ECLI:NL:RBDHA:2024:19478
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
Op 25 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser met de Tunesische nationaliteit. De maatregel was opgelegd op 11 augustus 2024 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 22 november 2024 gesloten zonder zitting.
Eiser stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn, omdat er geen reactie was gekomen van de Tunesische autoriteiten op de aanvraag voor een laissez-passer (LP). De rechtbank overwoog dat, hoewel de Tunesische autoriteiten tot op heden niet hadden gereageerd, eiser niet had aangetoond dat hij zelf voldoende inspanningen had verricht om de LP-aanvraag te versnellen. De rechtbank concludeerde dat het uitblijven van een reactie op de LP-aanvraag niet automatisch leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring disproportioneel was.
De rechtbank oordeelde dat het belang van de staat om de maatregel van bewaring voort te zetten zwaarder woog dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.