ECLI:NL:RBDHA:2024:19313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
NL24.34164 en NL24.34165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van opvangvoorzieningen en leefomstandigheden in Cyprus

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiser, een Oegandees die op 23 juni 2024 asiel heeft aangevraagd, behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, de aanvraag niet in behandeling heeft genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelt dat de leefomstandigheden en opvangvoorzieningen in Cyprus onacceptabel zijn, en dat verweerder in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld door geen individuele argumenten in het voornemen op te nemen. De rechtbank heeft de zaak op 15 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Cypriotische autoriteiten niet voldoen aan hun verplichtingen uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank wijst op ernstige structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Cyprus, waar het aantal asielzoekers ver boven de beschikbare opvangplekken ligt. Eiser heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Cyprus in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen, wat in strijd is met de Europese normen voor opvang. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat het niet in verband staat met de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldiger om te gaan met asielaanvragen en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit internationale verdragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.34164 en NL24.34165
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)V-nummer: [v-nummer](gemachtigde: mr. F. Schüller)

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding1. Eiser heeft op 23 juni 2024 asiel aangevraagd, welke door verweerder niet in behandeling is genomen. Bij uitspraak van 21 augustus 2024 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, het beroep van eiser gegrond verklaarden verweerder opgedragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Vervolgens heeft verweerder de aanvraag met het bestreden besluit van 30 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Cyprus verantwoordelijk is voor de aanvraag.De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eiser. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening.

1.1.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 15 oktober 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. E. Bezem als waarnemend gemachtigde van eiser, A.K. Umam als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op 31 juli 1999 en de Oegandese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 23 juni 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op grond van de Dublinverordening [3] neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [4] In dit geval heeft verweerder geconcludeerd dat Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat uit eisers paspoort is gebleken dat hij door Cyprus in het bezit is gesteld van een visum. Verweerder heeft daarom Cyprus verzocht eiser over te nemen. [5] Cyprus heeft dit verzoek geaccepteerd. In de bestreden besluiten heeft verweerder gesteld dat ten aanzien van Cyprus kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook is er geen reden voor verweerder om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. [6]
Wat is het oordeel van de rechtbank?Standaard voornemen3. Eiser stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de te betrachten zorgvuldigheid door in het voornemen geen individuele argumenten van eiser op te nemen. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar een aantal uitspraken waaruit volgt dat het gebruik van een standaardvoornemen getuigt van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit. [7] Net als de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam [8] , die zich in deze zaak al over deze kwestie heeft uitgelaten, ziet deze rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. In het voornemen is voldoende duidelijk uiteengezet op welke grond Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Nu geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om van dat oordeel af te wijken.
Opvangvoorzieningen en leefomstandigheden4. Eiser voert aan dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus vanwege ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser baseert zijn argumenten op het AIDA-rapport 2023 (update mei 2024) [9] en een e-mail van Corina Drousitou van de Cyprus Refugee Council [10] . Hieruit blijkt dat eind 2023 circa 25.000 asielzoekers in Cyprus verbleven, terwijl er slechts minder dan 3.000 opvangplekken beschikbaar waren. Hierdoor heeft 90% van de asielzoekers geen toegang tot opvang, wat volgens eiser aantoont dat er geen adequate opvang is. Ook stelt eiser dat de financiële toelage van maximaal € 361,- per maand onvoldoende is voor basisbehoeften. NGO's, zoals Caritas Cyprus, kunnen door administratieve obstakels zoals het vereiste van een huurcontract om huurbijdrage te ontvangen, niet voldoende hulp bieden. Eiser verwijst naar recente uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaatsen Middelburg [11] en Haarlem [12] . In beide zaken werd geconcludeerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus niet geldt vanwege ernstige tekortkomingen in de opvangvoorzieningen en leefomstandigheden. Verder wijst eiser op problemen zoals het gebrek aan rechtsbijstand en detentieomstandigheden.
5. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Cyprus zijn verplichtingen nakomt. De Afdeling [13] heeft op 9 februari 2021 geoordeeld dat verweerder op basis van de toen bekende informatie van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus mocht worden uitgaan. [14] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin geslaagd. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1.
Niet in geschil is dat er te weinig reguliere opvangplekken zijn voor het aantal asielzoekers. Op basis van een brief van het Deputy Ministry of Migration and International Protection of the Republic of Cyprus [15] , die verweerder na de zitting heeft overgelegd, beschikt het aanmeldcentrum [16] in Cyprus over 1.500 bedden en 1.000 extra bedden voor noodgevallen. Daar mogen asielzoekers gemiddeld 30 tot 40 dagen blijven [17] . Daarnaast zijn er twee andere opvangcentra [18] met een totale capaciteit van 600 bedden. Het huidige aantal asielzoekers bedraagt 24.000. Op basis van deze informatie heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat na overdracht aan Cyprus aan hem geen reguliere opvang zal worden verleend die voldoet aan de minimumeisen.
