ECLI:NL:RBDHA:2023:9504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somaliër met vrees voor Al Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somaliër die vreesde voor vervolging door Al Shabaab. Eiser, geboren in 1970, had op 7 december 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij gevaar liep vanwege zijn problemen met Al Shabaab. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 1 februari 2023 afgewezen, omdat eiser zijn vrees niet voldoende had onderbouwd met objectieve feiten en informatie. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Tijdens de zitting op 2 maart 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld. Eiser heeft documenten overgelegd, waaronder verklaringen van zijn echtgenote en de politie, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet voldoende bewijs boden voor de gestelde vrees. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank heeft ook overwogen dat de humanitaire situatie in Baidoa, waar eiser vandaan komt, niet uitsluitend door Al Shabaab wordt veroorzaakt, maar ook door droogte en andere factoren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3748

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Saglik).

ProcesverloopBij besluit van 1 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.3749).
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven om wat ter zitting naar voren is gebracht, op schrift te zetten, zodat eiser in staat is hierop te reageren.
Op 23 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 13 april 2023 heeft eiser hierop gereageerd.
Aangezien partijen niet hebben aangegeven een nadere zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaak gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1970 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 7 december 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij nog steeds gevaar loopt in zijn land van herkomst vanwege problemen, die hij heeft gehad met Al Shaabab. Eiser overlegt hiertoe een brief van zijn echtgenote, een verklaring van de politie en een brief van de gemeente. Verder doet eiser een beroep op algemene informatie, waaruit volgens hem volgt dat Al Shabaab in de regio waar hij vandaan komt, namelijk Baidoa, weer een rol van betekenis heeft, dat sprake is van een toename van geweld en dat de regio getroffen is door enorme droogte en een hongersnood. Vanwege de humanitaire noodsituatie in Baidoa kan eiser op dit moment ook niet naar zijn land terugkeren.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zijn gestelde persoonlijke vrees voor Al Shaabab met de overgelegde documenten en zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook volgt verweerder eiser niet in zijn stelling dat Al Shabaab daadwerkelijk de macht uitoefent in zijn woonplaats, omdat dit niet volgt uit de overgelegde rapporten en ook niet uit zijn eisers eigen verklaringen. Om die reden kan eiser volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verweerder had bij de besluitvorming niet mogen volstaan met het onderzoek van Bureau Documenten. Niet valt volgens eiser in te zien hoe dit onderzoek is uitgevoerd en hoe verweerder tot zijn bevindingen is gekomen. Verder voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij zijn aanvraag niet met objectief vastgestelde feiten en informatie heeft kunnen onderbouwen. Dit is een te hoge bewijslast. Ten onrechte heeft verweerder volgens eiser de volledige inhoud van de verklaringen niet betrokken bij de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser is van mening dat hij wel aannemelijk heeft gemaakt te vrezen voor Al Shabaab en dat zijn verklaringen in deze procedure niet tegenstrijdig zijn met zijn verklaringen tijdens eerdere procedures. [4] Tot slot voert eiser aan dat in Baidoa sprake is van een humanitaire noodsituatie. [5] Dit wordt veroorzaakt door de continue wapengevechten met Al Shabaab, de omsingeling van de stad door Al Shabaab, de droogte en daarmee gepaard gaande hongersnood. Bij terugkeer naar Baidoa loopt eiser daarom een reëel risico op ernstige schade.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ontvankelijkheid
4. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep van eiser ontvankelijk is. Verweerder heeft de rechtbank namelijk op 15 februari 2023 bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een overzicht gevoegd, waaruit volgt dat eiser zijn woonruimte op 6 februari 2023 zelfstandig heeft verlaten. Verweerder verzoekt de rechtbank te beoordelen of eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van dit beroep.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [6]
4.2.
De gemachtigde van eiser voert aan dat eiser niet met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft nog contact met eiser en weet dat eiser in Nederland, namelijk in Waalwijk, verblijft. De gemachtigde van eiser heeft de zitting ook van tevoren met eiser voorbereid. Hiertoe is eiser op 15 februari 2023 op het kantoor van zijn gemachtigde verschenen.
4.3.
Nu eiser contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden over het verloop van zijn beroepsprocedure en de gemachtigde van eiser weet waar eiser in Nederland verblijft, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser nog prijs stelt op de gezochte bescherming. Eiser heeft daarom belang bij deze beroepsprocedure. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en zal hierna het beroep inhoudelijk bespreken.
