ECLI:NL:RBDHA:2023:19180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
NL23.31069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een alleenstaande vrouw met pasgeboren baby in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een alleenstaande vrouw met een pasgeboren baby, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 29 september 2023 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt uit dat de staatssecretaris in dit specifieke geval moet onderzoeken wat een feitelijke overdracht aan Frankrijk voor eiseres en haar baby zal betekenen. De rechtbank wijst op de kwetsbaarheid van eiseres en haar baby, en de risico's die zij lopen bij terugkeer naar Frankrijk, waar zij mogelijk geen toegang hebben tot opvang. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris individuele garanties moet vragen aan Frankrijk, gezien de situatie van eiseres en haar baby.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en geeft hem de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 15 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31069
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr R.P.G. van Bel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M.Y. Abdi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening aanvaard. Eiseres is namelijk eerder met een visum Frankrijk ingereisd en dat visum is minder dan zes maanden geleden
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
verlopen.
5. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres verwijst daartoe naar het rapport van Amnesty International van 27 maart 20232,waaruit volgt dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in twee zaken heeft geoordeeld dat Frankrijk het verbod van marteling of onmenselijke of vernederende behandelingen heeft overtreden door de mensenrechtenrisico’s bij deportaties van Tsjetsjenen niet goed te beoordelen. Ook bepaalde het EHRM in de zaak [A] en anderen vs. Frankrijk3 dat de Franse regering het recht van berooide asielzoekers op toegang tot de rechter schond door niet te voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter van de Administratieve rechtbank om te voorzien in noodopvang. Verder loopt eiseres het risico om bij terugkeer naar Frankrijk door gebrek aan opvangcapaciteit geen opvang te krijgen. Dit klemt te meer nu zo voert eiseres een dag voor de zitting aan, omdat zij samen met haar op [geboortedatum] 2023 geboren baby, zal moeten terugkeren naar Frankrijk. Eiseres verwijst in dit kader naar het AIDA-rapport (update 2022), waaruit blijkt dat Frankrijk reeds jaren kampt met een schrijnend tekort aan opvangcapaciteit. Eiseres en haar baby zijn bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest [B] 4 , zodat verweerder individuele garanties bij Frankrijk dient te vragen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem aldaar dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
7. De rechtbank constateert dat uit het AIDA-rapport blijkt dat, ondanks inspanningen van de Franse autoriteiten, ongeveer 40% van de asielzoekers in Frankrijk geen opvangplek hadden aan het eind van 2022. Ten aanzien van Dublinclaimanten valt op pagina 104 te lezen: “
In practice, however, many persons subject to Dublin procedures (applicants or returnees) live on the streets or in squats because of the overall lack of places.”De rechtbank heeft dit tijdens de zitting met verweerder besproken, en deze heeft desgevraagd aangegeven zorg te willen dragen voor een gereguleerde overdracht. Verweerder meent dat geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid van moeder en baby, en daarom neemt verweerder het standpunt in dat er geen individuele garanties gevraagd te hoeven worden. Wel zijn moeder en baby kwetsbaar, als gevolg waarvan ze gereguleerd overgedragen moeten worden.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres en haar baby evident als bijzonder kwetsbare personen in de zin van het [B]-arrest zijn aan te merken. Een maand geleden pas is eiseres bevallen en zij en haar baby moeten na een overdracht daarom zeker zijn van een daadwerkelijke en specifieke plek in de opvang. Omdat uit het AIDA-rapport blijkt dat er een risico bestaat dat eiseres en haar baby op straat belanden, terwijl zij als bijzonder
2 Amnesty International Report 2022/2023: The state of the world’s human rights, pagina 168.
3 ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.
4 ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
kwetsbaren een bijzondere behoefte aan opvang hebben, bestaat er (ook) in het geval van een (gereguleerde) overdracht een reëel risico dat eiseres, die nog geen asielverzoek in Frankrijk heeft ingediend, tijdelijk verstoken blijft van de noodzakelijke voorzieningen voor (de verzorging van) haar baby.
9. Omdat verweerder met de toezegging van een gereguleerde overdracht niet garandeert dat eiseres en haar baby daadwerkelijk toegang zullen hebben tot opvangvoorzieningen, dient verweerder het risico van tijdelijk geen opvang kunnen krijgen, af te zetten tegen het gegeven dat eiseres een alleenstaande vrouw is met een pasgeboren baby, en daardoor als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd en specifieke behoefte heeft aan opvang voor haar en haar baby. De rechtbank is daarom van oordeel dat het aan verweerder is om in dit specifieke geval te onderzoeken wat een feitelijke overdracht aan Frankrijk voor eiseres en haar baby zal betekenen, en dit in zijn overwegingen met betrekking tot artikel 17 van de Dublinverordening mee te nemen. Het beroep zal daarom gegrond verklaard worden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
10.1.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 29 september 2023;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.