5.2.
Veruit de meeste asielzoekers (ruim 90%) zijn op privéhuisvesting aangewezen. Waar er ten tijde van de Afdelingsuitspraak van 9 februari 2021 nog hulp was van de Social Welfare Services [19] , zijn asielzoekers voor het vinden van privéhuisvesting thans op zichzelf aangewezen en zijn geen voorzieningen beschikbaar om hen hierbij te helpen. [20] Vanwege het beperkte aanbod van privéhuisvesting ondervinden vooral alleenstaande mannen moeilijkheden bij het vinden van huisvesting. [21] Eiser behoort tot deze groep.
5.3.
Anders dan ten tijde van de Afdelingsuitspraak van 9 februari 2021 waar de financiële bijdrage werd verstrekt in de vorm van waardebonnen [22] dient een asielzoeker thans, om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage, te beschikken over een bankrekening. Voor het verkrijgen van een bankrekening worden administratieve eisen gesteld zoals het overleggen van onder andere een huurcontract getekend door twee Cypriotische burgers en een paspoort. Ook is in veel gevallen een afschrift van een blanco strafblad afgegeven door het land van herkomst vereist. [23] Hierdoor zijn de mogelijkheden voor het verkrijgen van een financiële bijdrage zeer gering. Bovendien volgt hieruit dat een asielzoeker alvorens hij aanspraak kan maken op een financiële bijdrage een huurcontract dient te overleggen. Dit wordt bevestigd door de Cyprus Refugee Council. [24]
5.4.
Zelfs wanneer eiser erin zou slagen een bijdrage te ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende is om aan de normen van het Jawo-arrest [25] te voldoen. De maandelijkse bijdrage voor één persoon is € 186,- voor voedsel, kleding en schoenen, € 75,- voor elektriciteit en €100,- voor huur. [26] Uit het AIDA rapport blijkt deze vergoeding geen zekerheid biedt voor een waardige levensstandaard. [27] Dit probleem werd al in 2019 geconstateerd, maar sindsdien is er geen verbetering zichtbaar. Bovendien zijn de huurprijzen in de laatste jaren fors gestegen (in 2021 5,1%, in 2022 19,6% en in 2023 12,2%) [28] , terwijl de financiële bijdrage (voor huur) sinds 2019 niet is verhoogd. De combinatie van een zeer restrictief beleid met betrekking tot de hoogte van de uitkeringen en een scherpe stijging van de huurprijzen heeft geresulteerd in een toename van daklozen en een enorm aantal asielzoekers dat leeft in erbarmelijke omstandigheden. [29] Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat Cypriotische autoriteiten niet voldoen aan artikel 17, vijfde lid, van de Opvangrichtlijn.
5.5.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de Cypriotische autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de gestelde problemen. De rechtbank stelt vast dat de opvangcapaciteit weliswaar sinds de uitspraak van de Afdeling is uitgebreid van 1.000 naar 1.400 personen, maar gezien het enorme tekort aan reguliere opvangplekplekken kan dit niet worden gezien als een substantiële verbetering van de opvangproblematiek. De voorgenomen uitbreiding met 1100 bedden van twee opvangcentra maakt dit niet anders. Datzelfde geldt voor het standpunt van verweerder dat Cypriotische autoriteiten werken aan verbetering van de informatievoorziening voor het verkrijgen van financiële bijdragen. Verweerder verwijst daarvoor naar pagina 77 van het rapport:
“The Asylum Service at times issued an information leaflet, which was not easily accessible and mostly providing outdated information. In 2019, efforts were made by the Asylum Service in collaboration with EUAA to produce more effective information materials, however due to changes in the asylum system, this was delayed and at time of publication it had not been updated.”
5.6.
De rechtbank stelt vast dat de gestelde problemen ten aanzien van de informatievoorziening al sinds 2019 spelen, maar tot op heden niet zijn verholpen. Bovendien is onvoldoende duidelijk welke stappen de Cypriotische autoriteiten willen nemen om de informatievoorziening te verbeteren. Nu de rechtbank niet bekend is met andere (voorgenomen) inspanningen van de Cypriotische autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat op korte termijn geen of onvoldoende verbetering te verwachten valt ten aanzien van opvangvoorzieningen en leefomstandigheden.
