ECLI:NL:RBDHA:2024:18509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
NL24.33665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een burger uit Bosnië-Herzegovina en de beoordeling van de veiligheid van het land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een burger van Bosnië en Herzegovina, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 23 juni 2023 een opvolgende aanvraag ingediend, die op 21 augustus 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst is voor eiseres, die zich beroept op discriminatie vanwege haar etniciteit en seksuele geaardheid. De rechtbank wijst op de noodzaak voor de minister om recente rapporten en informatie over de situatie van LHBTI-personen in Bosnië-Herzegovina mee te nemen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft aangetoond dat de omstandigheden in Bosnië-Herzegovina voor eiseres veilig zijn, en vernietigt het bestreden besluit.

De rechtbank bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met deze uitspraak, en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de individuele omstandigheden van asielzoekers en de actuele situatie in hun land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 23 juni 2023 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [2] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht de asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van de zaak
4. Eiseres is een burger van Bosnië en Herzegovina. Zij heeft op 14 februari 2023 haar eerste aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). In het besluit van 3 maart 2023 is deze aanvraag afgewezen. In de uitspraak 26 mei 2023 [3] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 30 augustus 2023 [4] het hoger beroep van eiseres ongegrond verklaard. Op 23 juni 2023 heeft eiseres een tweede – opvolgende – asielaanvraag ingediend. De afwijzing van de tweede asielaanvraag van eiseres ligt nu in deze zaak voor.
Het asielrelaas
5. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard dat zij is gediscrimineerd vanwege haar etniciteit. Zij heeft namelijk een Bosnische vader en een Servische moeder. Zoals zij zelf stelt is zij
biracial. Door de etniciteit van eiseres had zij weinig vriendschappen en kwam zij niet aan een baan. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij niet op één geslacht valt, maar dat haar seksuele geaardheid genderfluïde is. Zij valt zowel op mannen als vrouwen en op mensen die zich niet als man en/of vrouw identificeren. Vanwege haar seksuele geaardheid is zij zowel door haar vader als op sociale media bedreigd en uitgescholden. Bij terugkeer vreest eiseres dat zij vanwege haar seksuele geaardheid fysiek zal worden aangevallen door haar vader.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. discriminatie vanwege etniciteit;
3. eiseres haar seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
6.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst en de seksuele geaardheid van eiseres en de daaruit voortvloeiende problemen geloofwaardig zijn. De discriminatie vanwege de etniciteit van eiseres is echter niet geloofwaardig. Eiseres heeft dit asielmotief namelijk niet onderbouwd met objectieve documenten. Bovendien zijn de verklaringen van eiseres niet samenhangend en aannemelijk. De geloofwaardig geachte elementen zijn niet zwaarwegend genoeg, omdat niet is gebleken dat eiseres een gegronde vrees voor vervolging heeft.
Onbevoegd genomen besluit
7. Eiseres voert ten eerste aan dat het bestreden besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en dat het bestreden besluit daarmee een onbevoegd genomen besluit is. De staatssecretaris was namelijk sinds 2 juli 2024 niet meer bevoegd om op asielaanvragen te beslissen.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit van 21 augustus 2024 is ten onrechte genomen uit naam van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dat is een gebrek en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. [5] Niet in geschil is dat de medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die het bestreden besluit in mandaat heeft genomen vóór 2 juli 2024 bevoegd was om dit te doen namens de staatssecretaris. Vanaf 2 juli 2024 was deze medewerker bevoegd om dit te doen namens de minister. [6] Dat betekent dat het besluit in feite is genomen namens het bevoegde bestuursorgaan.
Veilig land van herkomst
8. Eiseres voert vervolgens aan dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat Bosnië-Herzegovina ten aanzien van haar persoonlijk, als LHBTI, kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Zij betoogt dat de minister de door eiseres aangedragen informatie in de zienswijze niet heeft verdisconteerd in de herbeoordeling van 28 november 2023 van Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst. Ook betoogt eiseres dat de door haar aangevoerde informatie niet is betrokken bij de totstandkoming van het besluit van 23 november 2023. Eiseres heeft in de zienswijze namelijk verwezen naar het rapport van Amnesty International (AI) over 2023 en van 27 maart 2023 over 2022/2023. Hetgeen in de bijlage van 5 oktober 2023 bij de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 28 november 2023 als informatie van Amnesty International is geciteerd, is afkomstig uit het AI rapport dat is gepubliceerd op 29 maart 2022. Verder heeft eiseres verwezen naar het rapport van het US DOS Country Report on Human Rights Practices: Bosnia and Herzegovina van 2023. Eiseres meent dat de bronnen die in de herbeoordeling zijn gebruikt voornamelijk zien op de situatie vóór 1 januari 2023. Volgens eiseres is het daarom niet aannemelijk dat de rapporten, waarnaar zij in de zienswijze heeft verwezen, zijn betrokken in de besluitvorming. De minister gaat volgens eiseres uit van een onjuist criterium voor het oordeel dat Bosnië-Herzegovina kan worden aangemerkt als veilig land voor LHBTI. Eiseres is ook door haar vader bedreigd op WhatsApp. Hiervan heeft zij screenshots overgelegd. Ook is zij uitgescholden op Instagram na het plaatsen van een LHBTI-post.
