ECLI:NL:RBDHA:2024:17019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/620154 eb C/09/620156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op octrooirechten met betrekking tot toiletpapier dispensers en producten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in twee civiele zaken die betrekking hebben op inbreuk op octrooirechten, specifiek Europese octrooien EP 1 799 083 B1 en EP 3 260 029 B1, die beide zijn verleend aan Essity Operations France SAS. De eiser, Essity, heeft M.T.S. Euro Products B.V. aangeklaagd voor indirecte inbreuk op deze octrooien door de verkoop van toiletpapier en dispensers die inbreuk maken op de beschermde uitvindingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de MTS-producten, waaronder toiletpapier met specifieke afmetingen, een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding vormen en dat MTS op de hoogte was van de inbreukmakende handelingen. De rechtbank heeft MTS verboden om indirecte inbreuk te maken en heeft verschillende bevelen opgelegd, waaronder het terugroepen van inbreukmakende producten en het verstrekken van informatie over afnemers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de octrooien nieuw en inventief zijn, en dat de nietigheidsaanvallen van MTS niet slagen. De vorderingen van Essity zijn grotendeels toegewezen, met inbegrip van schadevergoeding en dwangsommen voor verdere inbreuken.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummers: C/09/620154 / HA ZA 21-972 en C/09/620156 HA ZA 21-973
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaken van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ESSITY OPERATIONS FRANCE SAS,
te Saint-Ouen (Frankrijk),
eiseres in conventie en in het incident ex artikel 223 Rv [1] in beide zaken,
verweerster in reconventie en in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid in beide zaken,
advocaat: mr. F.W.E. Eijsvogels te Amsterdam,
tegen
M.T.S. EURO PRODUCTS B.V.,
te Maassluis,
gedaagde in conventie en in het incident ex artikel 223 Rv in beide zaken,
eiseres in reconventie en in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid in beide zaken,
advocaat: mr. J.M. Boelens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk Essity en MTS worden genoemd. De zaken zijn voor Essity behandeld door mr. Eijsvogels voornoemd, mr. J.B. Haase (advocaat te Amsterdam) en dr. J.H.J. den Hartog (octrooigemachtigde). Voor MTS zijn de zaken behandeld door mr. Boelens voornoemd en mr. A.M.E. Verschuur en J. Vrielink (advocaten te Amsterdam) en ir. E.H.A. Baeten (octrooigemachtigde).

1.De procedure in de zaak C/09/620154 / HA ZA 21-972 (EP 083)

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 mei 2021 waarbij verlof is verleend te dagvaarden volgens de regeling voor de versnelde bodemprocedure in octrooizaken
- de dagvaarding van 10 juni 2021
- de akte houdende overlegging producties, met producties EP1 tot en met EP18
- de conclusie van antwoord in conventie en in het incident ex artikel 223 Rv tevens conclusie van eis in reconventie tevens bevoegdheidsexceptie ex artikel 11 Rv tevens houdende overlegging producties, met producties GP01 tot en met GP26
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties EP19 tot en met EP27
- de akte houdende overlegging nadere producties van Essity van 20 april 2022, met producties EP28 tot en met EP35
- de akte houdende overlegging nadere producties van MTS van 20 april 2022, met producties GP27 en GP28
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Essity van 20 mei 2022, met producties EP36 tot en met EP39
- de akte houdende overlegging reactieve nadere producties van MTS van 20 mei 2022, met producties GP29 en GP30
- het bericht van partijen aan de rechtbank van 2 juni 2022 over de door hen gemaakt proceskostenafspraak in beide procedures
- de door partijen op 14 juni 2022 ingediende schriftelijke pleitnotities
- de schriftelijke reactie op de pleitnota van Essity, ingediend op 16 juni 2022 door MTS
- de akte vermeerdering van eis van Essity van 16 juni 2022
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2022.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De procedure in de zaak C/09/620156 HA ZA 21-973 (EP 029)

