ECLI:NL:RBDHA:2024:13242
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een Tunesische asielzoeker en de gevolgen van een onjuiste ondertekening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Tunesische asielzoeker. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R. Deniz, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hem de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste maatregel onterecht was ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de minister van Asiel en Migratie bevoegd was. Dit gebrek werd echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet in zijn belangen was geschaad.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de maatregelen van bewaring op juiste gronden waren opgelegd, aangezien eiser op het moment van de eerste maatregel asielzoeker was en de tweede maatregel werd opgelegd toen hij niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de argumenten van eiser dat de maatregelen niet overeenkomstig de eisen van het Vreemdelingenbesluit waren uitgereikt, verworpen. Eiser was voldoende geïnformeerd over de redenen van zijn bewaring en had de mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Wel werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.