ECLI:NL:RBDHA:2024:17062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.23648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en de geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 8 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 3 juni 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 20 augustus 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de minister niet alle relevante elementen in zijn besluit heeft meegenomen, met name de omstandigheden rondom de moord op eisers vader en de fysieke mishandeling van eiser in zijn jeugd. Dit gebrek in de besluitvorming leidt de rechtbank tot de conclusie dat de minister in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht, die vereist dat besluiten deugdelijk gemotiveerd zijn. Desondanks oordeelt de rechtbank dat, zelfs als deze elementen waren meegenomen, dit niet zou leiden tot een andere uitkomst van de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de minister de problemen die eiser na zijn terugkeer in Somalië heeft ervaren, terecht ongeloofwaardig heeft geacht.

De rechtbank concludeert dat de veiligheidssituatie in de regio waar eiser vandaan komt, niet zodanig is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie die bescherming onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft staan. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 8 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser was drie jaar oud toen zijn vader werd vermoord en zijn vaders grond werd afgepakt. De daders hebben enkele vingers van eiser afgekapt. Eiser heeft daarna Somalië verlaten en is opgegroeid in Jemen. In februari 2021 is eiser teruggekeerd naar Somalië vanwege het overlijden van zijn moeder. Bij terugkeer kreeg eiser opnieuw problemen met de daders omdat zij dachten dat eiser wraak wilde nemen en aanspraak wilde maken op de grond. Eiser is één keer op straat benaderd en twee keer telefonisch bedreigd, waardoor hij genoodzaakt was om onder te duiken bij zijn oma en later te vluchten. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiser vermoord te worden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) Eisers problemen na terugkomst in Somalië.
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De minister acht echter eisers problemen na terugkomst in Somalië ongeloofwaardig. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister alle relevante elementen vastgesteld?
6. Eiser voert aan dat de besluitvorming onzorgvuldig is omdat de minister niet alle relevante elementen heeft genoemd in het bestreden besluit. Als relevant element had moeten worden aangemerkt dat eisers vader is vermoord toen eiser drie jaar oud was en dat enkele vingers van eiser zijn afgekapt. De minister heeft dit gegeven niet betwist. Deze gebeurtenis is relevant volgens eiser omdat dit ook ging om problemen met Al-Shabaab. Bovendien volgt hieruit dat eiser eerder slachtoffer is geweest van onmenselijke behandeling en heeft eiser een aannemelijke vrees voor vervolging en loopt hij een reëel risico op schade bij terugkeer. [2]
6.1.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht aanvoert dat de minister niet alle relevante elementen heeft genoemd in het bestreden besluit. De minister had op grond van de verklaringen van eiser in het bestreden besluit moeten vaststellen dat de situatie dat eisers vader is vermoord toen eiser drie was en dat enkele vingers van eiser zijn afgekapt een relevant element is. De minister had vervolgens moeten beoordelen of dit element kan voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van de gevraagde internationale bescherming. Dat heeft de minister in het bestreden besluit niet gedaan. De minister heeft in het verweerschrift ook erkend dat de gebeurtenissen die eiser heeft meegemaakt toen hij drie jaar oud was onterecht niet zijn aangemerkt als relevant element. De rechtbank stelt daarom vast dat er sprake is van een gebrek. Het besluit is daarmee genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, dat eist dat een besluit op een deugdelijke motivering berust. In het verweerschrift en op de zitting heeft de minister toegelicht dat – ook wanneer de verklaringen van eiser over de problemen in zijn jeugd worden meegewogen, dit niet tot het door eiser gewenste resultaat leidt. De rechtbank zal daarom hierna beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
6.1.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister in het verweerschrift deugdelijk heeft gemotiveerd dat, ook indien de elementen van het asielrelaas van eiser op de door eiser geschetste wijze zouden zijn vastgesteld, dit geen gevolgen zou hebben voor de uitkomst van de beoordeling van het relaas. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het meenemen van dit element onverlet laat dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege deze problemen in zijn jeugd, bij terugkeer nogmaals problemen zal ondervinden in Somalië. Niet valt in te zien dat eiser na een periode van veertien jaar nog problemen zal ondervinden met de groepering waar hij destijds problemen van heeft ondervonden. De minister wijst in dat kader niet ten onrechte op de lange tijd die sindsdien is verstreken en het gegeven dat zijn familie jarenlang probleemloos in eisers woonplaats heeft kunnen leven. Daarnaast heeft de minister, zoals hierna onder 7 zal worden toegelicht de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden na zijn terugkeer in Somalië ongeloofwaardig mogen achten. De minister heeft met deze toelichting deugdelijk gemotiveerd waarom het meenemen van het relevante element over de gebeurtenissen toen eiser drie jaar oud was niet tot een andere uitkomst van de beoordeling in het bestreden besluit had kunnen leiden.