8.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat Bosnië-Herzegovina in het algemeen een veilig land van herkomst is. Dit blijkt uit de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 3 november 2015 en staat vermeld in Bijlage 13 van het Voorschrift Vreemdelingen. Ook blijkt uit de herbeoordeling van 28 november 2023 dat Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst is. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Bosnië-Herzegovina ten aanzien van eiseres zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Dat eiseres bij terugkeer vreest voor fysieke aanvallen van willekeurige inwoners is niet aannemelijk. Eiseres heeft verklaard dat zij in 2015 is bespuugd door een ober [7] , maar heeft daarna nog jaren lang in Bosnië gewoond zonder persoonlijke problemen vanwege haar geaardheid. Ten aanzien van de vrees van eiseres voor haar vader merkt de minister op dat haatmisdrijven op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit verboden zijn bij wet in Bosnië-Herzegovina. De minister stelt zich op het standpunt dat daarom van eiseres kan worden verwacht dat zij bij problemen de hulp van de autoriteiten inschakelt.
8.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Bosnië-Herzegovina is aangemerkt als een veilig land van herkomst zonder uitzonderingscategorieën. Dat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Bosnië-Herzegovina geen bescherming nodig hebben, waardoor het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat Bosnië-Herzegovina voor haar wegens haar specifieke omstandigheden niet veilig is. Vanwege het algemeen rechtsvermoeden, zal daarbij een hoge drempel gelden. De minister zal moeten motiveren of de omstandigheden van eiseres er al dan niet toe leiden dat Bosnië-Herzegovina voor eiseres niet veilig is.
8.3.
De herbeoordeling van 28 november 2023 is gebaseerd op bronnen die voornamelijk zien op de situatie vóór 1 januari 2023. Dat heeft de gemachtigde van de minister op de zitting ook erkend. Dat is ook niet vreemd, aangezien is teruggekeken naar de situatie in het land tot en met het jaar 2022. Aan de hand van de bronnen uit de herbeoordeling kan worden geconcludeerd dat er positieve ontwikkelingen te benoemen zijn ten aanzien van LHBTI in Bosnië-Herzegovina. De minister is in het bestreden besluit echter niet ingegaan op de informatie over LHBTI waar eiseres naar heeft verwezen. Op de zitting heeft de minister erkend dat eiseres naar bronnen heeft verwezen die actueler zijn dan de bronnen die zijn gebruikt bij de herbeoordeling. De minister heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat deze bronnen niet een wezenlijke verslechtering van de situatie van de situatie van LHBTI in Bosnië laten zien. Uit deze bronnen zou volgens de minister ook blijken dat indien mensen worden geconfronteerd met problemen, zij bescherming kunnen krijgen. Deze motivering volgt de rechtbank echter niet. In het rapport van AI van 24 april 2024 [8] staat – onder andere – dat LHBTI’ers te maken hebben gekregen met aanvallen en discriminerende uitspraken online. Ook staat in dit rapport dat een Gallup World Poll Bosnië-Herzegovina heeft aangemerkt als één van de meest vijandige plekken in de wereld voor LHBTI. Als incident wordt in dat rapport benoemd dat een filmvertoning georganiseerd door LHBTI-groepen door de politie werd verboden en dat de LHBTI-groepen werden bedreigd en aangevallen terwijl de politie toekeek. In een apart incident werden deelnemers aan het protest voor vrouwenrechten van 8 maart fysiek en verbaal aangevallen omdat een deelnemer een regenboogvlag droeg. Op sociale mediaplatforms kregen LHBTI activisten in de maand voorafgaand aan de jaarlijkse Pride-mars in Sarajevo in juni te maken met discriminatie, ook van overheidsfunctionarissen. Bovendien staat in de herbeoordeling van 5 oktober 2023 [9] het volgende vermeld:
“Het U.S. State Department meldt dat, ondanks geboekte progressie op het gebied van vervolging van geweld tegen LHBTI, geweld en discriminatie tegen de LHBTI-gemeenschap nog steeds voorkomt in Bosnië en Herzegovina. Amnesty International schrijft in haar jaarlijkse mensenrechtenrapport dat ook in 2022 LHBTI werden geconfronteerd met discriminatie in het onderwijs, op werk en bij het vinden van huisvesting. Volgens SOC zijn transgender personen de meest kwetsbare groep binnen de LHBTI-gemeenschap in Bosnië en Herzegovina.”
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister gelet op het voorgaande ondeugdelijk gemotiveerd dat Bosnië-Herzegovina voor eiseres een veilig land van herkomst is. De minister heeft nagelaten om de recente bronnen waar eiseres naar heeft verwezen mee te nemen en inhoudelijk te beoordelen in het bestreden besluit. Het bestreden besluit dateert namelijk van 21 augustus 2024. De minister had de informatie die is aangedragen door eiseres moeten meenemen in het bestreden besluit. Dat de minister op de zitting motiveert dat de bronnen waar eiseres naar verwijst geen wezenlijke verslechtering van de situatie ten aanzien van LHBTI in Bosnië-Herzegovina aantonen acht de rechtbank onvoldoende. De informatie waar eiseres naar heeft verwezen geven namelijk wel aanknopingspunten om hieraan te twijfelen. Het bestreden besluit bevat op dit punt dan ook een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De rechtbank bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister de proceskosten vergoeden. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 augustus 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Zaak NL24.33666.
4.Zaaknummer NL23.6543.
5.Vergelijk ABRvS 13 februari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588), 21 februari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ9593) en 9 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3714).
6.Dit volgt uit artikel 1 van de Regeling voortzetting mandaat, volmacht en machtiging beleidsterreinen Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie, Staatscourant 2024, nr. 23190.
7.Rapport opvolgende aanvraag, p.10.
8.Amnesty International, The state of the World’s Human Rights; Bosnia and Herzegovina 2023, 24 april 2024.
9.Herbeoordeling 5 oktober 2023, p. 5.