ECLI:NL:RBDHA:2024:17270
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eiseres stelt dat de situatie in Frankrijk, met name op het gebied van gezondheidszorg en opvang, onacceptabel is en dat zij en haar minderjarige kind een reëel risico lopen op schending van hun rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank overweegt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat lidstaten ervan uit mogen gaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de situatie in Frankrijk dermate ernstig is dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de problemen in de opvang in Frankrijk niet zodanig structureel zijn dat er bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar kind bijzonder kwetsbaar zijn in de zin van relevante jurisprudentie.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres kennelijk ongegrond is en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 24 oktober 2024.