Heeft de minister de problemen na terugkomst in Somalië terecht ongeloofwaardig geacht?
7. Eiser voert aan dat de minister eisers problemen na zijn terugkeer in Somalië ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Dat zijn familieleden jarenlang probleemloos verblijf hebben in Somalië maakt niet dat eisers problemen ongeloofwaardig zijn. De familieleden (tante en oma van moeders kant) maken namelijk op geen enkele manier aanspraak op de grond die van de vader van eiser is afgenomen. Het is juist aannemelijk dat eiser als mannelijk familielid en aanwezen erfgenaam van de grond van zijn vader problemen gaat ondervinden in Somalië. In de Somalische gemeenschap is het gebruikelijk dat snel wordt gecommuniceerd als iemand terugkeert naar het herkomstgebied. Ook is het voor Al-Shabaab gebruikelijk om personen af te persen of eigendom afhandig te maken. [3] Dat Al-Shabaab volgens eiser tot het vermoeden is gekomen dat hij uit is op wraak vanwege de gestolen grond kan hij niet verklaren. Eiser is in ieder geval één keer na de bedreiging langs geweest bij zijn tante en vrouw uit noodzaak [4] en niet vier keer zoals de minister stelt. Verder heeft eiser geen vestigingsalternatief omdat hij behoort tot een minderheidsstam en in geen enkel ander gebied een netwerk heeft. Zijn problemen komen niet voort uit de stamverhoudingen, maar uit de problemen rondom het grondbezit. Dat eiser uit een minderheidsstam komt zorgt er echter wel voor dat hij (en zijn familie) extra kwetsbaar zijn voor Al-Shabaab omdat hij minder snel aanspraak kan maken op bescherming. [5] Verder heeft eiser duidelijk verklaard over zijn verblijfplaatsen tot het moment dat hij Somalië heeft verlaten. Tot slot heeft de vermissing van zijn zus vermoedelijk te maken met eisers problemen, maar dat kan eiser niet onderbouwen.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers problemen bij terugkomst in Somalië ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft niet inzichtelijk kunnen maken waarom hij bedreigd werd, veertien jaar na de moord op zijn vader toen eiser drie jaar oud was. Hij heeft namelijk nooit de intentie gehad om het land terug te eisen en heeft dit ook als zodanig aangegeven bij zijn bedreigers. [6] De minister stelt niet ten onrechte dat daardoor niet inzichtelijk is dat de bedreigers desondanks bang zouden zijn dat eiser wraak zou nemen. Ook werpt de minister in dit verband terecht tegen dat niet is onderbouwd dat de bedreigingen van Al-Shabaab afkomstig zijn. De minister voert terecht aan dat de stelling van eiser dat hij minder snel bescherming kan inroepen tegen Al-Shabaab omdat hij lid is van een minderheidsstam en daardoor naar eigen zeggen kwetsbaarder is, niet inzichtelijk maakt wat de reden is van de bedreiging. De stelling van eiser dat hij na de bedreiging nog één keer naar het huis van zijn tante en vrouw is gegaan heeft de minister niet hoeven volgen. Eiser heeft immers in het nader gehoor zelf verklaard dat hij daarna nog vier keer naar het huis van zijn tante is gegaan. [7] De minister heeft hem mogen tegenwerpen dat niet valt in te zien waarom eiser na de bedreiging nog vier keer naar