ECLI:NL:RBDHA:2024:17555
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Tunesië met evenredigheidsbeginsel en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Tunesische nationaliteit claimt. De minister van Asiel en Migratie had op 28 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 18 oktober 2024 gesloten zonder zitting, na een voortgangsrapportage van de minister en de reactie van eiser hierop.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig is bevonden en dat de toetsing nu moet plaatsvinden vanaf 14 augustus 2024. De rechtbank constateert dat de termijn voor het sluiten van het vooronderzoek is overschreden, maar oordeelt dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel, omdat de beslissing binnen een redelijke termijn is genomen. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Tunesië, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval anders is. De weigering van eiser om mee te werken aan zijn terugkeer speelt hierbij een belangrijke rol.
De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onevenredig is en dat het belang van de minister om de maatregel voort te zetten zwaarder weegt dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.