Tussenconclusie
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten van Cyprus zich niet houden aan hun verplichtingen uit de Opvangrichtlijn en eiser bij overdracht aan Cyprus geen opvang zal krijgen die voldoet aan de minimumeisen. Hij zal in dat geval buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften (met name beschikken over woonruimte). Gelet op de geconstateerde gebreken kan van eiser niet worden verwacht dat hij eerst klaagt bij de autoriteiten van Cyprus over het gebrek aan opvang, omdat dit onder deze omstandigheden niet geacht kan worden een effectief instrument te zijn. Dit betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser met de overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat Cyprus de internationale verplichtingen tegenover hem niet nakomt.
Detentie
7. Het standpunt van eiser dat Dublinterugkeerders structureel worden gedetineerd volgt de rechtbank niet. Uit het AIDA rapport volgt dat het aantal gedetineerde asielzoekers laag is. [30] Daarnaast blijkt uit pagina 55 van het rapport dat Dublinterugkeerders in de meeste gevallen niet worden gedetineerd. Dit wordt nogmaals bevestigd op pagina 121 waarin staat dat asielzoekers niet structureel worden gedetineerd. Anders dan eiser meent werpt de e-mail van Cyprus Refugee Council hier geen ander licht op nu, zoals verweerder terecht stelt, hierin wordt verwezen naar de laatste update van het AIDA rapport.
Juridische bijstand
8. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat het in Cyprus alleen mogelijk is om gefinancierde rechtsbijstand te krijgen voor de beroepsfase. Bovendien geldt een inkomenstoets en moet de aanvrager aantonen dat het beroep een aannemelijke kans van slagen heeft. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee stelt dat hij, na afwijzing van zijn asielaanvraag, geen toegang zou hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 9 februari 2021 [31] hoeft niet in alle gevallen in kosteloze rechtsbijstand te worden voorzien. De Procedurerichtlijn verplicht niet tot het verstrekken van kosteloze rechtsbijstand in de bestuurlijke fase. De Procedurerichtlijn voorziet wel in een recht op kosteloze, door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in de beroepsprocedure, maar dat recht is niet onvoorwaardelijk. De voorwaarden van het Cypriotische systeem van gefinancierde rechtsbijstand – dat de vreemdeling niet over voldoende middelen beschikt en het beroep een reële kans van slagen heeft (de zogenoemde ‘means and merits’-test) – zijn in beginsel in overeenstemming met artikel 20, derde lid en artikel 21, tweede lid, van de Procedurerichtlijn.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gelet op hetgeen onder 6 is overwogen gegrond. Verweerder heeft in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De gronden die zien op de bijzondere individuele omstandigheden behoeven daarom geen bespreking. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting en 1 punt voor het indienen van de voorlopige voorziening met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 30 augustus 2024;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van N. Bagheri, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6183.
2.Op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
4.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vw.
5.Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening.
6.Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
7.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, op 7 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:19122), rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, 3 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:8597) en rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam 28 augustus 2024 (zaaksnummer NL24.25208 niet gepubliceerd).
8.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 21 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6183
9.AIDA County report: Cyprus 2023 update mei 2024.
10.Een e-mail van Corina Drousiotou van 19 juli 2024 van de Cyprus Refugee Council, met als onderwerp: ‘Query on Dublin returnees and reception conditions & access legal aid’ (Hierna: e-mail CRC).
11.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 29 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8634.
12.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, 10 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15483.
13.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
15.Deputy Ministry of Migration and International Protection (Request from the legal services of the Netherlands for a Dublin case), 9 augustus 2024 (hierna: de brief van het Deputy Ministry of Migration and International Protection .
16.First reception Centre.
17.Zie e-mail CRC.
18.KOFINOU and LIMNES.
19.AIDA County report: Cyprus, 2019 update april 2020, pagina 68.
20.AIDA County report: Cyprus 2023 update mei 2024, pagina 96.
21.De brief van het Deputy Ministry of Migration and International Protection.
22.AIDA-rapport 2019, pagina 87.
23.AIDA County report: Cyprus 2023 update mei 2024, pagina 84.
24.E-mail CRC, pagina 2.
25.ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo)
26.AIDA County report: Cyprus, 2023 update mei 2024 pagina 89.
27.AIDA County report: Cyprus, 2023 update mei 2024, pagina 88.
28.AIDA County report: Cyprus, 2023 update mei 2024, pagina 90.
29.AIDA County report: Cyprus, 2023 update mei 2024, pagina 88.
30.AIDA County report: Cyprus, 2023 update mei 2024 pagina 16.