het huis van zijn tante is gegaan, terwijl de groepering volgens zijn verklaring ook al eens was langsgekomen bij dat huis om op zoek te gaan naar eiser. Daarbij neemt de minister niet ten onrechte in aanmerking dat eiser twintig minuten moest lopen naar het huis van zijn tante met het risico om gezien te worden. [8] Niet valt in te zien waarom eiser dat risico nam. De minister mocht zich verder op het standpunt stellen dat eiser inconsistent heeft verklaard over zijn verblijfplaats vlak voor zijn vertrek uit Somalië. Eiser verklaarde namelijk eerst dat hij in de laatste maand voor zijn vertrek afwisselend bij zijn vrouw en oma verbleef. [9] Eisers vrouw woonde volgens die eerste verklaring bij zijn tante. [10] Later verklaarde eiser echter dat hij na de doodsbedreiging niet meer naar zijn tante is gegaan. [11] Tot slot mocht de minister concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vermissing van zijn zus te maken heeft met zijn problemen. Eiser heeft dit namelijk op geen enkele manier onderbouwd, waardoor dit vermoeden berust op een aanname. Gelet op het voorgaande mocht de minister tot de conclusie komen dat eisers problemen bij terugkeer naar Somalië niet geloofwaardig zijn.
Is er in Qoryoley sprake van een 15c-situatie?
8. Eiser voert in de aanvullende gronden van 15 augustus 2024 aan dat de veiligheidssituatie in Qoryoley in de regio Lower Shabelle sprake is van een reëel risico op ernstige schade door de aanwezigheid van Al-Shabaab. De situatie in deze regio is slechter dan de minister heeft geschetst in het bestreden besluit. Dat blijkt uit recente bronnen die eiser heeft overgelegd. Ten eerste blijkt dat Qoryoley onder het operatiegebied van Al-Shabaab valt, dat er daar offensieve en defensieve manoeuvres worden uitgevoerd [12] en zijn er gevechten tussen Al-Shabaab en andere milities. [13] Verder was Qoryoley in september 2023 nog in handen van Al-Shabaab [14] en zijn de activiteiten van Al-Shabaab sinds december 2023 toegenomen. [15] Uit diverse bronnen blijkt dat er veel incidenten en doden zijn gemeld in eisers regio. [16] De rechtbank vat eisers betoog op als een beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (15c-situatie).
8.1.
Bij de beoordeling of zich een 15c-situatie voordoet is een veelvoud aan omstandigheden van belang. Onder meer is van belang is of bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers, dan wel vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of de geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, in hoeverre een veiligheidsstructuur aanwezig is en ook hoeveel burgers slachtoffer zijn geworden van het geweld of als gevolg daarvan ontheemd zijn geraakt. [17]
8.2.
Uit een arrest van het Hof van Justitie [18] en een zeer recente uitspraak van de Afdeling [19] volgt vervolgens ook dat wanneer geen sprake is een uitzonderlijke situatie, waarin de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een risico loopt, de minister de persoonlijke omstandigheden en individuele situatie van een vreemdeling moet betrekken bij de vraag of sprake is van een 15c-situatie. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen.
