ECLI:NL:RBDHA:2024:17620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.35258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Somalische asielzoeker, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft aangevoerd dat Frankrijk handelt in strijd met de Opvangrichtlijn, omdat veel asielzoekers in Frankrijk geen opvang krijgen. Hij verwijst naar rapporten die aantonen dat asielzoekers die terugkeren naar Frankrijk vaak geen opvang ontvangen. Eiser stelt dat hij zelf ook geen opvang heeft gekregen en dat hij in een geïmproviseerd kamp verbleef. Hij betoogt dat de situatie in Frankrijk in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd.

De minister heeft in zijn reactie op de beroepsgronden van eiser gesteld dat, hoewel er problemen zijn met de opvang in Frankrijk, er geen bewijs is dat deze problemen zo structureel zijn dat er een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM bestaat bij overdracht aan Frankrijk. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser nagenoeg een herhaling zijn van eerdere zienswijzen en dat de minister voldoende gemotiveerd is ingegaan op de argumenten van eiser. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en bevestigt het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35258

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 september 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.35259. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, dit staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 7 mei 2024 bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 21 mei 2024, op grond van artikel 18, eerste lid en onder d van de Dublinverordening aanvaard.
5. Eiser stelt dat Frankrijk handelt in strijd met de Opvangrichtlijn. Uit de door eiser overgelegde rapporten en nieuwsberichten blijkt dat ongeveer de helft van de mensen die asiel aanvragen in Frankrijk, geen opvang krijgen en dat asielzoekers die op grond van Dublin terugkeren naar Frankrijk in de meeste gevallen geen opvang meer krijgen. Eiser verwijst daarbij naar het rapport van Terre d'Asile van 11 augustus 2021. Ook eiser heeft in Frankrijk geen opvang gekregen, hij verbleef in een geïmproviseerd kamp. Door asielzoekers niet op te vangen, handelt Frankrijk in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
5.1.
Daarnaast heeft eiser geen behandeling gekregen in het ziekenhuis in Frankrijk toen hij zijn arm had gebroken. Uit het AIDA rapport blijkt ook dat ziekenhuizen mensen weigeren, met name wanneer ze geen Frans spreken. Het niet aan iedereen medische zorg verlenen is eveneens in strijd met artikel 3 EVRM. Eiser stelt daarnaast dat het totaal zinloos is zich te wenden tot de (hogere) autoriteiten van Frankrijk. De IND wijst niet op Franse uitspraken waarin wordt bepaald dat de Opvangrichtlijn moet worden nageleefd, omdat die uitspraken er niet zijn. Als het klagen bij de autoriteiten voor eiser mogelijk was geweest en tot een oplossing zou leiden, zouden hier allang uitspraken over bekend zijn. Verder verwijst eiser naar het artikel van New Humanitarian van 27 april 2021. Uit dit artikel blijkt volgens eiser dat de Franse overheid opzettelijk weinig mensen opvangt, om zo onaantrekkelijk mogelijk te zijn voor asielzoekers. Uit niets blijkt dat de Nederlandse overheid de Franse overheid er op wijst dat Frankrijk de opvangrichtlijn niet nakomt. Gezien het voorgaande kan er volgens eiser ten aanzien van Frankrijk niet meer uit worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook is niet voldaan aan de criteria uit het Jawo arrest. Terugzending is dan ook strijdig met artikel 3 EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
6. De minister heeft bij bericht van 16 oktober 2024 schriftelijk op de beroepsgronden van eiser gereageerd. De minister stelt zich op het standpunt dat uit de door eiser overgelegde landeninformatie weliswaar blijkt van problemen met de opvang in Frankrijk, maar er is niet gebleken dat deze dermate structureel zijn dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM en artikel 4 van het Handvest. Van belang daarbij is dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij dergelijke schendingen heeft ondervonden. Hij heeft immers verklaard dat hij in Frankrijk opvang heeft genoten voordat zijn asielaanvraag werd afgewezen. Eiser is daarna dakloos geweest, maar dit was nadat zijn asielaanvraag was afgewezen. De minister verwijst daarnaast naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 18 september 2024, die recent door de Afdeling in een verkorte uitspraak is bevestigd met overname van de overwegingen 11 tot en met 13 van de rechtbank. [3] De minister concludeert dat ten aanzien van Frankrijk nog immer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Het ligt daarom niet op de weg van de minister om uitspraken van Franse rechtbanken te zoeken waarin de Franse rechter oordeelt dat niet is voldaan aan de Opvangrichtlijn, zoals eiser stelt in zijn beroep. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Tot slot stelt de minister zich ten aanzien van de stelling dat eiser in Frankrijk geen medische hulp is geboden, op het standpunt dat uit de verklaringen van eiser juist blijkt hij zeer lang in het ziekenhuis is behandeld (drie maanden).
7. De rechtbank constateert dat de beroepsgronden van eiser nagenoeg een herhaling zijn van wat in de zienswijze van 6 juni 2024 is gesteld. De minister is naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank overweegt in dat verband dat de minister in het bestreden besluit is ingegaan op de stellingen van eiser ten aanzien van de opvang in Frankrijk, de mogelijkheid van eiser te klagen bij de Franse autoriteiten en de medische zorg voor asielzoekers in Frankrijk. Door de minister is voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom ten aanzien van Frankrijk uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De minister heeft de door eiser genoemde bronnen daarbij betrokken en in dat verband verwezen naar een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] waaruit volgt dat deze bronnen geen wezenlijk ander beeld schetsen dan in andere uitspraken is neergelegd. Eiser heeft geen nieuwe informatie van na bovengenoemde Afdelingsuitspraken aangedragen en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel.

Conclusie

8. Het beroep is kennelijk ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Onder meer de Afdelingsuitspraken van 2 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1863), 10 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2362), 27 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2625) en 30 augustus 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3552).