ECLI:NL:RBDHA:2025:216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
NL24.52126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser, die op 11 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 6 januari 2025 gesloten zonder zitting. De eiser stelt dat er onvoldoende voortvarendheid is in de uitvoering van de uitzetting naar Tunesië en dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de gronden voor de bewaring nog steeds aanwezig zijn en dat de minister voldoende inspanningen levert om de uitzetting te realiseren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de minister om de maatregel van bewaring voort te zetten zwaarder weegt dan het belang van de eiser om in vrijheid te worden gesteld. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52126

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 augustus 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 6 januari 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Tunesische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1994.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 augustus 2024 [1] , 18 oktober 2024 [2] en 25 november 2024 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu ter beoordeling of vanaf 25 november 2024 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan het vertrek van eiser. Er is namelijk slechts één keer op zaaksniveau gerappelleerd. Het sturen van standaardrappels en het voeren van vertrekgesprekken is onvoldoende. Dat eiser zelf meer inspanningen kan verrichten onttrekt verweerder ook niet aan zijn inspanningsverplichting. Hierbij wordt verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 27 november 2024. [4] Het moment waarop verweerder moet overgaan tot het op zaaksniveau rappelleren is afhankelijk van zowel de duur van de bewaring als van de duur van het LP [5] -traject. Daarnaast voert eiser aan dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië omdat er tot nu toe niets is vernomen over een LP-afgifte of presentatie. Volgens eiser wegen zijn belangen om de afgifte van een LP in vrijheid af te wachten zwaarder dan de belangen van verweerder om de maatregel te laten voortduren.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat de grondslag en gronden van de bewaring onverkort aanwezig zijn. Evenmin is er sinds de vorige beoordeling van de maatregel een wijziging opgetreden in het algemene zicht op uitzetting naar Tunesië. De omstandigheid dat de LP-aanvraag dateert van 26 juni 2024 en hierop nog altijd geen reactie is gevolgd van de Tunesische autoriteiten betekent niet dat voor eiser persoonlijk het zicht op uitzetting wel ontbreekt. Het LP-traject is nog altijd gaande, zo blijkt uit het voortgangsrapport M120 van 31 december 2024. Uit de verslagen van de met eiser gevoerde vertrekgesprekken op 2 december 2024 en 30 december 2024 blijkt dat eiser nog altijd niet wil meewerken aan zijn terugkeer naar Tunesië.
6. Uit het voortgangsrapport volgt verder dat verweerder nog steeds regelmatig schriftelijk rappelleert bij de Tunesische autoriteiten (de laatste dateert van 24 december 2024) over de afgifte van een LP aan eiser. Ook worden er regelmatig vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Hiermee handelt verweerder vooralsnog voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Op 9 oktober 2014 is specifiek op zaaksniveau navraag gedaan bij de consul. Dat betekent niet dat daarna steeds op zaaksniveau moet worden gerappelleerd. Verweerder blijft voor de afgifte van een LP afhankelijk van de Tunesische autoriteiten. De maximale duur van de maatregel zoals vastgelegd in artikel 59, vijfde lid, van de Vw, is nog niet bereikt.
7. Gelet hierop weegt het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren nog altijd zwaarder dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld.
8. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden om het voortduren van de maatregel na 25 november 2024 op enig moment onrechtmatig te achten.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 januari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.