8.3.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is met de minister van oordeel dat de veiligheidssituatie in Somalië, waaronder in Qoryoley, niet zodanig is, dat dat sprake is van een uitzonderlijke situatie, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat inmiddels een verandering dan wel verslechtering van de veiligheidssituatie heeft plaatsgevonden in Qoryoley. Uit algemene informatie blijkt dat eisers woonplaats en de weg naar zijn woonplaats in handen zijn van de centrale regering en niet valt in de handen van Al-Shabaab. [20] Verder blijkt uit het meest recente ambtsbericht van Somalië van juni 2023 dat er in het district Lower Shabelle, waar Qoryoley is gelegen, geweldsconflicten hebben plaatsgevonden tussen Al-Shabaab en de Somalische autoriteiten en haar partners. De stedelijke gebieden bleven echter onder controle van de federale overheid en troepen van AMISOM/ATMIS. [21] Dat is te zien op de kaart op pagina 91 van voorgenoemde ambtsbericht waarop de stad Qoryoley is aangeduid met een zwarte stip. Hoewel Al-Shabaab Qoryoley niet onder haar directe controle heeft gehad, was de groepering hier wel in staat om activiteiten te ondernemen zoals diverse aanvallen. Deze aanslagen waren echter niet gericht tegen (willekeurige) burgers. Al-Shabaab richt zijn aanslagen met name tegen overheidsfunctionarissen, politici, (aan de overheid gelieerde) strijdkrachten, mensenrechtenactivisten, medewerkers van ngo’s, regeringsgezinde clan-ouderen en (prominente) critici vanen strijders tegen Al-Shabaab. De minister benadrukt verder terecht dat Al-Shabaab in zijn algemeenheid burgerslachtoffers bij haar aanvallen probeert te voorkomen. Dat blijkt uit het feit dat zij burgers waarschuwt zich niet te begeven naar hotels, restaurants en regeringsgebouwen die zij als legitieme doelen beschouwt. [22]
8.3.1.
Eveneens heeft eiser niet aannemelijk gemaakt hoe zijn individuele elementen als risico verhogende elementen moeten worden aangemerkt. Gelet op het oordeel onder 7.1 mocht de minister aannemen dat eisers gestelde problemen bij terugkeer naar Somalië ongeloofwaardig zijn. De minister hoeft deze gestelde problemen daarom niet verder te toetsen. Verder heeft eiser met de enkele stelling dat hij behoort tot een minderheidsstam ook onvoldoende duidelijk gemaakt dat hij (meer) te vrezen heeft voor een reëel risico op
ernstige schade door willekeurig geweld van Al-Shabaab. De minister mocht overwegen dat eiser zonder ernstige schade kan terugkeren Qoryoley in Somalië. Via Mogadishu, waar Al-Shabaab al jaren geen delen meer onder feitelijke controle heeft, [23] kan eiser over de weg reizen naar Qoryoley, nu deze route wordt bewaakt door de Somalische autoriteiten en ATMIS. [24] Eiser hoeft dus niet te reizen door een gebied waar Al-Shabaab de macht heeft en kan daarom veilig terugkeren naar Qoryoley. Het beroep op een minder uitzonderlijke 15c-situatie slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het gebrek onder 6.1 en de motivering van de minister onder 6.1.1. ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven. [25] Dit betekent dat het beroep weliswaar gegrond is, maar dat eiser inhoudelijk geen gelijk krijgt. De afwijzing van zijn asielaanvraag blijft staan en de minister hoeft geen nieuw besluit te nemen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Eiser wijst op artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
3.United Nations, ‘Final report of the Panel of Experts on Somalia’ 10 oktober 2022, pagina 3.
4.Dat volgt volgens eiser ook uit het nader gehoor, pagina 12.
5.Algemeen Ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 52.
6.Nader gehoor, pagina 13.
7.Nader gehoor, pagina 11.
8.Nader gehoor, pagina 11.
9.Aanmeldgehoor, pagina 5.
10.Nader gehoor, pagina 8.
11.Nader gehoor, pagina 12.
12.Critical threats, ‘Al Shabaab’s Area of Operations’ 1 november 2023.
13.Algemeen Ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 29.
14.Eiser verwijst naar een artikel van Somali Digest van 1 september 2023.
15.Rapport van de VN-Veiligheidsraad 2 februari 2024.
16.Eiser verwijst naar de volgende rapporten: Austrian Centre for Country of Origin Research and
17.ABRvS 13 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2022:84.
18.Zie het
19.ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.
20.Algemeen ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 91; Somalia controlmap 2023 en Somalia controlmap 2021.
21.Algemeen ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 27.
22.Algemeen ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 21.
23.Algemeen ambtsbericht Somalië juni 2023, rb. Den Haag 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10522, rb. Den Haag 3 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9504, ABRvS 16 maart 2023
24.Algemeen ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 91. Zie ook Political Geography Now: Somalia ([website])
25.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb maakt dat mogelijk.