Onderzoek van Bureau Documenten
5. Verweerder heeft de overgelegde verklaringen van de gemeente en de politie laten onderzoeken door Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft deze documenten onderzocht en onregelmatigheden aangetroffen met betrekking tot de opmaak en afgifte. De rechtbank ziet geen aanleiding eraan te twijfelen dat Bureau Documenten de documenten op echtheid heeft onderzocht. Gelet op de geconstateerde onregelmatigheden en het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal kan Bureau Documenten echter geen uitspraak doen over de echtheid, opmaak en afgifte van de documenten en kan ook niet worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn. [7] Met deze documenten heeft eiser daarom niet onderbouwd problemen met Al Shabaab te hebben (gehad).
5.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat Bureau Documenten een deskundige is en verweerder er in beginsel van mag uitgaan dat de verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dat laat onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder met zich meebrengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen. [8] Die situatie doet zich in ieder geval voor als de conclusies van een verklaring van onderzoek vragen oproepen, bijvoorbeeld als die bevindingen niet logischerwijs tot de daaraan verbonden conclusies leiden of als de vreemdeling gemotiveerd betwist heeft dat een verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [9]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in zijn gronden van beroep vraagtekens gezet bij de conclusies van Bureau Documenten maar niet gemotiveerd betwist dat de verklaring van onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is of dat de conclusies aansluiten. De stelling van eiser dat onvoldoende inzichtelijk is welke elementen in de opmaak en afgifte zijn onderzocht, welke onregelmatigheden precies zijn aangetroffen en op basis waarvan is geconstateerd dat dit onregelmatigheden zijn, vindt de rechtbank onvoldoende. Bureau Documenten hoeft in zijn verklaring niet in detail op te nemen welke onregelmatigheden zijn aangetroffen. Het gaat hier immers om vertrouwelijke informatie. Zoals verweerder in het verweerschrift stelt, worden de onderzoeksmethoden en/of -technieken van Bureau Documenten niet openbaar gemaakt, omdat deze informatie anders gebruikt zou kunnen worden voor de verbetering, verandering en vervalsing van documenten. In het geval van eiser merkt de rechtbank nog op dat de onregelmatigheden die Bureau Documenten heeft aangetroffen niet geleid hebben tot een inhoudelijke uitspraak van Bureau Documenten over de echtheid, opmaak en afgifte van de documenten. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in dat verweerder nadere informatie bij Bureau Documenten had moeten opvragen. Nu eiser zelf geen contra-expertise heeft verricht naar de documenten, heeft verweerder van de uitkomsten van het onderzoek van Bureau Documenten kunnen uitgaan.
Aannemelijkheid van de gestelde vrees
6. In het bestreden besluit heeft verweerder de inhoud van de overgelegde verklaringen betrokken in de beoordeling van de gestelde vrees van eiser. Daarbij heeft de echtheid en/of authenticiteit van de verklaringen dus geen (negatieve) rol gespeeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de conclusies van Bureau Documenten doorslaggevend zijn geweest in de afwijzing van eisers asielaanvraag.
6.1.
De rechtbank overweegt dat eiser met het overleggen van de verklaringen van de politie en de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft (gehad) met Al Shabaab. Verweerder heeft eiser in relatie tot deze documenten kunnen tegenwerpen dat geen sprake is van objectief vastgestelde feiten en informatie. Uit de verklaringen van eiser tijdens het gehoor komt immers naar voren dat het politierapport op verzoek van zijn echtgenote is opgemaakt en gebaseerd is op de informatie die zij bij de politie heeft verteld. [10] Verder heeft eiser verklaard dat de verklaring van de gemeente is opgemaakt op verzoek van zijn echtgenote en de politie naar aanleiding van de aangifte die zijn vrouw bij de politie heeft gedaan. [11] De omstandigheid dat in de verklaring van de politie ook objectieve feiten zouden zijn opgenomen, namelijk over het aantal keer en de momenten waarop de echtgenote van eiser aangifte bij de politie heeft gedaan, maakt nog niet dat de verklaring voor het overige ook objectief van aard is. Verweerder heeft ook niet alleen naar de objectiviteit van de overgelegde informatie gekeken maar heeft ook de inhoud van de verklaringen in de beoordeling betrokken, waardoor de rechtbank niet vindt dat verweerder een te hoge bewijslast heeft gehanteerd. Uit de politieverklaring komt naar voren dat de echtgenote van eiser zich bij de politie heeft gemeld, omdat zij lastig is gevallen door gemaskerde mannen. Eiser stelt dat deze gemaskerde mannen wel van Al Shabaab moeten zijn, omdat alleen mannen van deze groep hun gezicht bedekken, maar heeft deze stelling niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hier daadwerkelijk om leden van Al Shabaab ging. Daarbij is van belang dat iedereen zijn gezicht met een sjaal kan bedekken en dit niet exclusief aan leden van Al Shabaab voorbehouden is. Tot slot heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij bij zijn eerdere asielaanvragen niet heeft verklaard dat hij persoonlijke problemen heeft gehad met Al Shabaab vanwege het repareren van een auto die aan de Somalische autoriteiten toebehoorde. [12] Eiser heeft in zijn nader gehoor in 2010 enkel verklaard dat hij een keer is benaderd om als chauffeur voor Al Shabaab te werken. [13] Destijds heeft hij deze omstandigheid echter niet naar voren gebracht als reden voor het doen van een asielaanvraag. Dat eiser dit niet eerder heeft verklaard, doet afbreuk aan de aannemelijkheid van de gestelde vrees van eiser. Verweerder mag van eiser verwachten dat hij deze vrees direct bij zijn eerste asielaanvraag kenbaar had gemaakt.