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 mei 2021 waarbij verlof is verleend te dagvaarden volgens de regeling voor de versnelde bodemprocedure in octrooizaken
- de dagvaarding van 10 juni 2021
- de akte houdende overlegging producties, met producties EP1 tot en met EP18
- de conclusie van antwoord in conventie en in het incident ex artikel 223 Rv tevens conclusie van eis in reconventie tevens bevoegdheidsexceptie ex artikel 11 Rv tevens houdende overlegging producties, met producties GP01 tot en met GP26
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties EP19 tot en met EP31
- de akte houdende overlegging nadere producties van Essity van 20 april 2022, met producties EP32 tot en met EP38
- de akte houdende overlegging nadere producties van MTS van 20 april 2022, met producties GP27 en GP28
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Essity van 20 mei 2022, met producties EP39 tot en met EP42
- de akte houdende overlegging reactieve nadere producties van MTS van 20 mei 2022, met producties GP29 en GP30
- het bericht van partijen aan de rechtbank van 2 juni 2022 over de door hen gemaakt proceskostenafspraak in beide procedures
- de door partijen op 14 juni 2022 ingediende schriftelijke pleitnotities
- de schriftelijke reactie op de pleitnota van Essity, ingediend op 16 juni 2022 door MTS
- de akte vermeerdering van eis van Essity van 16 juni 2022
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2022.
2.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.
3. De feiten in beide zaken
Partijen
3.1.
Essity maakt deel uit van de Essity groep van bedrijven, een wereldwijd opererende onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen, produceren en verkopen van producten en oplossingen op het gebied van hygiëne en gezondheid, meer in het bijzonder op de markt van
consumer tissue,
personal careen
professional hygiene.
3.2.
MTS levert sinds 1991 vanuit haar logistieke centrum in Maassluis een breed assortiment aan hygiëneproducten zoals wc- en handdoekpapier,
dispensers,
nonwovens, absorptiematerialen en poetslappen, aan klanten in binnen- en buitenland. MTS biedt haar producten alleen
business-to-businessaan groothandelaren aan, niet aan eindgebruikers.
EP 083
3.3.
Essity is houdster van Europees Octrooi 1 799 083 B1 (hierna ook: EP 083) met de titel “
Distributeur de papier toilette dans lequel est logé un rouleau, le rouleau de papier de toilette et le distributeur” (
Toilet paper dispenser housing a roll, toilet paper roll and dispenser). Het octrooi is verleend op 14 april 2010 op een aanvraag van Georgia-Pacific France (thans: Essity) van 21 juli 2005, met een beroep op de prioriteitsdatum 30 juli 2004.
3.4.
De conclusies van EP 083 luiden in de oorspronkelijke Franse taal als volgt:
Distributeur de papier, comprenant un boîtier (6) dans lequel est logé un rouleau (3) d'une bande de papier (2), qui comprend des prédécoupes (4) transversales à la bande (2) définissant des feuilles de papier rectangulaires (5), dont la largeur (I) est transversale et la longueur (L) longitudinale, le boîtier (6) comportant un orifice de distribution (10), par lequel la bande de papier (2) est dévidée, la largeur (I) d’une feuille (5) étant comprise entre 125 mm et 180 mm et le rapport de la largeur (I) d’une feuille (5) sur sa longueur (L) étant compris entre 0,45 et 1, de préférence entre 0,5 et 0,65,
caractérisé en ce queledit papier est un papier toilette et ledit distributeur comporte une buse (9) avec ledit orifice de distribution (10), ladite buse (9) et ledit rouleau de papier 3 étant agencés pour que les feuilles de papier (5) se dévident une à une et sortent avec un froissement réduit à la sortie de la buse (9), le papier étant consommé de façon optimale et agréable.
Distributeur selon la revendication 1, dans lequel le dévidage se fait à partir du centre du rouleau (3).
Distributeur selon l'une des revendications 1 et 2, dans lequel la buse (9) est de forme tronconique, son orifice de petit diamètre étant l'orifice de distribution (10), situé à l'extérieur de la buse (9) par rapport au boîtier (6).
Distributeur selon l'une des revendications 1 à 3 dans lequel, le boîtier (6) étant fixé sur un support (7), l'axe du rouleau (3) est perpendiculaire à ce support (7).
Distributeur selon l'une des revendications 1 à 4, dans lequel la largeur (I) des feuilles (5) est comprise entre 135 at 150 mm.
Distributeur selon la revendication 5, dans lequel le diamètre de l'orifice de distribution (10) de la buse (9) est compris entre 6 et 8 mm, de préférence égal à 7 mm.
Distributeur selon l'une des revendications 5 et 6, dans lequel le taux de perforation des prédécoupes (4) de la bande (2) est compris entre 12 et 30%, de préférence entre 14 et 20%.
Distributeur selon l'une des revendications 5 à 7, dans lequel le rapport de la force d'extraction du papier toilette hors de la buse (9) sur la force de déchirure des tenons maintenant deux feuilles adjacentes (5) de la bande (2) est supérieur strictement à 1, de préférence compris entre 1,1 et 2.
Distributeur selon l'une des revendications 5 à 8, dans lequel le papier toilette est un papier à un ou deux plis, en ouate de cellulose, chaque pli ayant un grammage compris entre 14 et 30 g/m2, de préférence entre 15 et 20 g/m2.
In de - onbestreden - Engelse vertaling luiden de conclusies als volgt :
Paper dispenser, comprising a housing (6) in which a roll (3) of a paper strip (2) is housed, which comprises precuts (4) transverse to the strip (2) and defining rectangular paper sheets (5), of which the width (I) is transverse and the length (L) is longitudinal, the housing (6) comprising a dispensing orifice (10) through which the paper strip (2) is unwound, the width (I) of a sheet (5) being between 125 mm and 180 mm and the ratio of the width (1) of a sheet (5) to its length (L) being between 0.45 and 1, preferably between 0.5 and 0.65,
characterized in thatthe said paper is a toilet paper and the said dispenser comprises a nozzle (9) with the said dispensing orifice (10), the said nozzle (9) and the said roll of paper (3) being designed so that the paper sheets (5) are unwound one at a time and emerge with less crumpling at the outlet of the nozzle (9), the paper being consumed in an optimum and pleasant manner.
Dispenser according to Claim 1, in which unwinding takes place from the centre of the roll (3).
Dispenser according to either of Claims 1 and 2, in which the nozzle (9) has a frustoconical shape, its small-diameter orifice being the dispensing orifice (10) situated on the outside of the nozzle (9) with respect to the housing (6).
Dispenser according to one of Claims 1 to 3, in which, with the housing (6) being fixed to a support (7), the axis of the roll (3) is perpendicular to this support (7).
Dispenser according to one of Claims 1 to 4, in which the width (I) of the sheets (5) is between 135 and 150 mm.
Dispenser according to Claim 5, in which the diameter of the dispensing orifice (10) of the nozzle (9) is between 6 and 8 mm, preferably 7 mm.
Dispenser according to either of Claims 5 and 6, in which the degree of perforation of the precuts (4) of the strip (2) is between 12 and 30%, preferably between 14 and 20%.
Dispenser according to one of Claims 5 to 7, in which the ratio of the force for extracting the toilet paper from the nozzle (9) to the force for tearing the non-perforated parts holding two adjacent sheets (5) of the strip (2) together is strictly greater than 1, preferably between 1.1 and 2.
Dispenser according to one of Claims 5 to 8, in which the toilet paper is a one-ply or two-ply paper made of tissue, each ply having a basis weight of between 14 and 30 g/m2, preferably between 15 and 20 g/m2.
3.5.
In de Nederlandse vertaling - die door MTS op het in de onderstaande tekst vermelde onderdeel is bestreden - luidt conclusie 1:
1. Papierverdeler, bevattende een behuizing (6) waarin een rol (3) voor een papierband (2) is opgenomen die in overdwarse richting ten opzichte van de band (2) perforaties (4) bevat die rechthoekige bladen (5) papier definiëren waarvan de breedte (I) dwars is en de lengte (L) langs, waarbij de behuizing (6) een opening voor het verdelen (10) bevat waardoor de papierband (2) wordt afgewikkeld, waarbij de breedte (I) van een blad (5) begrepen is tussen 125 mm en 180 mm en de verhouding van de breedte (I) van een blad (5) ten opzichte van de lengte (L) ervan begrepen is tussen 0,45 en 1, bij voorkeur tussen 0,5 en 0,65, daardoor gekenmerkt dat het genoemde papier een toiletpapier is en de genoemde verdeler een tuit (9) bevat met de genoemde opening voor het verdelen (10), waarbij de genoemde tuit (9) en de genoemde papierrol (3) op een zodanige wijze zijn afgestemd dat de papierbladen (5) een na een worden afgewikkeld en naar buiten komen na een beperkt [Rb: volgens MTS is een juiste vertaling niet ‘beperkt’ maar ‘minder’ of ‘verminderd’] kreukelen aan de uitgang van de tuit (9), zodat het papier wordt verbruikt op een optimale en aangename wijze.
3.6.
Bij EP 083 horen de volgende figuren.
3.7.
In de beschrijving van EP 083 - waarvoor in navolging van partijen de Engelse vertaling wordt gehanteerd - is onder meer het volgende opgenomen (de door de rechtbank toegevoegde paragraafnummering correspondeert met die in de oorspronkelijke Franse tekst):
[001] The invention relates to a toilet paper dispenser in which a roll is housed.
[002] In public places, in particular, toilet paper dispensers usually comprise a housing in which a roll of paper strip is installed that is unwound through a dispensing orifice. The paper strip comprises precuts transverse tot the direction of its unrolling, defining rectangular sheets which can be detached individually. The toilet paper is made of tissue paper, that is flexible and soft on the surface, comprising one of more plies the basis weight of which is usually between approximately 14 g/cm2 and 30 g/cm2.
[003] The most common dispensers comprise an aperture, or window, at least as wide as the toilet paper, placed in a low position on the dispenser, through which the paper is unwound. The unwinding takes place by pulling on the free end of the paper which corresponds to the outer layer of the roll: in this instance it is called peripheral unwinding of the paper. When the user has a certain quantity of paper, he can cut it by virtue, for example, of a cutting edge of the aperture of the dispenser.
[004] For the operator of the paper dispenser, and consequently for its designer, one of the main issues in the definition of the features of the dispenser and of its roll is the minimization of paper consumption. The drawback of the device described above is the freedom that the user of the paper has to unwind a large quantity of paper sheets by pulling on the end of the strip continuously. This user facility results statistically in a considerable waste of paper, since the user unwinds more paper than he requires.
[005] A solution consists in forcing the user to unwind the paper sheet by sheet. The prior art proposes, in the field of kitchen or wiping paper, that is to say paper which is, by comparison with toilet paper, thicker, in which the sheets have larger dimensions, and are less flexible and less soft, sheet-by-sheet dispensers with central unwinding. In the latter, the paper is unwound from the centre of the roll and extracted through the orifice of a nozzle placed in the axis of the roll or on the periphery of the dispenser, the nozzle usually having a small cross-section and frustoconical shape of outlet in order to force dispensing sheet-by-sheet. This is called central unwinding of the paper, in this instance sheet-by-sheet. An example of such a dispenser is described in document FR 2,761,252.
[006] It is of value to note at once that sheet-by-sheet dispensing is conditional upon the ratio of the force necessary to extract the sheet through the nozzle to the force necessary to tear the non-perforated parts holding between them two adjacent sheets of the paper strip; the section of the outlet orifice of the nozzle has an influence on this ratio: the smaller it is, the higher the probability of cutting a sheet on each extraction.
[007] The application to toilet paper of the principle of the central-unwinding dispensers of wiping paper, forcing a sheet-by-sheet dispensing by virtue of the orifice of the nozzle, could seem evident. However, its use comes up against a series of drawbacks which culminate in an impasse, particularly if the minimal consumption criterion has to be respected.
[008] Specifically, because of the features inherent in standard toilet paper, in the field of away-from-home products, in which the usual width of the sheets is close to 100 mm and the length to 350 mm, a dispenser has been proposed with a nozzle having an outlet orifice of very small diameter, in order to ensure sheet-by-sheet dispensing. The drawback of such a nozzle was, first of all, the difficulty of initially inserting the paper into the nozzle, then, the fact that on leaving such a nozzle, the toilet paper was totally crumpled and took the form of a unpleasant string for the user, who had to uncrease the exiting sheet to be able to use it. To prevent the paper from crumpling, the outlet section of the nozzle was increased; but then, dispensing was no longer sheet by sheet with the same regularity and the problem of overconsumption of paper reappeared. Toilet paper in the format of wiping paper has also been used with a larger nozzle outlet orifice, which ensured, as in document FR 2,761,252, sheet-by-sheet dispensing; but then, the format of the sheets was too large for the use that was made thereof and the problem of overconsumption of paper again occurs. Moreover, it was not possible to reduce the width of the sheets.
[009] Document US 3,973,695 describes a dispenser of a roll of wet wipes made of nonwoven or specific tissue paper (a substitute for the nonwoven which has the same strength characteristics). This dispenser with no nozzle allows sheet-by-sheet unwinding because of the aperture orifice that combines a portion of circular shape and a proportionally-dimensioned slot. (…)
[0010] The object of the invention is to propose a sheet-by-sheet toilet paper dispenser with a dispensing nozzle which delivers sheets of paper that are not very crumpled at the outlet of the nozzle, which makes them pleasant to use, while ensuring minimal paper consumption.
(…)
[0016] The invention will be better understood with the aid of the following description of the preferred embodiment of the dispenser of the invention, with reference to the appended drawing in which:
- figure 1 represents a view in perspective of the dispenser of the invention with a sheet being unwound and
- figure 2 represents a view in perspective of the roll of paper of the invention.
[0017] With reference to Figure 1, the dispenser 1 of the invention is a toilet paper dispenser. The toilet paper is in this instance a paper made of tissue, comprising for example two plies, or layers, connected together by any appropriate mechanical or chemical means, for example by knurling or bonding, in a manner well known to those skilled in the art. With reference to Figure 2, the toilet paper takes the form of a strip 2 which is wound in a roll 3, the latter comprising no central internal core, the paper initially being wound so that one end of the strip 12 protrudes from the central portion of the roll 3 before being able to be unwound therefrom. The strip 2 comprises precuts 4, transverse to the direction of unwinding of the strip 2, defining sheets of paper 5 which can be detached individually. These sheets of paper 5 are rectangular; they are defined by a transverse width "1" and a longitudinal length "L".
(…)
[0022] When a user pulls on the end 12 of the strip protruding from the nozzle 9, the strip 2 unwinds from its centre. The diameter of the dispensing orifice 10 of the nozzle 9 and the sheets 5 are arranged, as explained below with their dimensions, so that the dispensing takes place sheet by sheet. Accordingly, the force of extraction of the paper from the nozzle 9, which depends in particular on the friction of the toilet paper strip 2 on the wall of the dispensing orifice 10 of the nozzle 9, must be greater than the force for tearing the non-perforated parts holding two adjacent sheets 5 of the strip 2, which depends in particular on the strength of the toilet paper and on the rate of perforation of the precuts 4, equal to the ratio of the total of the transverse dimensions of the non-perforated parts of a sheet to the width of the strip 2. Therefore, while the user unwinds the strip 2, when the next precut 4 comes out of the nozzle 9, because of the ratio of force that has just been described, the sheet 5 on which the user pulls is detached from the next sheet before the latter comes completely out of the nozzle 9. This is therefore clearly sheet-by-sheet dispensing. The next sheet then comes out of the nozzle 9 and can be unwound in its turn.
[0023] This ratio of the force of extraction to the tearing force must in particular be sufficient to compensate for the variations in angle between the precuts 4 of the paper and the axis of the dispensing orifice 10 of the nozzle 9, an angle which has an influence on the tearing of the paper, variations associated with the fact that the paper is not always presented at the same angle, in particular depending on the quantity of paper that has already been unwound.
[0024] In order to obtain with certainty this sheet-by-sheet dispensing, while ensuring that the unwound sheet 5 smooths itself out on leaving the nozzle 9, the applicant discovered that it was possible to propose a new format of sheets 5, arranged so that the ratio "1/L" of their width to their length is between 0.45 and 1, for sheets of which the width is between 125 mm and 180 mm.
[0025] In particular, with respect to the prior art, the applicant wanted to increase the width "1" of the sheets 5 and the diameter of the dispensing orifice 10 of the nozzle 9, in order to make it easier to unfold the sheets 5 coming out of the nozzle 9. The Applicant had also considered that the sheets 5 must maintain a surface area equivalent to that of the sheets of the prior art, so as not to cause overconsumption of paper but, all the same, to perform the wiping function of the sheets 5. Usually, in the dispensers of public places, the sheets of the prior art are 98 mm wide and 350 mm long, therefore having a surface area of 34300 mm. The applicant has therefore changed the proportions between width "1" and length "L" of the sheets, but while maintaining an equivalent sheet surface area, to within a percentage, which is to be defined by the manufacturer of the dispenser 1.
