ECLI:NL:RBDHA:2021:16261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
21/1018 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en schending hoorplicht

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 28 juli 2021, staat de aanvraag van eiseres, een Syrische vrouw, tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van gezinshereniging centraal. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van een duurzame en exclusieve relatie met haar referent, die in Nederland woont. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet onterecht is, maar dat de Staatssecretaris in dit geval had moeten ingaan op het verzoek van eiseres om een hoorzitting te houden. Eiseres heeft aangevoerd dat het vanwege de situatie in Syrië moeilijk is om originele documenten te verkrijgen die de relatie kunnen onderbouwen. De rechtbank vindt dat de Staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door dit verzoek te negeren en dat eiseres nogmaals de kans moet krijgen om de benodigde documenten aan te leveren. De rechtbank geeft de Staatssecretaris de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen en verwacht dat hij de nieuwe bewijsstukken zal beoordelen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1018 T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1976, van Syrische nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mw. B. Kemalli-Aydin)

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referent)’ afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ter zitting waren ook aanwezig referent en zijn zoon, [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 30 januari 2020 heeft referent ten behoeve van eiseres, zijn gestelde partner, een
mvv-aanvraag ingediend.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er tussen referent en eiseres sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. De originele echtscheidingsakte van referent en de originele ongehuwdverklaring van eiseres zijn niet overlegd. Deze kunnen dus ook niet op echtheid worden gecontroleerd, zodat er geen bewijs is dat referent en eiseres ongehuwd zijn. Daarnaast voldoet referent niet aan het middelenvereiste. Referent ontvangt bijstand onder de Participatiewet, maar heeft niet aan de hand van bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste vanwege blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid.

Duurzame en exclusieve relatie

3. Eiseres voert aan dat de overgelegde bewijsstukken wel blijk geven van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent. Dit blijkt onder andere uit de Whatsappgesprekken tussen hen en de verklaring van de zoon van referent. Eiseres heeft eerder in de procedure aangegeven dat het vanwege de situatie in Syrië lastig is om originele documenten te verkrijgen. Dit had volgens haar een reden moeten zijn voor nader onderzoek door verweerder door het houden van een hoorzitting. Ter zitting heeft de zoon van referent toegezegd dat de originele documenten onderweg zijn vanuit Syrië en dat hij zijn best doet om alle benodigde documenten zo snel mogelijk te verkrijgen. Zijn vader is, door zijn medische situatie, namelijk niet in staat om dit zelf te regelen. Referent lijdt aan een depressie en heeft de ziekte van Parkinson. Op dit moment is de zoon ook bezig met het registreren van het huwelijk tussen eiseres en referent, waarvan een huwelijksakte zal worden opgemaakt en opgestuurd naar verweerder.
4. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de documenten die tot op heden zijn overgelegd onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. De kopieën van de echtscheidingsakte en de ongehuwdverklaring die zijn overgelegd kunnen niet op echtheid worden gecontroleerd en zijn daarom op zichzelf onvoldoende om de stelling van eiseres en referent dat zij daadwerkelijk niet (meer) gehuwd zijn met anderen te kunnen onderbouwen. Ook de overige documenten die tot op heden zijn overgelegd heeft verweerder op zichzelf onvoldoende kunnen vinden om de gestelde duurzame en exclusieve relatie aan te tonen. In zoverre is het besluit van verweerder dus correct.
5. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit specifieke geval, gelet op alle omstandigheden en de toelichting die op zitting is gegeven, toch van verweerder mag worden verwacht dat hij eiseres nogmaals in de gelegenheid stelt om de benodigde stukken aan te leveren. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres in bezwaar wel diverse documenten heeft overgelegd om de relatie te onderbouwen en heeft benadrukt dat het door de situatie in Syrië moeilijk is om de door verweerder gevraagde officiële documenten te verkrijgen. Eiseres heeft ook nadrukkelijk verzocht om een hoorzitting, waarin het één en ander kon worden toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, door aan dit verzoek voorbij te gaan, onzorgvuldig en in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld. Daarnaast is de zoon van referent inmiddels nauw betrokken bij de procedure. Hij staat zijn vader bij omdat die, door zijn medische conditie, niet (meer) in staat is om alles zelf te regelen. Volgens eiseres maakt de inzet van de zoon veel verschil en zet hij zich in om de benodigde documenten zo snel mogelijk vanuit Syrië te verkrijgen. De eerste stappen daarvoor zijn inmiddels ook gezet en de documenten zijn naar verwachting binnen enkele weken in Nederland. Tijdens de zitting is besproken dat eiseres en referent inmiddels gehuwd zijn. Ook daarvan zijn de bewijsstukken opgevraagd in Syrië. Hoewel deze informatie dateert van na het bestreden besluit, is de rechtbank van oordeel dat het - in het kader van finale geschillenbeslechting - in dit geval en met inachtneming van de gezondheidssituatie van referent, onevenredig zou zijn om van eiseres te verwachten dat zij een nieuwe aanvraag doet op het moment dat alle benodigde documenten in Nederland zijn gearriveerd. Uit de over te leggen huwelijksakte zou overigens ook kunnen blijken dat eiseres, zoals zij stelt, ten tijde van het bestreden besluit ongehuwd was. De rechtbank verwacht daarom van verweerder dat hij, nadat de benodigde documenten zijn gearriveerd, opnieuw de relatie tussen eiseres en referent beoordeelt en daarbij - zo nodig - ook een hoorzitting houdt.

