ECLI:NL:RBDHA:2023:15483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23846 en NL23.23847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Cyprus verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft op 26 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser, geboren in 2002 en van Somalische nationaliteit, heeft Cyprus op 4 februari 2020 verlaten na een asielaanvraag op 9 februari 2020. Hij heeft verklaard dat hij in Cyprus nooit is gehoord over zijn aanvraag en dat hij vanwege een gebrek aan opvangvoorzieningen op straat heeft geleefd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat Cyprus zijn internationale verplichtingen nakomt, en dat eiser bij overdracht aan Cyprus geen adequate opvang zal ontvangen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de uitspraak op het beroep van eiser nu is gedaan. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.511,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.23846 (beroep) en NL23.23847 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Cyprus daar verantwoordelijk voor is.
1.1
Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.2
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Abdullahi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
2 Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2002 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft Somalië op 4 februari 2020 verlaten. Op 9 februari 2020 heeft hij een asielaanvraag gedaan in Cyprus. Eiser heeft verklaard dat in Cyprus (nog) niet op zijn aanvraag is beslist. Hij zegt ook nooit te zijn gehoord over zijn asielaanvraag en heeft verklaard dat hij in Cyprus vanwege een gebrek aan opvangvoorzieningen langdurig op straat heeft moeten leven. Na ongeveer drie jaar in Cyprus te hebben gewacht op de beslissing op zijn asielaanvraag, heeft hij Cyprus verlaten. Eiser heeft op 30 april 2023 deze asielaanvraag in Nederland gedaan.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag op grond van de Dublinverordening [1] niet in behandeling genomen omdat is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Cyprus een verzoek om terugname gedaan, dat Cyprus op 20 juni 2023 heeft aanvaard.
3.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van kan worden uitgegaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen nakomt. Hoewel de opvangomstandigheden in Cyprus niet optimaal zijn, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Er zijn op Cyprus verschillende vormen van opvang aanwezig en asielzoekers kunnen, indien er geen plek is in een opvangcentrum, een financiële toelage van de overheid krijgen om huisvesting in de particuliere huursector te bekostigen. Niet is gebleken dat eiser bij een gebrek aan opvang of particuliere huisvesting niet kan klagen bij de Cypriotische autoriteiten. Dat eiser geen recht heeft op kosteloze bijstand in Cyprus, maakt ook niet dat Cyprus zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De Procedurerichtlijn [2] voorziet wel in een recht op kosteloze, door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in de beroepsprocedure, maar dat recht is niet onvoorwaardelijk. De voorwaarden van het Cypriotische systeem van gefinancierde rechtsbijstand, dat vreemdelingen die niet over voldoende middelen beschikken moeten aantonen dat het beroep een reële kans van slagen heeft, is in beginsel in overeenstemming met de Procedurerichtlijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser gegrond is. De rechtbank zal hierna aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden, uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Kan ten aanzien van Cyprus van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
Opvangvoorzieningen
5. Eiser voert aan dat Cyprus in strijd handelt met zijn verplichtingen uit de Opvangrichtlijn [3] en hij na overdracht aan Cyprus terecht komt in een situatie van zeer vergaande materiele deprivatie. Hij wijst daarbij op het recente AIDA landenrapport over Cyprus, Update 2022, van april 2023, en doet een beroep op verschillende concrete passages daaruit. Verder wijst eiser op verschillende uitspraken van deze rechtbank, waaronder de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 mei 2022 [4] , waar is ingegaan op de opvangvoorzieningen op Cyprus. Uit de informatie uit het AIDA-rapport blijkt dat vreemdelingen in Cyprus over het algemeen geen opvang krijgen en de kwaliteit van de opvang voor de vreemdelingen die dat wel krijgen niet voldoet. Het systeem dat vreemdelingen financiële steun krijgen in Cyprus en daarmee zelf opvang kunnen bekostigen, werkt niet. Eiser heeft dit zelf ook ondervonden. Hij had in Cyprus geen dak boven zijn hoofd en heeft ook in zijn andere elementaire levensbehoeften niet kunnen voorzien.
5.1
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 9 februari 2021 [5] geoordeeld dat op basis van de toen bekende informatie over Cyprus van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht worden uitgegaan. Uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel vloeit voort dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat de autoriteiten van Cyprus zich houden aan hun internationale verplichtingen en dus aan eiser opvang zullen verlenen als hij aan Cyprus wordt overgedragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan
Cyprus een risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM [6] .
en artikel 4 van het Handvest [7] . Het is aan eiser om dat aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin is geslaagd.
5.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser in het kader van de Dublinverordening aan Cyprus wil overgedragen. Over de situatie van Dublinterugkeerders na overdracht aan Cyprus staat op pagina 54 van het AIDA-rapport update 2022 dat (met onderstrepingen door de rechtbank):
"Asylum seekers transferred back from another Member State whose final decision is pending are not detained and the asylum procedure will most probably resume from where it left off. Moreover, they remain asylum seekers and have a right to reception conditions, howeverthey will face the same difficulties all asylum seekers face in accessing reception conditions(see section: Reception Conditions). In the event that they have no place to stay on their own, they may be transferred to Kofinou Reception Centre, which is an open centre for asylum seekers, howeverusually there is no availability at the Centre.If there is no availability at the Centreand in view of the lack of other accommodation options for asylum seekers,they may become homeless or be hosted by other asylum seekers in below standard accommodation.In cases of vulnerable persons, they may be provided with accommodation by the social welfare services but this is not always ensured and stay is temporary (usually 3 months), after which the asylum seeker is expected to have identified accommodation without assistance.''
En op pagina 101 staat:
“As the main Reception Centre, Kofinou is at maximum capacity at almost all times, the SWS bears the responsibility of processing applications and addressing asylum seekers’ needs, including the allocation of an allowance to cover housing expenses. The asylum seeker is expected to find accommodation and provide all necessary documentation as part of this process”
5.3
Uit de door eiser ingebrachte informatie uit het AIDA-rapport, komt het beeld naar voren dat Dublinterugkeerders moeten worden opgevangen in het opvangcentrum in Kofinou, maar dat daar zelden ruimte is om een opvangplek aan te kunnen bieden. Verder volgt uit de pagina’s 79 en 94 en volgende van genoemd rapport dat Dublinterugkeerders niet terecht kunnen in Limnes en Pournara, maar zelfs als dat wel zou kunnen, geldt voor deze twee opvangcentra dat de leefomstandigheden als ondermaats worden beschreven. Bij gebrek aan plek in Kofinou worden Dublinterugkeerders dakloos of komen ze terecht in opvang die niet voldoet aan de minimumeisen. Vele asielzoekers leven onder erbarmelijke omstandigheden en zijn afhankelijk van liefdadigheidsinstellingen om in hun basisbehoeften te voorzien, aldus het AIDA-rapport. Verder acht de rechtbank van belang dat uit het AIDA-rapport blijkt dat er op Cyprus een groot tekort aan opvangplekken voor alle asielzoekers bestaat. Eind 2022 waren er slechts 3.000 opvangplekken beschikbaar voor de 35.000 asielzoekers die op Cyprus verbleven. [8] Met de aangehaalde informatie heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat na overdracht aan Cyprus aan hem geen opvang zal worden verleend die voldoet aan de minimumeisen.
5.4
De rechtbank is verder van oordeel dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem in feite niet mogelijk is om met een financiële bijdrage van de overheid zelf opvang te regelen die voldoet aan de minimumeisen. Uit pagina’s 82, 83 en 84 van het AIDA-rapport volgt allereerst dat het moeilijk is om de financiële vergoeding te verkrijgen. Het duurt zo’n vijf tot zeven maanden om een geschikte bankrekening te openen en zo’n twee tot zes maanden om de gevraagde vergoeding te verkrijgen. De financiële toelage die asielzoekers vervolgens krijgen is, zo volgt uit pagina 86 van het rapport, onvoldoende om een menswaardig bestaan te hebben. Omdat asielzoekers zoals eiser ook niet geholpen worden bij het vinden van geschikte huisvesting van overheidswege en er geen vereisten zijn waaraan de huisvesting moet voldoen, leven zij vaak in erbarmelijke omstandigheden, zo wordt geconcludeerd op pagina 94 van het AIDA-rapport. De Afdeling heeft zich in de eerdergenoemde uitspraak nog niet over deze aspecten uitgelaten. Dit betekent dat verweerder voor de onderbouwing van het bestreden besluit niet kon verwijzen naar deze Afdelingsuitspraak.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat eiser met deze, grotendeels al bij de zienswijze overgelegde informatie, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten van Cyprus zich niet houden aan hun verplichtingen uit de Opvangrichtlijn en eiser bij overdracht aan Cyprus geen opvang zal krijgen die voldoet aan de minimumeisen. Gelet op de geconstateerde gebreken kan van eiser niet worden verwacht dat hij eerst klaagt bij de autoriteiten van Cyprus over het gebrek aan opvang, omdat dit onder deze omstandigheden niet geacht kan worden een effectief instrument te zijn. Dit betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser met de overgelegde stukken over de leefomstandigheden op Cyprus niet heeft aangetoond dat Cyprus de internationale verplichtingen tegenover hem niet nakomt.
Effectieve rechtsbijstand
6. Eiser voert verder aan dat Cyprus handelt in strijd met de waarborgen in de Procedurerichtlijn omdat vreemdelingen in de beroepsfase van asielprocedure geen recht hebben op kosteloze bijstand. Ook daarom kan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
6.1
De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Cyprus geen toegang zal hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel en om die reden een risico op een onmenselijke of vernederende behandeling loopt. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtsoverwegingen 6 t/m 6.2.1. van de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2021. Hetgeen eiser hierover naar voren heeft gebracht en heeft overgelegd, vormt geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie beroep
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat ten aanzien van Cyprus nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Voorlopige voorziening
8. Omdat de rechtbank nu beslist op het beroep van eiser is er voor het treffen van de voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Proceskosten
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 augustus 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Richtlijn 2013/32/EU.
3.Richtlijn 2013/33/EU.
6.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Het handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Zie pagina 94 van het rapport.