[0027] The table below represents certain data of a series of tests that have been run, on the one hand on a roll of the prior art, on the other hand on a series of rolls 3 according to the invention, the sheets of which comprise an "1/L" ratio of between 0.45 and 1. The tests were run with two-ply paper with a basis weight of 16 g/m2 for each, with a nozzle 9 the dispensing orifice 10 of which has a diameter of 7 mm.
[0028] Another advantage of the invention appears on reading this table: because of the increase in the width of the strip 2 for almost the same unit surface area of sheet 5, the length "L" of the sheets 5 must be reduced. Therefore, for a roll of equal length (the length of the roll 3 means the length of the strip 2 which comprises it), for example in this instance equal to 200 m, the number of sheets 5 of the roll 3, and therefore the life of the dispenser 1, is increased. This makes it possible to reduce the number of personnel interventions in order to fill the empty dispensers and therefore make maintenance savings.
[0029] Moreover, it is found that with this new format of sheets 5, the consumers consume fewer sheets 5 (see "average number of sheets per user" in the table), therefore a smaller sheet surface area; the consumption of toilet paper per user is therefore reduced and the life of the dispenser 1 increased all the more.
(…)
[0031] Following these various tests and others, and having taken into account many parameters such as the space requirement, the ease of extraction of the paper while ensuring that it is dispensed sheet by sheet, etc., the applicant defined the following ranges of parameters (with the additional preferred parameters specified above), for an optimal operation of the dispenser 1 of the invention:
- toilet paper comprising one or more plies, preferably comprising two plies, made of tissue, each ply having a basis weight of between 14 and 30 g/m2, preferably between 15 and 20 g/m;
- - width "1" of between 125 and 180 mm, preferably between 135 and 150 mm;
- "1/ L" ratio of between 0.45 and 1, preferably between 0.5 and 0.65;
- diameter of dispensing orifice 10 of the nozzle 9 of between 6 and 8 mm, preferably equal to 7 mm;
- rate of perforation of the precuts 4 of the strip 2 of between 12 and 30%, preferably between 14 and 20%;
- ratio of the force for extracting the toilet paper from the nozzle to the force for tearing the teeth of two adjacent sheets 5 of the strip 2, strictly greater than 1, preferably between 1.1 and 2.
(…)
[0033] The Applicant has run tests in order to dimension the paper roll 3 and the dispenser 1 in a preferred embodiment of the invention, in this instance in the context of a central unwinding with the nozzle 9 in the axis of the roll 3, the results of which are set out in the table below. (…)
3.8.
EP 083 is van kracht in Nederland, Oostenrijk, België, Zwitserland, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Estland, Spanje, Finland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Liechtenstein, Letland, Polen, Portugal, , Zweden, Slovenië, Slowakije en Turkije.
EP 029
3.9.
Essity is tevens houdster van het van (de aanvrage voor) EP 083 afgesplitste Europees Octrooi 3 260 029 B1 (hierna ook: EP 029) met de titel “
Rouleau de papier toilette” (Toilet paper roll). EP 029 is verleend op 29 april 2020 op een op 14 juli 2017 afgesplitste aanvraag, met een beroep op de prioriteitsdatum 30 juli 2004. EP 029 is afgesplitst van EP 2 165 634 (EP 634), dat op zijn beurt weer is afgesplitst van EP 083.
3.10.
De conclusies van EP 029 luiden in de oorspronkelijke Franse taal als volgt :
Rouleau (3) d'une bande (2) de papier toilette, qui comprend des prédécoupes (4) transversales a la bande (2) définissant des feuilles de papier rectangulaires (5), dont la largeur (I) est transversale et la longueur (L) longitudinale, la largeur d'une feuille étant comprise entre 125 mm et 180 mm, dans lequel le papier toilette comporte deux plis, en ouate de cellulose, le rouleau (3) pouvant être logé dans un boîtier (6) d'un distributeur de papier toilette, ledit boîtier comportant une buse (9) avec un orifice de distribution (10) de diamètre compris entre 6 et 8 mm, lorsque le rouleau (3) est logé dans le boîtier (6), les feuilles peuvent se dévider une à une et sortir avec un froissement réduit à la sortie de la buse (9), le papier étant consommé de façon optimale et agréable, le rapport de la largeur (I) d'une feuille (5) sur sa longueur (L) est compris entre 0,45 et 1, et chaque pli a un grammage compris entre 15 et 20 g/m2.
Rouleau (3) selon la revendication 1, dans lequel la largeur est comprise entre 125 et 150 mm.
Rouleau (3) selon la revendication 2, dans lequel la largeur est comprise entre 135 et 150 mm.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, le rouleau (3) étant configuré pour un dévidage central.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications 1 à 3, le rouleau (3) étant configuré pour un dévidage latéral.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, dans lequel, lorsque le rouleau (3) est logé dans le boîtier (6), les feuilles (5) peuvent se dévider une à une et sortir avec un froissement réduit à la sortie de la buse (9), le diamètre de l'orifice de distribution (10) de ladite buse (9) étant égal à 7 mm.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, dans lequel, lorsque le rouleau (3) est logé dans le boitier (6), les feuilles (5) peuvent se dévider une à une et sortir avec un froissement réduit à la sortie de la buse (9), l'orifice de distribution (10) de ladite buse (9) étant calibré.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications 1 à 6, dans lequel, lorsque le rouleau (3) est logé dans le boîtier (6), les feuilles (5) peuvent se dévider une à une et sortir avec un froissement réduit à la sortie de la buse (9), ladite buse (9) étant de forme tronconique et son orifice de petit diamètre étant ledit orifice de distribution (10), situé à l'extérieur de la buse (9) par rapport au boîtier (6).
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, dans lequel, lorsque le rouleau (3) est logé dans le boîtier (6), le rapport, de la force d'extraction du papier toilette hors de l'orifice de distribution (10) sur la force de déchirure des dents de deux feuilles (5) adjacentes de la bande (2), peut être supérieur strictement à 1, de préférence compris entre 1,1 et 2.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, dans lequel le dit rapport de la largeur (I) d'une feuille (5) sur sa longueur (L) est compris entre 0,45 et 0,65.
Rouleau (3) selon la revendication 10, dans lequel Ie dit rapport de la largeur (I) d'une feuille (5) sur sa longueur (L) est compris entre 0,5 et 0,65.
Rouleau (3) selon l'une quelconque des revendications précédentes, 25 dans lequel le taux de perforation des prédécoupes (4) de la bande (2) est compris entre 12 et 30 %, de préférence entre 14 et 20 %.
3.11.
In de - onbestreden - Engelse vertaling luiden de conclusies als volgt :
1. Roll (3) of a toilet paper strip (2), which comprises pre-cuts (4) transversal to the strip (2) defining rectangular paper sheets (5), whose width (I) is transversal and whose length (L) is longitudinal, the width of a sheet being between 125 mm and 180 mm, wherein the toilet paper comprises two plies made of cellulose wadding, wherein the roll (3) can be accommodated in a housing (6) of a toilet paper dispenser, said housing comprising a nozzle (9) with a dispensing orifice (10) having a diameter between 6 and 8 mm, when the roll (3) is accommodated in the housing (6), the sheets are capable of being unwound one by one and emerging with less crumpling upon exiting the nozzle (9), the paper being consumed in an optimal and pleasant way, the ratio of the width (I) of a sheet (5) to its length (L) is between 0.45 and 1, and each ply has a grammage between 15 and 20 g/m2.
2. Roll (3) according to claim 1, wherein the width is between 125 and 150 mm.
3. Roll (3) according to claim 2, wherein the width is between 135 and 150 mm.
4. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein the roll (3) is configured for a central unwinding.
5. Roll (3) according to any one of claims 1 to 3, wherein the roll (3) is configured for a lateral unwinding.
6. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein, when the roll (3) is accommodated in the housing (6), the sheets (5) are capable of being unwound one by one and emerging with less crumpling upon exiting the nozzle (9), the diameter of the dispensing orifice (10) of said nozzle (9) being equal to 7 mm.
7. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein, when the roll (3) is accommodated in the housing (6), the sheets (5) are capable of being unwound one by one and emerging with less crumpling upon exiting the nozzle (9), the dispensing orifice (10) of said nozzle (9) being calibrated.
8. Roll (3) according to any one of claims 1 to 6, wherein, when the roll (3) is accommodated in the housing (6), the sheets (5) are capable of being unwound one by one and emerging with less crumpling upon exiting the nozzle (9), said nozzle (9) having a frustoconical shape and its small-diameter orifice being said dispensing orifice (10), located outside of the nozzle (9) with respect to the housing (6).
9. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein, when the roll (3) is accommodated in the housing (6), the ratio of the extraction force of the toilet paper outside of the dispensing orifice (10) to the tearing force of the teeth of two adjacent sheets (5) of the strip (2) is capable of being strictly higher than 1, preferably between 1.1 and 2.
10. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein said ratio of the width (I) of a sheet (5) to its length (L) is between 0.45 and 0.65.
11. Roll (3) according to claim 10, wherein said ratio of the width (I) of a sheet (5) to its length (L) is between 0.5 and 0.65.
12. Roll (3) according to any one of the preceding claims, wherein the perforation rate of the pre-cuts (4) of the strip (2) is between 12 and 30%, preferably between 14 and 20%.
3.12.
De Nederlandse vertaling van conclusie 1 - die door MTS op het in de onderstaande tekst vermelde onderdeel is bestreden - luidt als volgt :
1. Rol (3) van een strook (2) toiletpapier, die uitsnijdingen (4) omvat die transversaal zijn ten opzichte van de band (2), waarbij rechthoekige papieren vellen (5) worden bepaald, waarvan de breedte (I) transversaal is en de lengte (L) longitudinaal, waarbij de breedte van een vel tussen 125 mm en 180 mm is, waarbij het toiletpapier twee lagen van cellulosewatten heeft, waarbij de rol (3) kan worden opgenomen in een behuizing (6) van een inrichting voor de verdeling van toiletpapier, waarbij de behuizing een mondstuk (9) omvat met een verdeelopening (10) met een diameter van tussen 6 en 8 mm, wanneer de rol (3) is opgenomen in de behuizing (6), de vellen een voor een kunnen worden afgewikkeld en naar buiten kunnen komen met een beperkte [Rb: volgens MTS is een juiste vertaling niet ‘beperkte’ maar ‘mindere’ of ‘verminderde’] kreukeling bij de uitgang van het mondstuk (9), waarbij het papier wordt verbruikt op een optimale en aangename wijze, de verhouding tussen de breedte (I) van een vel (5) ten opzichte van de lengte (L) hiervan is tussen 0,45 en 1, en elke laag een gewicht heeft van tussen 15 en 20 g/m2.
3.13.
De bij EP 029 behorende figuren zijn dezelfde als die van EP 083 (zie 3.6). In de beschrijving van EP 029 - waarvoor in navolging van partijen de Engelse vertaling [2] wordt gehanteerd - is onder meer het volgende opgenomen (de door de rechtbank toegevoegde paragraafnummering correspondeert met die in de oorspronkelijke Franse tekst):
[0001] The invention relates to a roll of a strip of toilet paper that can be housed in a dispenser.
(…)
[0004] For the operator of the paper dispenser, and consequently for its designer, one of the major stakes in defining the characteristics of the dispenser and of its roll is the minimisation of the consumption of paper. The disadvantage of the device described hereinabove is the freedom that the user of the paper has to unwind a large quantity of sheets of paper by pulling on the end of the strip continuously. This faculty of the user results systematically in a substantial waste of paper, since the user unwinds more paper than is needed.
(…)
[0009] The invention relates to a roll of a strip of toilet paper comprising at least the characteristics of claim 1. This description also proposes a sheet-by-sheet toilet paper dispenser, with a dispensing nozzle, that delivers sheets of paper that are not very wrinkled at the outlet of the nozzle, which makes them pleasant to use, while still providing moreover minimum consumption of paper.
(…)
[0013] The invention shall be better understood using the following description of the preferred embodiment of the dispenser, in reference to the annexed drawing, wherein:
- figure 1 shows a perspective view of the dispenser with a sheet in the process of being unwound and
- figure 2 shows a perspective view of the roll of paper of the invention.[0014] ln reference to figure 1, the dispenser 1 is a toilet paper dispenser. The toilet paper is here a paper made of cellulose wadding, comprising two plies, or layers, connected together by any suitable mechanical or chemical means, for example by knurling or gluing, in a manner well known to those skilled in the art. ln reference to figure 2, the toilet paper has the form of a strip 2 which is wound into a roll 3, with the latter not comprising a central internal mandrel, with the paper being initially wound in such a way that a strip end 12 extends beyond the central portion of the roll 3 before being able to be unwound. The strip 2 comprises pre-cuts 4, transversal to the direction of the unwinding of the strip 2, defining sheets of paper 5 that can be detached individually. These sheets of paper 5 are rectangular; they are defined by a transversal width "I" and a longitudinal length "L'.
3.14.
De beschrijving van EP 029 zoals verleend stemt, voor zover van belang, woordelijk overeen met die van de aanvrage voor EP 029 en met die van de aanvrage voor EP 634.
3.15.
EP 029 is van kracht in Nederland, Oostenrijk, België, Bulgarije, Zwitserland, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Estland, Spanje, Finland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Letland, Monaco, Polen, Portugal, Roemenië, Zweden, Slovenië, Slowakije en Turkije.
De stand van de techniek
3.16.
Tot de stand van de techniek voor EP 083 en EP 029 behoren:
3.16.1.
Het op 5 maart 1974 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 3,795,355 (“Gerstein”) dat een
dispenser for individually dispensing the endmost sheet of a continuous web of connected sheetsopenbaart. Gerstein bevat in de beschrijving de volgende passage (in kolom 1, r. 7-14):
en (in kolom 2, r. 1-22):
en (in kolom 3, r. 23-35):
Gerstein bevat onder andere de volgende figuur:
3.16.2.
Het op 10 augustus 1976 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 3,973,695 voor een
dispenser voor moist tissues(“Ames”). Ames bevat de volgende passage (kolom 1, r. 5-10):
“The present invention relates as indicated to a dispenser for moist tissues, and relates more particularly to a dispenser in which a treated perforated tissue web is placed within the dispenser and in which a single tissue is dispensed by severing the forward-most, partially exposed tissue from the remainder of the web.
Moist tissues or towelettes of the type here concerned are becoming increasingly popular for the purpose of providing a means by which suitable cleansing can be effected without access to normal cleaning facilities, such as bathrooms or the like. Moist tissues are particularly useful during periods of travel where the occupants of the vehicle are without cleaning facilities between stops
Ames bevat onder andere de volgende figuur:
3.16.3.
Het op 28 maart 1989 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 4,816,320 voor een
toilet tissue and facial tissue(“St. Cyr”). De beschrijving van St. Cyr bevat de volgende passages (kolom 1, r. 4-10 en kolom 3, r. 44-48):
“This invention relates to improved toilet tissue and facial tissue, and particularly to multi-layer, laminated tissue presenting one, two or more front layers of soft liquid-absorbent material, backed by a traction material for convenient manual handling, preferably separated from the absorbent material by a moisture-resistant layer.”
en
“Conventional toilet tissue width of 11.5 cm or about 4½ inches is acceptable, but slightly wider toilet tissue of 12.5 cm or about 5 inches is preferred by many users and a luxurious toilet tissue about 18 cm or approximately 7 inches wide is desired by some users.”
en onder andere de volgende figuur:
3.16.4.
De op 18 juni 1997 gepubliceerde Engelse octrooiaanvraag GB 2 308 114 A (“King”), die een
single sheet dispensing centre-feed rollopenbaart. King bevat onder andere de volgende passages (pagina 1, r. 14-18):
“This type of roll and dispenser is often found in public toilets, on petrol station forecourts, and in hospitals and industry, either for use as a dispenser for hand towels or for tissues or towels for general cleaning use.
3.16.5.
Het op 28 juli 1998 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 5,785,274 (“Johnson”) dat een
center feed toilet paper dispenseropenbaart. Deze publicatie bevat in de beschrijving de volgende passages (kolom 1, r. 35-49):
en (kolom 2, r. 5-9):
Johnson bevat onder meer de hieronder weergegeven figuur:
3.16.6.
Het op 26 oktober 1999 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 5,972,456 (“Esquivel”), dat een
multi-ply toilet paper productopenbaart. Esquivel bevat de volgende informatie (kolom 1, r. 5-9 en kolom 3, r. 8-13):
“This invention relates generally to an improved toilet paper product, and more particularly to a toilet paper product having greater length and thickness than ordinary toilet paper products, allowing the user to utilize the product without pre-folding the toilet paper.
en

