ECLI:NL:RBDHA:2024:17573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het uitstel van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het aan haar verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres, die zwanger is, heeft bezwaar gemaakt tegen de duur van het verleende uitstel van vertrek. De minister heeft op 27 juni 2023 uitstel verleend van 3 juli 2023 tot zes weken na de bevalling, maar eiseres heeft bezwaar gemaakt omdat zij ook ernstige psychische problemen heeft en een langere periode van uitstel wenst. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problemen van eiseres en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt in de bezwaarfase toe te lichten. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht is geschonden, wat leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750.
De rechtbank benadrukt dat het horen van de vreemdeling essentieel is voor een volledige bestuurlijke heroverweging en dat de minister niet van deze hoorplicht had mogen afzien. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier.