gelopen. Ik zag dat een jongen mij wilde aanvallen. Ik heb deze jongen een klap gegeven met mijn vuist in zijn gezicht. Ik zag dat de andere jongen (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) een soort stok pakte achter zijn broeksband. Deze stok schoof uit. Ik heb van deze jongen een klap gekregen op mijn handen. De man die op de grond was gevallen, stond vervolgens op en heeft een mes gepakt uit zijn broeksband. Ik ben toen richting hoofdingang gerend.
27. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtsbelofte opgemaakt op 16 februari 2011 door [verbalisant 2] voornoemd en [verbalisant 3] voornoemd, opgenomen in de pagina's 58 t/m 68 van het persoonsdossier van de verdachte [betrokkene 4] in de ordner Onderzoeksdossier Verdachten 1 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 4] :
In het ziekenhuis heeft [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 6] ) een klap op zijn arm gekregen van [betrokkene 1] met een ploertendoder. Ik zag [betrokkene 4] hard weglopen na die klap van [betrokkene 1] , in de richting van de Fonteinstraat. [betrokkene 1] liep met de ploertendoder in zijn hand achter [betrokkene 4] aan.
28. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt op 4 februari 2011 door [verbalisant 4] voornoemd en [verbalisant 5] voornoemd, opgenomen in de pagina's 19 t/m 34 van het persoonsdossier van de verdachte [betrokkene 1] in de ordner Onderzoeksdossier Verdachten 1 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 1] :
Gisteren ben ik in Groningen met mijn oom, [medeverdachte] , naar het ziekenhuis gegaan. Er kwam een man (het hof begrijpt: [betrokkene 6] ) door de deur de spoedeisende hulp op. Ik heb toen een slaande beweging gemaakt met mijn gummiknuppel. Daarbij heb ik volgens mij zijn vinger geraakt. Toen zag ik hem de deur door lopen de grote hal in. Ik ben achter hem aangelopen. Toen zag ik [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte: [verdachte] ) achter mij aan lopen."
3.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot het bewijs voor het onder 3 ten laste gelegde.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de onder 3 aan hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft aangevoerd dat uitsluitend geweld is aangewend door [betrokkene 1] en dat de verdachte daaraan geen significante bijdrage heeft geleverd en geen (voorwaardelijk) opzet op geweldpleging heeft gehad.
Het hof stelt voorop dat in het Universitair Medisch Centrum Groningen twee van elkaar te onderscheiden geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Eerst vond daar een confrontatie plaats tussen [betrokkene 7] en [medeverdachte] . (...) Bij dat incident kan in de beschikbare bewijsmiddelen geen betrokkenheid van de verdachte worden ontwaard.
Dat is anders waar het betreft het tweede incident, dat plaatsvond tussen [betrokkene 1] en de verdachte enerzijds en [betrokkene 6] anderzijds. [betrokkene 1] gebruikt daarbij geweld tegen [betrokkene 6] , waarop laatstgenoemde wegrent. [betrokkene 6] wordt hierop achterna gerend door [betrokkene 1] en de verdachte. Met die enkele handeling levert de verdachte reeds een wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld jegens [betrokkene 6] , aangezien hij daarmee de gewelddadige handelingen van [betrokkene 1] heeft ondersteund op een wijze die uitgaat boven een louter getalsmatige versterking. De handelingen van de verdachte en genoemde medeverdachte kunnen immers niet los worden gezien van de ernstige gewelddadigheden in de voorafgaande nacht tussen de groep [betrokkene 3] en de groep [medeverdachte] . Daarin lag juist de reden voor de voortzetting van het geweld tussen de rivaliserende groepen in het ziekenhuis.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is een wezenlijke bijdrage in het kader van openlijke geweldpleging niet slechts dan aanwezig wanneer een verdachte welbewust een bijna zekere confrontatie heeft opgezocht en bovendien vervolgens gedurende enige tijd is meegegaan in een aanvalsgolf.
Dat de verdachte opzet had op openlijke geweldpleging jegens [betrokkene 6] leidt het hof af uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte, zeker binnen de normale sfeer van een ziekenhuis, waar in het belang van patiënten en bezoekers volstrekte rust moet heersen. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte in het geheel niet heeft waargenomen dat door [betrokkene 1] enig geweld werd uitgeoefend jegens [betrokkene 6] .
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het bewijsverweer van de verdediging."
3.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 141 Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden "in vereniging" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het eerste lid van dat artikel.
3.4.
Blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (vgl. HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015: 713, rov. 3.2.1 en 3.2.2).
3.5.
De bewijsvoering van het Hof biedt onvoldoende grond voor diens oordeel dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is om ten aanzien van hem te kunnen spreken van het "in vereniging" plegen van het bewezenverklaarde geweld. Ten aanzien van de rol van de verdachte bij dat geweld kan niet meer worden afgeleid dan dat hij - nadat [betrokkene 6] door [medeverdachte] met een ploertendoder op een hand was geslagen en nadat [betrokkene 6] was weggerend, waarbij hij werd achtervolgd door [medeverdachte] - ook achter [betrokkene 6] is aangerend, op enkele meters afstand van [medeverdachte]
.Het behoeft nadere motivering waarom de verdachte daarmee "een wezenlijke bijdrage" aan het jegens [betrokkene 6] gepleegde geweld heeft geleverd.
3.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juni 2017.