The present invention provides a soft, absorbent toilet paper product comprising a stack of between 4-10 sheets, preferably 6 sheets, of toilet paper. Each of the individual sheets preferably has a thickness of between 0.005-0.006 inches, and the overall product has a thickness great enough for use the product without folding prior to use, (…)
3.16.7.
Het op 29 augustus 2000 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 6,109,473 (“Neveu”) dat een
system for dispensing sheets individuallyopenbaart. Neveu bevat de volgende passage in de beschrijving (kolom 1, r. 5-9 en kolom 2, r. 10-30 en r. 55-59):
FIELD OF THE INVENTION
The invention relates to a dispenser dispensing one by one fibrous sheets, for example of paper or non-woven towels, napkins, rags, which are unwound from a roll at the dispenser’s center and are fed across illustratively, a conical orifice.
(…)
One object of the present invention is to offer a novel dispenser of individual fibrous sheets in the form of a continuous strip of material wound as a roll, the sheets being connected by transverse perforated lines, the dispenser further being fitted with a feed cone having an exit orifice of diameter S through which the sheets are removed one by one.
Another object of the present invention involves a dispenser of which the effectiveness, that is the success rate in withdrawing sheets one by one, is improved and higher than or equal to 90%, in particular higher than 95%.
Another object of the present invention is to insure optimization of the dispenser over a longer service life in spite of the wear of the cone wall by friction with the fibrous material.
Another object of the invention involves a dispenser allowing the use of diverse materials for the cone, the precise cone diameter then being of lesser significance.
Another object of the invention involves a dispenser appropriate for any non-woven or cellulose wadding product and in the form of a centrally unwinding roll.
(…)
Fibrous materials: in particular creped or uncreped cellulose wadding (cotton) made from unprocessed paper or deinked paper pulp and is of one or two plies, of which the specific surface weight of a ply may vary between 15 and 45 g/m2.
(…)
Removal experiments run on a conventional dispenser but with different cones and different two ply cellulose wadding products were carried out.
These products were as shown below.
Neveu bevat onder meer de volgende figuur:
3.16.8.
Het op 1 oktober 2002 gepubliceerde Amerikaanse octrooi US 6,458,450 voor een
tissue paper(“Steinhardt”). De beschrijving van Steinhardt bevat de volgende passage (kolom 4, r. 26-54 en kolom 16, r. 16-24):

