ECLI:NL:RVS:2023:1707

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
202302140/1/V1 en 202302140/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening

Op 3 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, die stelt Sri Lankaanse te zijn, had op 20 februari 2023 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris werd afgewezen op basis van de veronderstelling dat zij ook de Indiase nationaliteit heeft en dat India een veilig land van herkomst is. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 30 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Derksen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de vreemdeling in hoger beroep pas aanvoert dat India niet als veilig land van herkomst voor haar kan worden aangemerkt, omdat zij als moslim onder een uitzonderingsgroep valt. De voorzieningenrechter laat dit argument buiten beschouwing, omdat het vreemdelingenrecht een grievenstelsel kent en de rechtbank hierover geen oordeel heeft kunnen geven. Er werd ook verwezen naar de mogelijkheid om het grievenstelsel buiten toepassing te laten om schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er in dit geval geen omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.

Uitspraak

202302140/1/V1 en 202302140/2/V1.
Datum uitspraak: 3 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2023 in zaak nr. NL23.5833 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de aanvraag van de naar gesteld Sri Lankaanse vreemdeling afgewezen, omdat hij heeft aangenomen dat zij alleen of ook de Indiase nationaliteit heeft en dat India voor haar een veilig land van herkomst is (zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000).
2.       De vreemdeling voert pas in hoger beroep aan dat de aanwijzing van India als veilig land van herkomst niet op haar van toepassing is, omdat zij als moslim valt onder een groep die de staatssecretaris van die aanwijzing heeft uitgezonderd (zie paragraaf C7/1.2 van de Vc 2000). De voorzieningenrechter laat dit betoog buiten beschouwing, omdat het vreemdelingenrecht in hoger beroep een grievenstelsel kent. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:363, onder 4.5. In het vreemdelingenrecht moet het hoger beroep namelijk gaan over de uitspraak van de rechtbank (zie artikel 85 van de Vw 2000) en over dit pas in hoger beroep aangevoerde betoog heeft de rechtbank dus geen oordeel kunnen geven.
2.1.    Op dit uitgangspunt bestaat een uitzondering. De bestuursrechter moet een nationale procedureregel, in dit geval het grievenstelsel, buiten toepassing laten om een schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest van het EHRM van 19 februari 1998, Bahaddar, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664, onder 6. Maar in dit geval doen zich geen Bahaddar-omstandigheden voor, omdat uit wat de vreemdeling heeft aangevoerd en uit algemeen bekende informatie niet onmiskenbaar volgt dat de staatssecretaris bij uitzetting van de vreemdeling naar India artikel 3 van het EVRM zou schenden. De vreemdeling heeft namelijk niet concreet aangevoerd waarvoor zij bij terugkeer naar India vreest.
3.       Het hoger beroep leidt ook voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift verder geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023
958