ECLI:NL:RBDHA:2023:7551
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een burger uit Bosnië en Herzegovina afgewezen als kennelijk ongegrond
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een burger van Bosnië en Herzegovina, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft op 14 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 3 maart 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bosnië en Herzegovina als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk gevaar loopt in haar land van herkomst. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de luchtvervuiling en sociaaleconomische omstandigheden niet als asielrechtelijk relevant heeft aangemerkt, en dat de problemen die eiseres heeft ervaren, zoals pesterijen en een aanranding, niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest.
De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat de staatssecretaris op goede gronden tot zijn besluit is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Eiseres kan binnen een week na deze uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.