In Table 1 below, use data are shown for three commercial bath tissues. For each bath tissue, use data by two of the above-mentioned methods is shown. The historical data for focus group panelists is typically lower than actual in-home recorded use, and a percentage differential is shown. For each tissue, a Total Usage parameter is calculated, based on sheet sizes of 4x4.5 inches for each. Total Usage in Table 1 is a measure of actual weight of paper per post urinary drying task, and is calculated as follows:
Total Usage = BW * A * Nwhere:
BW =basis weight (lb/3000 ft2)A=Area of one sheet (ft2)N=Number of sheets”
en:
“What is claimed is:
1. A bath tissue formed into sheets, each sheet comprising:
( a) at least one ply of cellulosic paper;
(b) a basis weight of at least about 25 lb/3000 square feet;
(c) a width of about 5.75 inches to about 9 inches;
( d) an area of at least about 30 square inches; and
( e) temporary wet tensile strength properties, wherein said tissue is premoistened.”
Essity producten
3.17.
Essity biedt toiletpapier dispensers aan onder het merk SmartOne en daarvoor geschikt toiletpapier onder het merk LOTUS. De opening voor afgifte van toiletpapier in de SmartOne dispenser heeft aan de binnenkant het hieronder weergegeven uiterlijk:
eerdere contacten tussen partijen
3.18.
Op 17 november 2015 heeft Essity MTS een sommatiebrief gestuurd, waarin Essity stelt dat MTS inbreuk maakt op EP 083 met de verhandeling van een dispenser met artikelnummer 438025 en toiletpapier met artikelnummer 250020 (hierna: het 020 Toiletpapier), en haar sommeert om die inbreuk te staken. Essity wijst daarbij op de hieronder weergegeven aanbieding van een pak toiletpapier met zes rollen (het rode kader is door Essity toegevoegd):
3.19.
Op 16 december 2015 heeft een advocaat namens MTS in reactie op die sommatie geschreven:
“The commercial impact of (dis)continuation of the Coreless One dispenser and paper (hereinafter referred to as 'the Coreless One Products') is very small for MTS and the client decided not to continue offering and/or commercializing these products anymore.
The products have already been removed from the website.
The catalogue in which they were offered is no longer distributed. The new 2016-catalogue will be available in a couple of weeks. In this catalogue the Coreless One Products will not be included. MTS will destroy its stock of Coreless One Products.
Until your letter was received by my client, MTS was unaware that SCA claims protection for the Coreless One Products.
Immediately upon receipt of said letter MTS ceased and desisted from further offering and/or commercializing the products.”
activiteiten van MTS
3.20.
Op de website www.hygienepapier.nl biedt Hygiënepapier.nl B.V. te Middelharnis een pak van 12 rollen 2-laags toiletpapier aan met een breedte van 13 cm en het artikelnummer 250011 (hierna ook: het 011 Toiletpapier) op de hieronder weergegeven wijze:
Daarbij wordt Euro Products als fabrikant vermeld. De hyperlink naar deze fabrikant leidt naar de hieronder weergegeven pagina over MTS:
3.21.
Hygiënepapier.nl vermeldt een EAN code bij het betreffende toiletpapier. De betreffende code is aan MTS in licentie gegeven.
3.22.
Het Engelse onderzoeksbureau Kroll heeft in opdracht van Essity op 1 juli 2019 een pak van 12 rollen van het 011 Toiletpapier gekocht bij Hygiënepapier.nl en een paar dagen later ontvangen.
3.23.
Op de websites van Doseer.nl, Budgetpapier.nl, CitroenAir.nl, Cleanioshop, Pluym, Newco-Europe, Hygienictools, Herzkraft, Fevex, 123toilet.nl, Budgetpapier en Gastro2day wordt eveneens tweelaags toiletpapier met het artikelnummer 250011, vermelding van het Euro Products merk en/of de EAN code van MTS te koop aangeboden.
3.24.
In het openbare deel van de website van MTS is geen artikel met productcode 250011 vermeld bij het assortiment. Een beeldbank van het volledige assortiment is slechts met een account toegankelijk waarvoor bedrijfsgegevens opgegeven moeten worden. De beeldbank bevatte in oktober 2021 de hieronder weergegeven afbeeldingen van het 011 Toiletpapier en het 020 Toiletpapier:
De individuele rollen van het 011 Toiletpapier en het 020 Toiletpapier zullen hierna samen ook de MTS Producten worden genoemd.
3.25.
Uit een in opdracht van Essity op 7 april 2022 (onder Dumortier) gelegd beslag is naar voren gekomen dat MTS in 2017, 2019 en 2021 het 020 Toiletpapier heeft verkocht en geleverd aan het bedrijf Etablissementen Dumortier NV (hierna: Dumortier) in Merksem, België.
3.26.
MTS heeft bij monde van haar directeur en een werknemer in twee interviews verklaard dat zij haar producten verkoopt in Nederland en exporteert naar 27 landen, waaronder Scandinavië, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

4.Het geschil in de zaak C/09/620154 / HA ZA 21-972 (EP 083)

4.1.
Essity vordert – na eisvermeerdering – in de hoofdzaak in conventie, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. MTS te verbieden om op enigerlei wijze betrokken te zijn bij (indirecte) inbreuk op EP 083 in Nederland en in de andere landen waar dat octrooi van kracht is;
2. voor recht te verklaren dat het Toiletpapier [Rechtbank: de MTS Producten] onder de beschermingsomvang valt van EP 083;
3. MTS te bevelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan Essity een schriftelijke opgave te verstrekken van alle afnemers (waaronder mogelijke afnemers, maar exclusief individuele eindgebruikers) aan wie MTS de MTS Producten heeft geleverd en/of aangeboden in Nederland en de andere landen waar EP 083 van kracht is;
4. MTS te bevelen binnen twee weken na betekening dit vonnis aan ieder van de onder 3. bedoelde afnemers een aangetekende brief te zenden met uitsluitend de navolgende inhoud en zonder bijschrift:
“We are obliged to inform you that the District Court The Hague has ruled by decision of[date]
that by offering and supplying the toilet paper with product numbers 250011 and 250020 that we have offered and supplied to your company we have infringed European patent EP 1 799 083 B1 of Essity Operations France SAS. We hereby request that you no longer offer (on your website, in brochures and the like) and supply this product and that you return all copies of this product that you have under your disposal to us. We will immediately reimburse you for the purchase price and all costs associated with the return of the products.
[name and signature of a legal representative of defendant], M.T.S. EURO PRODUCTS B.V.]”
dan wel een brief van zodanige inhoud of vorm als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, een en ander onder de verplichting om gelijktijdige kopieën van alle te verzenden brieven te verschaffen aan Essity;
5. MTS te bevelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis al de MTS Producten nog in voorraad, alsmede het door afnemers teruggezonden Toiletpapier (binnen twee weken na ontvangst hiervan), en voorts alle brochures en andere promotiemiddelen voor die producten te vernietigen, en Essity binnen drie weken na de vernietiging deugdelijk bewijs te verschaffen, dat die vernietiging volledig en tijdig heeft plaats gevonden;
6. MTS te bevelen binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Essity schriftelijke opgave te verstrekken van de volgende informatie:
(i) de exacte datum waarop MTS voor het eerst de MTS Producten heeft gekocht, geleverd, vervaardigd en/of verkocht;
(ii) de hoeveelheid en inkoopprijs van de aan MTS geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen;
(iii) de hoeveelheid en verkoopprijs van de verkochte of anderszins geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen;
(iv) de hoeveelheid van de ten tijde van de betekening van dit vonnis nog in voorraad zijnde MTS Producten, gestaafd met alle desbetreffende bewijsstukken;
(v) de omzet gegenereerd door de verkoop van de MTS Producten, evenals de directe kosten die samenhangen met de in- en verkoop van de MTS Producten;
althans met vermelding van zodanige gegevens als de Rechtbank passend acht;
7. MTS te bevelen per overtreding van het hierboven genoemde verbod of voor iedere niet (gehele c.q. deugdelijke) nakoming van de hierboven genoemde bevelen aan Essity een dwangsom te betalen van € 50.000,-- (vijftigduizend euro) dan wel, ter keuze van Essity, aan Essity een dwangsom te betalen van € 10.000,-- (tienduizend euro) per betrokken inbreukmakend product, of per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat de betrokkenheid van MTS bij indirecte inbreuk op EP 083 na de betekening van dit vonnis zal voortduren, of de hierboven bedoelde bevelen niet geheel en deugdelijk worden nagekomen, waarbij de boetes verschuldigd zijn per niet (geheel en deugdelijk) nagekomen verbod of bevel;
8. MTS te veroordelen om aan Essity te vergoeden de schade die zij heeft geleden en onverhoopt nog verder zal lijden ten gevolge van inbreuken van MTS op EP 083 in Nederland en de andere landen waar EP 083 van kracht is, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen zoals voorzien in de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2015, althans vanaf een door de Rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening en/of, zulks ter keuze van Essity, de door MTS met de hier aan de orde zijnde handelingen genoten winsten overeenkomstig het hierboven onder 6. genoemde overzicht aan Essity af te dragen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2015, althans vanaf een door de Rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
9. MTS te veroordelen in de kosten van dit geding, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 1019h Rv, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
Essity stelt (onder meer) dat MTS indirecte inbreuk maakt op de conclusies 1, 2, 7 en/of 9 van EP 083 door de verhandeling van de MTS Producten in Nederland en de andere landen waar EP 083 van kracht is. De MTS Producten vormen een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding, MTS biedt ze aan voor toepassing van de uitvinding in Nederland en het is duidelijk dat de MTS Producten daarvoor geschikt en bestemd zijn.
Het incident tot verkrijging van een provisionele voorziening
4.3.
Gelijktijdig met de bovenstaande vorderingen in de hoofdzaak heeft Essity ook incidentele vorderingen ingesteld zoals bedoeld in artikel 223 Rv waarmee Essity, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure in de hoofdzaak, veroordelingen wenst die overeenkomen met de hiervoor onder 4.1 onder 1., 7. en 9. weergegeven vorderingen in de hoofdzaak.
Het bevoegdheidsincident, het verweer in de hoofdzaak in conventie, het verweer in het incident tot verkrijging van een provisionele voorziening
4.4.
MTS voert verweer en concludeert, zowel in de hoofdzaak als in het incident ex artikel 223 Rv, dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren tot kennisneming van de vorderingen van Essity voor zover die gegrond zijn op (dreigende) inbreuk op de buitenlandse delen van EP 083. Verder concludeert MTS tot afwijzing van de (overige) vorderingen en veroordeling van Essity in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten van MTS, te vermeerderen met de eventuele nakosten en wettelijke rente.
Het verweer in het bevoegdheidsincident
4.5.
Ten aanzien van de opgeworpen bevoegdheidsexceptie heeft Essity geconcludeerd tot verwerping daarvan onder veroordeling van MTS in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten kosten van dat bevoegdheidsincident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de zesde dag na de datum van dit vonnis. Vanwege het verweer van MTS dat de buitenlandse delen van EP 083 nietig zouden zijn, heeft Essity de rechtbank verzocht om de hoofdzaak aan te houden voor zover de vorderingen van Essity gebaseerd zijn op de buitenlandse delen van EP 083 totdat de bevoegde buitenlandse rechters over de geldigheid van de betreffende buitenlandse delen van EP 083 hebben beslist. Voor wat betreft de incidentele vorderingen ex artikel 223 Rv heeft Essity zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bevoegd is om daarvan kennis te nemen, ook voor zover deze betrekking hebben op (dreigende) inbreuk op de buitenlandse delen van EP 083, op basis van artikel 4 en/of artikel 35 Brussel I bis-Vo [3] .
De eis in de hoofdzaak in reconventie
4.6.
MTS heeft een reconventionele vordering ingesteld die strekt tot vernietiging van het Nederlandse deel van EP 083, met veroordeling van Essity in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten van MTS, te vermeerderen met de eventuele nakosten en wettelijke rente.
Het verweer in de hoofdzaak in reconventie
4.7.
Essity heeft tegen de reconventionele vordering verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing daarvan.
4.8.
Op de voor de beoordeling relevante stellingen van partijen zal de rechtbank hierna nader ingaan.

5.Het geschil in de zaak C/09/620156 / HA ZA 21-973 (EP 029)

5.1.
Essity vordert ten aanzien van EP 029 in de hoofdzaak in conventie na eisvermeerdering dezelfde verboden, bevelen en veroordelingen als de in de onderdelen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 van 4.1 weergegeven vorderingen ten aanzien van EP 083 [4] . Daarnaast vordert Essity schadevergoeding op te maken bij staat voor de schade ten gevolge van de inbreuk op EP 029, of winstafdracht, vermeerderd met rente vanaf de dag waarop EP 029 van kracht is, althans de dag van betekening van de dagvaarding, althans een door de rechtbank vast te stellen dag [5] . Zij vordert in deze zaak geen verklaring voor recht (wat zij wel doet in de andere zaak, zie 4.1 onder 2).
5.2.
Essity stelt (onder meer) dat MTS (directe) inbreuk maakt op de conclusies 1, 2, 4, 6, 7, 8, 10, 11 en/of 12 van EP 029 door de verhandeling van de MTS Producten in Nederland en de andere landen waar EP 029 van kracht is. De MTS Producten vallen onder de beschermingsomvang van die conclusies. MTS heeft de MTS Producten ook verhandeld nadat EP 029 van kracht is geworden. Omdat EP 029 een van EP 083 afgesplitst octrooi is, moet MTS geacht worden bekend te zijn geweest met de verlening van EP 029.
5.3.
Essity vordert in deze zaak dezelfde provisionele voorziening als hiervoor in 4.3 weergegeven in de andere zaak.
5.4.
MTS heeft in deze zaak ook de in 4.4 beschreven verweren gevoerd, waaronder het incidentele bevoegdheidsverweer, en in reconventie de nietigverklaring van EP 029 gevorderd. Essity heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering tot nietigverklaring van EP 029 en heeft in dat verband hetzelfde verzoek gedaan tot aanhouding van de procedure in de hoofdzaak (maar toewijzing van de provisionele vordering) totdat is beslist over de geldigheid van de buitenlandse delen van EP 029, als in de zaak over EP 083.

6.De beoordeling van de bevoegdheidsincidenten in beide zaken

6.1.
Deze rechtbank is internationaal bevoegd kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaken in conventie op grond van artikel 4 Brussel I bis-Vo, omdat MTS gevestigd is in Nederland. De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 2 sub a ROW [6] . De bevoegdheid van de rechtbank strekt zich mede uit tot het treffen van grensoverschrijdende maatregelen.
6.2.
Ten aanzien van de reconventionele vorderingen die strekken tot vernietiging van de Nederlandse delen van EP 083 en EP 029, geldt dat de rechtbank internationaal bevoegd is op grond van artikel 24 aanhef en onder 4 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 1 sub a ROW.
6.3.
MTS wijst er echter terecht op dat op grond van genoemd artikel 24 aanhef en onder 4 Brussel I bis-Vo andere rechters dan de Nederlandse rechter bij uitsluiting bevoegd zijn een oordeel te geven over de nietigheidsverweren van MTS ten aanzien van de buitenlandse delen van EP 083 en EP 029. Dat leidt echter niet tot onbevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de inbreukvorderingen voor zover die eveneens zijn gegrond op inbreuk op de buitenlandse delen van die octrooien of op een commune onrechtmatige daad, zoals MTS primair lijkt te betogen. Nu Essity om aanhouding heeft verzocht, is de rechtbank – indien de overige weren van MTS tegen de gestelde inbreuken niet slagen – gehouden de beoordeling ten gronde van de gestelde octrooi-inbreuken op de buitenlandse delen van EP 083 en EP 029 en onrechtmatige daden aan te houden totdat de daartoe bevoegde buitenlandse rechters hebben beslist over de geldigheid van die delen.
6.4.
De rechtbank is eveneens bevoegd kennis te nemen van de door Essity gevorderde provisionele maatregelen. Uit het voorgaande volgt immers dat de rechtbank internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaken in conventie, zodat zij ook bevoegd is kennis te nemen van voorlopige voorzieningen (ook wel ‘eerste spoor’ bevoegdheid genoemd). Het Solvay/Honeywell arrest [7] leert dat artikel 24 aanhef en onder 4 Brussel I bis-Vo niet in de weg staat aan een onmiddellijke beoordeling van een voorlopige voorziening voor zover het de buitenlandse delen van EP 083 en EP 029 betreft, omdat daarbij slechts een voorlopige evaluatie wordt gegeven van de geldigheid van de buitenlandse delen van die octrooien en de rechtbank de gevorderde voorlopige voorzieningen niet toekent indien er naar haar oordeel een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat een of beide ingeroepen octrooien door de bevoegde (buitenlandse) rechter nietig wordt of worden verklaard. Volgens vaste rechtspraak geldt dit ook als de bevoegdheid niet is gebaseerd op artikel 35 Brussel I bis-Vo, maar op de bevoegdheid ten gronde volgens het ‘eerste spoor’ [8] [9] .

7.Het bezwaar tegen de eisvermeerdering in beide zaken

7.1.
MTS heeft in beide zaken in haar pleitnota van 14 juni 2022 - nadat zij daarover in haar akte van 20 mei 2022 houdende overlegging van reactieve nadere producties niet had gerept - bezwaar aangetekend tegen de eisvermeerdering door Essity bij akte houdende overlegging nadere producties van 20 april 2022. De rechtbank honoreert dat bezwaar niet. De eisvermeerdering ziet erop dat Essity aan haar vorderingen naast inbreuk met het 011 Toiletpapier ook inbreuk met het 020 Toiletpapier ten grondslag wil leggen. MTS motiveert haar bezwaar met (a) het feit dat de eisvermeerdering, die in feite een grondslagvermeerdering behelst, niet in de titel van het processtuk is vermeld en (b) het document waarop Essity de vermeerdering van de grondslag baseert niet relevant is. Nu MTS de eiswijziging kennelijk wel heeft opgemerkt, is zij niet in haar verdediging geschaad doordat die wijziging niet in de titel is vermeld. Dat stelt zij ook niet. Bovendien was Essity pas begin april 2022 op de hoogte van gesteld inbreukmakend handelen met het 020 Toiletpapier (zie 3.25), zodat zij dit product niet eerder aan haar vorderingen ten grondslag kon leggen. Het tweede bezwaar is van inhoudelijke aard en vormt geen reden om de grondslagvermeerdering te weigeren omdat dit niet ertoe kan leiden dat MTS in haar verdediging zou zijn geschaad (maar slechts tot het niet slagen van die grondslag).

8.De beoordeling in de zaak C/09/620154 / HA ZA 21-972 (EP 083)