6.2.
Met de overgelegde verklaring van zijn echtgenote heeft eiser zijn gestelde vrees voor Al Shabaab ook niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft eiser ook in dit geval kunnen tegenwerpen dat het niet om een objectief verifieerbare bron gaat. Verder heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat uit deze verklaring niet concreet blijkt welke problemen eiser met Al Shabaab heeft ondervonden en ook niet dat hij nog steeds door deze groepering gezocht wordt. De echtgenote van eiser verklaart met name over haar eigen problemen, zoals het risico dat haar kinderen ontvoerd worden door Al Shabaab.
Algemene situatie in Somalië
7. De rechtbank overweegt dat verweerder aanneemt dat in gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië, waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade. Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert. [14] Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat Al Shabaab in Baidoa aan de macht is. Dit komt ook niet naar voren uit eisers verklaringen. Tijdens zijn gehoor heeft eiser immers verklaard dat de overheid de controle heeft over Baidoa. [15] Bovendien kan eiser, volgens verweerder, met een binnenlandse vlucht van Mogadishu naar Baidoa reizen. Eiser heeft dit niet betwist. Gelet op het voorgaande, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij onder het hiervoor genoemde beleid valt en daardoor systematisch wordt blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade.
8. Volgens de hoogste bestuursrechter volgt uit rechtspraak van het Europees Hof dat, alleen als de humanitaire omstandigheden in een gebied in overwegende mate veroorzaakt worden door de handelingen van de bij het conflict berokken partijen, beoordeeld moet worden of een vreemdeling bij terugkeer door de humanitaire omstandigheden aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade. [16] Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt niet dat de slechte humanitaire omstandigheden door de bij het conflict betrokken partijen wordt veroorzaakt. Hoewel het conflict met Al Shabaab zeker bijdraagt aan de moeilijke situatie in Baidoa, lijkt deze humanitaire situatie voornamelijk het gevolg van ernstige droogte en het uitblijven van regen. Hierdoor verliezen mensen hun vee en daarmee hun levensonderhoud en zijn zij genoodzaakt hun verblijfsplaats te verlaten en hun heenkomen in Baidoa te zoeken. Naar het oordeel van de rechtbank geeft wat eiser heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om de door eiser gestelde humanitaire noodsituatie aan de hand van de criteria in de Europese jurisprudentie te beoordelen. Het beroep van eiser op een humanitaire noodsituatie in Baidoa slaagt daarom niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Eiser verwijst naar het rapport van het nader gehoor van 17 maart 2010.
5.Eiser verwijst naar de artikelen van NOS, ‘Crisis in Somalië: ‘Gevlucht voor de honger, maar het blijft ons achtervolgen’, van 3 november 2022 en ‘Weer amper regen in Hoorn van Afrika, ‘situatie steeds schrijnender’’, van 13 januari 2023. De video van NOS, ‘Hoe honger het stadje Baidoa in z’n greep houdt: ‘Dit kind weegt 5,1 kilo’’, van 3 november 2022. Verder verwijst eiser naar NPR, ‘In Baidoa, Somalis live at the epicenter of drought, hunger and conflict’, van 17 december 2022; The Irish times, ‘Hunger returns to Baidao, Somalia’s ‘city of death’’, van 30 december 2022 en Doctors without borders, ‘Five facts about the crisis in Somalia’, van 12 oktober 2022.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579). Zie ook de uitspraken van 18 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2411) en 16 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2090).
7.Verklaring van onderzoek van 28 december 2021.
8.Als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
9.Zoals de uitspraken van de Afdeling van 28 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:636) en 9 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1695).
10.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 30 januari 2023, pagina 7.
11.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 30 januari 2023, pagina 5 en 6.
12.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 30 januari 2023, pagina 4 en 6.
13.Verslag van het nader gehoor van 17 maart 2010 op pagina 5.
14.Paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
15.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 30 januari 2023, pagina 9.
16.Uitspraken van de Afdeling van 13 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX7955) en 23 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1720). De Afdeling verwijst het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met zaaknummers 8319/07 en 11449/07, Sufi en Elmi tegen het Verenigd Koninkrijk, van 28 juni 2011.