ECLI:NL:RBDHA:2024:17265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.33809 en NL24.33810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de verantwoordelijkheid van Spanje onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, betoogt dat hij in Spanje vervolging te vrezen heeft en dat de opvangfaciliteiten daar ondermaats zijn. Hij verwijst naar verschillende rapporten, waaronder het AIDA-rapport, en stelt dat de situatie in Spanje zo ernstig is dat Dublinclaimanten feitelijk worden verhinderd om asiel aan te vragen.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Spanje zich niet aan zijn verplichtingen houdt, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het bestreden besluit te vernietigen. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Deze uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublinzaken en de noodzaak voor asielzoekers om concrete bewijsstukken te overleggen die hun claims onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.33809 en NL24.33810
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser wenst de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen en stelt dat er in redelijkheid geen twijfel kan bestaan dat hij vervolging te vrezen heeft in Spanje. De opvangfaciliteiten in Spanje zijn ondermaats, er ligt voor eiser een zwaarwegend belang bij een opvang die aan de minimumeisen voldoet en in dit kader kan niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit worden gegaan. Dit blijkt ook uit de inbreukprocedure die de Europese Commissie tegen Spanje is gestart. De situatie in Spanje zou zelfs zo erg zijn dat Dublinclaimanten feitelijk verhinderd worden om asiel aan te vragen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA-rapport van 29 april 2022, het AIDA-rapport van 21 april 2023, de Key Decisions van 26 januari 2023 (hierna: key decisions) van de Europese Commissie en de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 april 2024 [2] . Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en zou vernietigd moeten worden. Ten slotte stelt eiser dat het indienen van een klacht bij de Spaanse autoriteiten zinloos zal zijn en dat verweerder zijn asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, aan zich moet trekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat Spanje zich hier niet aan houdt.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat eiser er niet in geslaagd is om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Spanje niet meer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De hoogste bestuursrechter heeft in een aantal recente uitspraken [3] bevestigd dat er ten aanzien van Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft zijn stelling dat er sprake zou zijn van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Spanje ook niet onderbouwd met stukken die hem persoonlijk betreffen. De situatie in Spanje zoals die in het AIDA-rapport over 2023 en 2022 naar voren komt, schetst geen ander beeld van de situatie in Spanje dan in eerdere rapporten is weergegeven. Hierbij is van belang dat de hoogste bestuursrechter het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van april 2023 al heeft betrokken in de eerder genoemde uitspraak van 27 juli 2023.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de Europese Commissie op 23 januari 2023 (INF(2022)2158) een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het mogelijk niet volledig omzetten van bepalingen van de Opvangrichtlijn, geen concreet aanknopingspunt biedt voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de beslissing van de Europese Commissie om een inbreukprocedure te starten blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn daartoe aanleiding hebben gegeven. Eiser heeft verder niet duidelijk gemaakt waarom uit de key decisions blijkt dat sprake is van structurele, fundamentele gebreken in de opvangvoorzieningen in Spanje. De rechtbank overweegt daarom dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de enkele verwijzing naar de inbreukprocedure en naar de hierboven genoemde stukken er niet toe leidt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Bij voorkomende opvangproblemen moet eiser zich wenden tot de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet mogelijk is, of bij voorbaat zinloos is.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om de aanvraag van eiser onverplicht in behandeling te nemen. Uit wat eiser heeft aangevoerd is niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat zijn overdracht aan Spanje van een zodanige onevenredige hardheid getuigt dat verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat eiser niet kan worden overgedragen aan Spanje.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [4] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231 en 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.