Middelenvereiste

6. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte referent niet heeft vrijgesteld van het middelenvereiste. Referent is door zijn medische situatie niet meer in staat om te werken en heeft hiervan diverse bewijsstukken overgelegd. Dat referent is vrijgesteld van de verplichting tot arbeidsinschakeling uit de Participatiewet is nog niet aangetoond. Daarbij is van belang dat de gemeente Amsterdam, waar referent woont, geen verklaring van een volledige ontheffing meer verleent. Het beleid van verweerder geeft echter volgens eiseres ook ruimte om op andere manieren te concluderen dat referent voor vrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid in aanmerking komt. Verweerder heeft hier volgens haar ten onrechte geen gebruik van gemaakt. Daarnaast betoogt eiseres dat het beleid van verweerder in strijd is met het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [1] Verweerder had op grond van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn een evenwichtige en redelijke beoordeling moeten maken van alle belangen en heeft volgens eiseres ook ten aanzien van dit punt ten onrechte afgezien van het houden van een hoorzitting.
7. De rechtbank stelt vast dat het stellen van een mvv-vereiste op zichzelf genomen niet in strijd is met het doel en nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Verweerder geeft met zijn beoordeling of referent in aanmerking komt voor vrijstelling van het middelenvereiste in beginsel ook een adequate invulling aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en de eisen die het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn aan de behandeling van de aanvraag stelt. [2]
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van de stukken die tot op heden zijn overgelegd kunnen concluderen dat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij blijvend en volledig arbeidsongeschikt is en niet in staat is om aan de verplichting tot arbeidsinschakeling te voldoen. Referent heeft geen toekenningsbesluiten of andere stukken van de sociale dienst van de gemeente Amsterdam overlegd en ook de in beroep overgelegde documenten, waaronder de verklaring van een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige en het medisch dossier van referent, zijn op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij is vrijgesteld van de verplichting tot arbeidsinschakeling. De stelling dat het onmogelijk is voor referent om bewijs van de vrijstelling te krijgen, omdat de gemeente Amsterdam geen volledige ontheffingen meer afgeeft aan bijstandsgerechtigden, volgt de rechtbank niet zonder meer, omdat uit het gemeenteblad waar referent naar verwijst niet blijkt dat hij niet meer in aanmerking kan komen voor een ontheffing.
9. Tijdens de zitting is besproken welke documenten referent nog meer zou kunnen overleggen om aan te tonen dat hij arbeidsongeschikt is en vrijgesteld is van de verplichting tot arbeidsinschakeling. Referent heeft de ziekte van Parkinson en heeft diverse medische documenten die dit onderbouwen. Ook heeft hij, naar eigen zeggen, bewijsstukken van de invalidenkaart die hij van de gemeente heeft gekregen en van de Thuiszorg die hij ontvangt. Hoewel verweerder er strikt genomen gelijk in heeft dat referent deze stukken eerder had kunnen indienen en er eigenlijk voor had moeten zorgen dat alle benodigde stukken aanwezig waren op het moment dat de aanvraag werd gedaan, ziet de rechtbank in dit specifieke geval toch aanleiding om eiseres en referent op dit punt nogmaals in de gelegenheid te stellen om bewijsstukken in te dienen, zoals de hiervoor genoemde invalidenkaart en documenten van Thuiszorg. Voor zover referent over andere bewijsstukken beschikt waaruit zijn blijvende arbeidsongeschiktheid en vrijstelling van de arbeidsverplichting blijken, moet hij deze ook overleggen. Bij dit oordeel speelt wederom een rol dat referent inmiddels, vanwege zijn medische situatie, wordt bijgestaan door zijn zoon. Verder speelt een rol dat eiseres in bezwaar nadrukkelijk heeft verzocht om een hoorzitting, om de situatie met betrekking tot de ontheffing van de arbeidsinschakeling van referent toe te kunnen lichten. Verweerder had hier naar het oordeel van de rechtbank - gelet op alle omstandigheden van het geval - gehoor aan moeten geven.
Conclusie
10. De rechtbank concludeert dat verweerder in dit specifieke geval aanleiding had moeten zien om eiseres en referent te horen over de gestelde relatie en de vrijstelling van het middelenvereiste. Door dit niet te doen heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 7:2 van de Awb.
11. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het hiervoor genoemde gebrek te herstellen. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen zij heeft overwogen in rechtsoverweging 6, 10 en 11.
12. Verweerder kan het gebrek herstellen hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder de bewijsstukken van de relatie tussen eiseres en referent die op dit moment worden opgevraagd in Syrië en de bewijsstukken met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid en vrijstelling van de verplichting tot arbeidsinschakeling van referent (die eveneens worden opgestuurd) beoordelen, om te zien of op grond hiervan alsnog de gevraagde mvv kan worden verleend. Van eiseres en referent wordt verwacht dat zij de genoemde stukken zo spoedig mogelijk aan verweerder doen toekomen. Tijdens de zitting is besproken dat een termijn van acht weken reëel is. Van verweerder wordt verwacht dat hij deze stukken vervolgens binnen zes weken beoordeelt.
Voor zover nodig zal verweerder eiseres en referent na ontvangst van de genoemde stukken ook uit moeten nodigen voor een hoorzitting.
13. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen veertien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1648.