In de hoofdzaak in reconventie
8.1.
Essity grondt haar nietigheidsaanval op EP 083 op de volgende pijlers:
1) EP 083 is niet nawerkbaar; en
2) EP 083 ontbeert inventiviteit.
8.2.
De rechtbank zal (de Nederlandse vertaling van) conclusie 1 van EP 083 in de volgende kenmerken onderverdelen:
1.1
Papierverdeler, bevattende een behuizing (6)
1.2
waarin een rol (3) voor een papierband (2) is opgenomen
1.3
die in overdwarse richting ten opzichte van de band (2) perforaties (4) bevat die rechthoekige bladen (5) papier definiëren
1.4
waarvan de breedte (l) dwars is en de lengte (L) langs,
1.5
waarbij de behuizing (6) een opening voor het verdelen (10) bevat waardoor de papierband (2) wordt afgewikkeld,
1.6
waarbij de breedte (l) van een blad (5) begrepen is tussen 125 mm en 180 mm
1.7
en de verhouding van de breedte (l) van een blad (5) ten opzichte van de lengte (L) ervan begrepen is tussen 0,45 en 1, bij voorkeur tussen 0,5 en 0,65
daardoor gekenmerkt dat
1.8
het genoemde papier een toiletpapier is
1.9
en de genoemde verdeler een tuit (9) bevat met de genoemde opening voor het verdelen (10),
1.1
waarbij de genoemde tuit (9) en de genoemde papierrol (3) op een zodanige wijze zijn afgestemd dat de papierbladen (5) één na één worden afgewikkeld
1.11
en naar buiten komen na minder kreukelen aan de uitgang van de tuit (9),
1.12
zodat het papier wordt verbruikt op een optimale en aangename wijze.
8.3.
Het octrooi ziet, beknopt weergegeven, op een dispenser [10] met daarin een rol toiletpapier voor gebruik in openbare gelegenheden. Bij dispensersystemen uit de stand van de techniek is de gebruiker vrij om zelf de hoeveelheid af te wikkelen papier te bepalen. Een probleem daarbij is dat de gebruiker meer papier kan afwikkelen dan nodig, waarbij papierverspilling optreedt. De oplossing die het octrooi voorstelt is - kort gezegd - gedwongen vel-voor-vel afgifte van het toiletpapier. Hierdoor wordt minder papier verbruikt en hoeft de rol minder vervangen te worden, waardoor (personeels)kosten worden bespaard. Hiermee wordt de zogenoemde autonomie van de dispenser vergroot.
8.4.
De rechtbank merkt als gemiddelde vakpersoon aan een technicus/ productontwikkelaar met kennis en ervaring op het gebied van papieren hygiëneproducten, waaronder wc-papier, keukenpapier, tissues, papieren handdoeken en de kenmerken van die producten, alsmede van de dispensersystemen waarmee die producten kunnen worden afgegeven.
Nawerkbaarheid
8.5.
MTS beroept zich er op dat EP 083 nietig is omdat het octrooi niet nawerkbaar is als bedoeld in artikel 83 EOV [11] en artikel 25 lid 1 ROW. Het vereiste van nawerkbaarheid houdt in dat de beschrijving van de uitvinding zodanig duidelijk en volledig dient te zijn dat deze door de vakpersoon, met gebruik van zijn algemene vakkennis, kan worden toegepast. Uitgangspunt bij de beoordeling van de stelling van MTS is dat de stelplicht en bewijslast rust op de partij die zich beroept op nietigheid van een octrooi [12] , derhalve op MTS die zich beroept op niet-nawerkbaarheid van het octrooi.
8.6.
Voor zover de stellingen van MTS erop gericht zijn dat conclusie 1 wezenlijke informatie voor het kunnen nawerken van EP 083 mist, falen deze. Het gaat er bij nawerkbaarheid immers niet om welke informatie de
conclusiesbevatten, maar of de beschrijving van de uitvinding in het octrooischrift als geheel zodanig is dat de vakpersoon de conclusies kan nawerken.
8.7.
De beschrijving bevat onder meer in paragrafen [0006] en [0022] - [0025] informatie over de voorwaarden waaronder vel-voor-vel uitgifte kan worden bereikt. Paragrafen [0026], [0027] en de daarin opgenomen tabel, [0031] en [0033] en de daarin opgenomen tabel bevatten voorts verdere technische uitvoeringsinformatie naar aanleiding van uitgevoerde tests. MTS heeft onvoldoende onderbouwd dat de gemiddelde vakpersoon met gebruik van deze informatie en met gebruikmaking van zijn algemene vakkennis niet in staat is om een papierverdeler met een rol papier te ontwikkelen die vel-voor-vel uitgeeft.
8.8.
Evenmin heeft MTS voldoende onderbouwd dat de vakpersoon met gebruikmaking van de bovengenoemde informatie en kennis niet in staat zou zijn om een tuit met een opening voor het verdelen te ontwikkelen die zodanig is afgestemd dat vel-voor-vel afgifte plaatsvindt. De vakpersoon moet in staat worden geacht om aan de hand van zijn algemene vakkennis de parameters die niet in het octrooi zijn genoemd, zoals de maatvoering van perforaties, het gewicht en de treksterkte van het papier, het papiermateriaal en de diameter, oppervlakte conditie en materiaal van het mondstuk, te bepalen en af te stemmen op de in het octrooi wel beschreven parameters. De argumenten die MTS in dit verband aanvoert zien voor het overige meer op (on)duidelijkheid van de conclusies (artikel 84 EOV). Een gebrek aan duidelijkheid kan echter niet tot vernietiging van een verleend octrooi leiden. Dat geldt ook voor een onduidelijkheid in de vertaling. Dat dezelfde term ‘buse (9)’ uit de Franse originele tekst in (conclusie 1 van) EP 083 in het Nederlands is vertaald met ‘tuit’ en in EP 029 met ‘mondstuk’, ontneemt de nawerkbaarheid dan ook niet aan het octrooi. Ook daarvoor geldt dat de vakpersoon in staat moet worden geacht het mondstuk met verdeelopening zodanig af te stemmen dat vel-voor-vel afgifte plaatsvindt. MTS heeft ook niet uitgelegd waarom die afwijkende vertaling feitelijk een nawerkbaarheidsprobleem creëert.
8.9.
Volgens MTS zou de vakpersoon niet begrijpen wat
vel-voor-vel afwikkelen(zie conclusiekenmerk 1.10) betekent. Dat betoog slaagt ook niet. De rechtbank stelt voorop dat de vakpersoon het octrooischrift leest met een ‘
mind willing to understand’. De vakpersoon, aldus lezend, zal in het licht van de beschrijving, met name paragrafen [0004] en [0005] waarin het gaat over vel-voor-vel afgifte en met zijn algemene vakkennis, begrijpen dat hiermee wordt bedoeld dat ieder vel van de rol toiletpapier één-voor-één wordt afgescheurd. Verder geldt ook hier dat een eventueel gebrek aan duidelijkheid niet tot nietigheid van een octrooi kan leiden.
8.10.
MTS heeft voorts aangevoerd dat de termen “minder kreukelen” en “aangename en optimale wijze” uit kenmerken 1.11 en 1.12 relatieve en subjectieve begrippen zijn en de vakpersoon niets wordt aangereikt om te beoordelen hoe deze kunnen worden vastgesteld.
8.11.
In paragraaf [0008] van EP 083 wordt als nadeel van een opening voor het afgeven met een zeer kleine diameter beschreven dat “
the toilet paper was totally crumpled and took the form of an unpleasant string for the user, who had to uncrease the exiting sheet to be able to use it”. In paragraaf [0010] is voorts opgenomen: “
The object of the invention is to propose a sheet-by-sheet toilet paper dispenser with a dispensing nozzle which delivers sheets of paper that are not very crumpled at the outlet of the nozzle, which makes them pleasant to use, while ensuring minimal paper consumption”.De vakpersoon zal in het licht van deze informatie en zijn algemene vakkennis begrijpen dat met de term “minder kreukelen” is bedoeld dat het papier niet volledig gekreukt en in de vorm van een onaangename sliert uit de dispenser moet komen en dat de gebruiker het niet hoeft te ontkreuken alvorens het te kunnen gebruiken. Dat geen exacte meetgegevens voor verminderd kreukelen zijn opgenomen, brengt niet mee dat de vakpersoon het octrooi niet kan nawerken.
8.12.
De vakpersoon zal de term “aangename en optimale wijze” begrijpen als ziende op het niet volledig gekreukt zijn en tegelijkertijd, gelet op de paragrafen [0026] - [0029], de in paragraaf [0027] opgenomen tabel en het in de beschrijving als geheel beschreven doel, als het gebruik van zo min mogelijk papier.
8.13.
MTS heeft ten slotte nog aangevoerd dat in EP 083 niet plausibel wordt gemaakt dat de effecten “minder kreukelen” en “aangename en optimale wijze” daadwerkelijk worden bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank bevat EP 083 evenwel voldoende informatie in de vorm van de hiervoor genoemde toelichting in de beschrijving en de testresultaten weergegeven in de tabel in paragraaf [0027]. Die informatie, mede bezien in het licht van de algemene vakkennis, maakt dat geen sprake is van een situatie waarin de vakpersoon het niet geloofwaardig [13] zal vinden dat, met de beschreven afstemming van het papierformaat en de diameter van de verdeelopening, het “minder kreukelen” en de “aangename en optimale wijze” worden bereikt.
Inventiviteit
8.14.
Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor de vakpersoon niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek.
8.15.
MTS beroept zich voor wat betreft het ontbreken van inventiviteit van conclusie 1 op Neveu, Johnson en King, al dan niet aangevuld met andere documenten. De rechtbank zal (evenals partijen) de Problem Solution Approach (PSA) toepassen voor de beoordeling van inventiviteit.
8.16.
De rechtbank merkt Johnson aan als de voor het octrooi meest nabije stand van de techniek. Dit document betreft immers ook een dispenser voor toiletpapier in openbare ruimtes. Johnson beschrijft dat in dergelijke ruimtes
oversizedtoiletpapierrollen worden gebruikt om de arbeidskosten voor het vervangen van de rollen te beperken (en daarmee, in de terminologie van EP083: de autonomie van de dispenser te vergroten), maar dat deze rollen, vanwege hun draaibaarheid, vatbaar zijn voor vandalisme en overconsumptie. Johnson richt zich derhalve op dezelfde problematiek als EP 083. Johnson openbaart daartoe een verbeterde dispenser waarin een vaste (
static) rol kan worden opgenomen, die - kort gezegd - goed beschermd en gestabiliseerd is.
8.17.
Neveu wordt niet als een geschikt uitgangspunt uit de stand van de techniek aangemerkt voor toepassing van de PSA. Neveu is niet gericht op de problematiek van autonomie van dispensers in openbare toiletten en heeft geen betrekking op
toiletpapier. Neveu richt zich op verschillende soorten doekjes [14] , zoals een stofdoek, servet of handdoek. De doekjes die zijn gebruikt in de proeven die in Neveu zijn beschreven, hebben blijkens de in 3.16.7 geciteerde tabel ook de maat van dergelijke doekjes (200-245 mm). De gebruiksdoelen van toiletpapier en (schoonmaak)doekjes zoals een stofdoek, servet of handdoek verschillen. De vakpersoon is er ook mee bekend dat het daarvoor gebruikte materiaal verschilt en andere eigenschappen heeft, in het bijzonder wat betreft maatvoering, natsterkte en oplosbaarheid in water [15] . In paragraaf [0005] van EP 083 wordt dit verschil beschreven. Dat de vakpersoon kennis heeft van beide soorten materiaal en dat er een overlap in gewicht per m2 bestaat tussen beide soorten materiaal, betekent niet dat deze producten hetzelfde gebruiksdoel en dezelfde eigenschappen hebben. Neveu is om deze redenen geen realistisch uitgangspunt voor de PSA. Dat Neveu vel-voor-vel afgifte openbaart en informatie geeft over de samenwerking tussen de trekkracht van het materiaal, de perforaties en de maat van de afgifte-opening daarbij, maakt dit niet anders. Voor de doekjes waarop Neveu ziet was, anders dan voor toiletpapier, vel-voor-vel afgifte (van een rol) bekend. Neveu aanmerken als nauw verwante stand van de techniek voor EP 086 dat op toiletpapier ziet, zou om deze reden een niet-toegestane selectie met kennis van het octrooi vormen.
8.18.
De rechtbank merkt als technische verschilmaatregelen van conclusie 1 ten opzichte van Johnson in elk geval kenmerken 1.6, 1.7 (de maatvoering van het papier) en 1.10 (het één na één afwikkelen van de vellen) aan. Ook MTS zelf benoemt deze verschilkenmerken. Essity heeft zich op het standpunt gesteld dat kenmerken 1.11 en 1.12 nadere betekenis geven aan de conclusies, maar niet dienen om de uitvinding af te bakenen van de stand van de techniek. De rechtbank zal deze kenmerken in navolging daarvan buiten beschouwing laten bij de beoordeling van de inventiviteit van conclusie 1 van EP 083.
8.19.
Kenmerk 1.6 betreft de breedte van het toiletpapier. MTS stelt dat deelkenmerk 1.6 (en daardoor de lengte/breedte verhouding die volgt uit de kenmerken 1.6 en 1.7) geen technisch effect heeft omdat ook bij toiletpapier met een breedte van minder dan 125 mm en een andere lengte/breedte verhouding vel-voor-vel afgifte plaatsvindt. Deze stelling zal worden gepasseerd. De tests waarmee MTS deze stelling feitelijk onderbouwt (onder meer vastgelegd op een als productie GP25 overgelegde video) zijn onvoldoende controleerbaar. Zoals de deskundige van Essity terecht opmerkt, blijkt uit de in het geding gebrachte video niet wat de maten en overige eigenschappen zijn van het toiletpapier dat uit de dispenser wordt getrokken, is niet duidelijk hoe het interieur van de dispenser is vormgegeven en wat de
single sheetratio is bij afgifte van een volledige rol. Het lijkt er op dat de gebruikte dispenser andere kenmerken heeft gekregen dan een dispenser volgens EP 083 om de tests uit te kunnen voeren. De test is ook niet uitgevoerd door een van MTS onafhankelijke onderzoeksinstelling. Gelet op deze betwisting van de testresultaten door Essity, vindt de stelling van MTS dat met standaard toiletpapier hetzelfde effect wordt bereikt, derhalve onvoldoende steun in de feiten.
8.20.
Kenmerken 1.6, 1.7 en 1.10 moeten in samenhang worden beschouwd. Er is dan ook geen sprake van deelproblemen of “
aggregation of features or junxtaposition”. Het gezamenlijke technische effect van deze kenmerken is de vergroting van de autonomie van de dispenser met daarin de rol toiletpapier. Dat wordt bereikt door - door samenspel van papierformaat en vormgeving van de tuit gedwongen - vel-voor-vel afgifte van het papier.
8.21.
Het objectieve technische probleem kan dan worden geformuleerd als: hoe de autonomie van een dispenser met daarin een rol toiletpapier te vergroten?
8.22.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de vakpersoon startend vanuit Johnson tot de uitvinding was gekomen. Het gaat er in dit verband niet om of de vakpersoon tot de oplossing had kunnen komen (
could), maar of hij daartoe zou (
would) zijn gekomen.
8.23.
MTS stelt dat het voor de hand ligt om de dispenser van Johnson de mogelijkheid te geven de vellen - zoals Gerstein leert - één voor één af te laten geven nu de vakpersoon daarmee papierverspilling tot een minimum beperkt. Vervolgens stelt zij dat de vakpersoon tot de papierafmetingen van het octrooi zou komen op basis van routinematige experimenten, dan wel aan de hand van (weer andere) stand van de techniek, zoals Esquivel, St. Cyr of Ames. Deze redenering van MTS slaagt niet. Hoewel aangenomen kan worden dat de vakpersoon beschikt over de kennis en vaardigheden om de afmetingen van een dispensertuit en het formaat van wc-papier (op elkaar) aan te passen, levert dat in dit geval geen gebrek aan inventiviteit op. Uitgaande van Johnson bestaat er voor de vakpersoon geen enkele aanleiding om de maatvoering van de vellen van het toiletpapier aan te passen teneinde de autonomie van de dispenser te vergroten. Er zijn immers ook andere oplossing voor dat probleem denkbaar, zoals het vergroten van de rol. Johnson geeft geen enkele aanwijzing in de richting van de maatvoering van de vellen toiletpapier. Een combinatie met Gerstein zal de vakpersoon niet maken. Gerstein is in het bijzonder gericht op
tissue paper, al dan niet vochtig, voor het gezicht of de handen of als (schoonmaak)doek. Zoals hiervoor reeds overwogen, zijn de eigenschappen van dergelijk papier wezenlijk anders. Gerstein is bovendien niet gericht op het oplossen van het hiervoor beschreven probleem van een grotere autonomie van dispensers in openbare ruimtes. De vakpersoon heeft derhalve geen enkele motivatie om beide documenten te combineren. Bovendien openbaart Gerstein de maatvoering uit deelkenmerken 1.6 en 1.7 niet, zodat de vakpersoon, als die Johnson en en Gerstein al zou combineren, nog niet zonder inventieve denkarbeid tot de uitvinding zou komen.
8.24.
Als de vakpersoon start vanuit Johnson, zou hij ook niet op basis van zijn algemene vakkennis en door routinematige experimenten tot de uitvinding komen. Zoals hiervoor al overwogen, bevat Johnson geen enkele aanwijzing om te gaan experimenteren met (gedwongen) vel-voor-vel afgifte in plaats van de daarin geopenbaarde toiletpapierrol waarbij de gebruiker de gewenste lengte papier afscheurt. Dat er ten tijde van de aanvrage voor andere (papier)producten dispensers bestonden die vel-voor-vel afgifte mogelijk maakten en er ook toiletpapier bestond in de vorm van gestapelde losse vellen, betekent niet dat de vakpersoon zonder inventieve denkarbeid ertoe zou komen om het probleem van het vergroten van de autonomie van een rol toiletpapier, uitgaande van Johnson, op te lossen door de dispensers en het toiletpapier van dat document aan te passen en op elkaar af te stemmen zodat gedwongen vel-voor-vel afgifte plaatsvindt en daarmee minder papiergebruik wordt gerealiseerd.
8.25.
De andere documenten waarop MTS zelfstandige inventiviteitsaanvallen tegen
EP 083 grondt, te weten King en Ames, betreffen evenals Neveu dispensers voor andere producten dan toiletpapier, zoals handdoeken, servetten, tissues, schoonmaakdoeken en natte doekjes. Zoals de rechtbank ten aanzien van Neveu al overwoog, kent de vakpersoon die producten, maar weet hij ook dat ze andere eigenschappen hebben op het gebied van trekkracht, gewicht, natsterkte, wateroplosbaarheid etc., zodat dispensersystemen op dat gebied voor de vakpersoon geen reëel uitgangspunt vormen als vertrekpunt om tot een verbeterde dispenser met toiletrol voor openbare gelegenheden te komen. Voor de in Neveu, King en Ames beschreven producten was individueel gebruik van een vel en vel-voor-vel afgifte bekend. Neveu, King en Ames zien erop om dit verder te optimaliseren. De vakpersoon zou, uitgaande van deze documenten, geen enkele motivatie hebben om de daarin beschreven doekjes en dispensers toe te passen op een rol toiletpapier en vervolgens de dispenser en het toiletpapier zodanig aan te passen dat gedwongen vel-voor-vel afgifte plaatsvindt. Voor Ames, dat ziet op een houder voor afgifte van natte doekjes, geldt bovendien dat de daarin beschreven verdeelopening naast vel-voor-vel afgifte ook afgifte van meerdere vellen per keer toelaat. Van gedwongen vel-voor-vel afgifte is dus geen sprake. Ook hier geldt dat de vakpersoon in staat is om uitgaande van de betreffende documenten de benodigde aanpassingen te doen en dus
kankomen tot de uitvinding volgens EP 083, maar dat hij dat niet zonder inventieve denkarbeid
zoudoen.
8.26.
Uit het voorgaande volgt dat conclusie 1 van EP 083 inventief is. Dat betekent dat ook de volgconclusies van EP 083 inventief zijn.
8.27.
Omdat de nietigheidsaanvallen van MTS tegen EP 083 niet slagen, is de in reconventie gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van EP 083 niet toewijsbaar.
In de hoofdzaak in conventie
Indirecte inbreuk in Nederland
8.28.
Of MTS met de verhandeling van de MTS Producten indirecte inbreuk maakt, moet worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 54 ROW [16] genoemde vereisten. Dit artikel luidt, voor zover hier van belang:
1. Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming, in Nederland (…) aan een ander dan degene die gerechtigd is de geoctrooieerde uitvinding te gebruiken, middelen die een wezenlijk bestanddeel van die uitvinding betreffen, voor de toepassing van die uitvinding op dat grondgebied, aanbiedt of levert, indien de derde weet of behoort te weten dat deze middelen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van die uitvinding.
2. Het eerste lid geldt niet indien de middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert, aanzet tot het verrichten van een krachtens artikel 53 verboden handeling.
3. Degene die de in artikel 54c, onderdelen a tot en met e, bedoelde handelingen verricht, wordt niet geacht in de zin van het eerste lid gerechtigd te zijn de uitvinding te gebruiken.
8.29.
De SmartOne dispenser van Essity valt onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 083. Anders dan MTS betoogt, heeft de SmartOne dispenser een tuit in de zin van de kenmerken 1.9, 1.10 en 1.11 van EP 083. Weliswaar heeft de SmartOne dispenser aan de buitenkant van de behuizing een bolvormige uitstulping, maar een mondstuk met de spitse vorm van een tuit met opening voor het verdelen van het papier bevindt zich aan de binnenkant van de behuizing. Dat is te zien op de in 3.17 weergegeven foto van de binnenkant van een SmartOne dispenser. De gemiddelde vakpersoon leest in (kenmerken 1.9, 1.10 en 1.11 van) conclusie 1 van EP 083, in samenhang met de tekeningen en de beschrijving, niet de beperking dat de tuit zich buiten de behuizing moet bevinden
8.30.
Tussen partijen is niet in geschil dat de MTS Producten beantwoorden aan de kenmerken 1.2, 1.3, 1.4, 1.6, 1.7 en 1.8 van EP 083. Ook is niet in geschil dat de SmartOne dispenser van Essity beantwoordt aan de kenmerken 1.1, 1.2 en 1.5 van conclusie 1.
8.31.
Toiletpapier met de maatvoering volgens EP 083 draagt bij aan de uitvinding die het octrooi openbaart, zoals volgt uit de overwegingen 8.19 en verder ten aanzien van de inventiviteit van het octrooi. Deze maatvoering is wezenlijk om de doelstellingen van het octrooi te bewerkstelligen, te weten vel-voor-vel afgifte, dan bij gebruik van toiletpapier met een standaard maatvoering van 11,5 cm breed. De MTS Producten vormen daarmee middelen die een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding betreffen in de zin van artikel 54 lid 1 ROW.
8.32.
Essity wees MTS in een sommatiebrief van 17 november 2015 op EP 083 en stelde dat het 020 Toiletpapier daarop inbreuk maakte. MTS heeft daarop toegezegd de verhandeling van het 020 Toiletpapier te staken. Vanaf dat moment behoorde het voor MTS duidelijk te zijn dat toiletpapier met de maatvoering van het 020 Toiletpapier geschikt en bestemd was voor gebruik in dispensers volgens het octrooi. Dat geldt eveneens voor het 011 Toiletpapier, al heeft dat een enigszins afwijkende maatvoering, omdat MTS in november 2015 uitdrukkelijk op EP 083 is gewezen door Essity. Dat geldt temeer nu distributeurs van de MTS Producten, onder andere groothandelaren Cleanioshop en 123toilet.nl, bij het 011 Toiletpapier vermelden dat het geschikt is voor gebruik in de SmartOne dispenser. Dat duidt er op dat dit voor klanten een relevante eigenschap is die ook bij MTS bekend is. MTS heeft bovendien geen andere dispensers genoemd waar de MTS Producten geschikt voor zijn.
8.33.
MTS heeft haar stelling dat toiletpapier met de kenmerken 1.2, 1.3, 1.4, 1.6, 1.7 en 1.8 van EP 083 algemeen in de handel verkrijgbaar is (als bedoeld in artikel 54 lid 2 ROW), niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank kan dat gezien de betwisting door Essity van dat standpunt, niet feitelijk vaststellen zodat het verweer faalt.
8.34.
Uit de door Essity overgelegde producties blijkt dat MTS op het besloten deel van haar website de MTS Producten toont. Tevens blijkt dat een Nederlandse groothandelaar, Hygiënepapier.nl, toiletpapier aanbiedt met vermelding van het artikelnummer 250011 van MTS, de EAN-code van MTS en Euro Products, een merknaam van MTS, als producent noemt. Ook een aantal andere webwinkels met Nederlandstalige handelsnamen en websites, bieden toiletpapier aan met een maatvoering die voldoet aan EP 083. Voorts blijkt uit de leveringen aan Dumortier dat MTS nog altijd het 020 Toiletpapier verhandelt. Met dit samenstel van feiten heeft Essity voldoende overtuigend aangetoond dat MTS de MTS Producten, wezenlijke bestanddelen van de uitvinding, in Nederland heeft aangeboden en/of geleverd voor toepassing van de uitvinding. Daarmee maakt zij indirecte inbreuk op EP 083 in de zin van artikel 54 lid 1 ROW.
8.35.
MTS heeft nog aangevoerd dat zij geen (indirecte) inbreuk kan maken door het aanbieden van de MTS Producten aan gebruikers van de SmartOne dispensers omdat die gebruikers als afnemers van de SmartOne dispenser beschikken over een (impliciete) licentie om de MTS Producten te (mogen) gebruiken. Dit verweer wordt verworpen. Essity heeft door de levering van dispensers die bestemd zijn om toiletpapier uit te geven, geen (impliciete) licentie aan de gebruikers gegeven voor het gebruik van de MTS Producten in die dispensers. Een licentie kan ontstaan op de wijzen bepaald in artikel 56 lid 2 ROW, waaronder met name een overeenkomst. Die overeenkomst zou dan de strekking moeten hebben dat het de gebruiker toegestaan is om toiletpapier volgens de kenmerken van het octrooi te gebruiken in de dispenser. Van expliciete licenties met die strekking is in deze zaak geen sprake. Van impliciete overeenkomsten tussen Essity en de gebruikers van de dispensers met die strekking kan slechts sprake zijn als uit de verklaringen en gedragingen van Essity en de gebruikers en de betekenis die zij daar over en weer aan mochten toekennen, zou volgen dat Essity de wil heeft gehad een zodanige licentie overeenkomst te sluiten. MTS heeft niet uitgelegd welke verklaringen en gedragingen van Essity er toe hebben bijgedragen dat van dergelijke impliciete overeenkomsten met gebruikers van de SmartOne dispensers sprake is. De SmartOne dispensers kunnen ook met standaard toiletpapier gevuld en gebruikt worden, al leidt dat niet (volledig) tot de voordelen van het octrooi. De onderhavige zaak wijkt in dat opzicht feitelijk af van de vastgestelde feiten in de zaak HP/Digital Revolution [17] . Al om die reden kan MTS zich niet beroepen op de uitzondering in artikel 54 lid 1 ROW voor aanbieding of levering aan licentiehouders (‘degene die gerechtigd is de geoctrooieerde uitvinding te gebruiken’).
8.36.
Essity heeft bovendien gesteld dat zij met circa 80% van de gebruikers in de Benelux een bruikleenovereenkomst aangaat voor de SmartOne dispenser, waarbij de gebruiker zich verplicht enkel Essity toiletpapier te gebruiken in de dispenser. MTS heeft de hoogte van het percentage betwist, maar niet dat een aanzienlijk deel van de gebruikers van de SmartOne dispensers een dergelijke overeenkomst aan is gegaan. Deze gebruikers hebben dus uitdrukkelijk niet de bevoegdheid de MTS Producten te gebruiken. MTS heeft echter niet gesteld dat de aanbiedingen en leveringen die zij heeft gedaan, niet mede gericht waren op deze groep gebruikers. Ook daarom kan zij zich niet beroepen op de in artikel 54 lid 1 ROW opgenomen uitzondering voor het aanbieden en/of leveren aan beweerdelijke licentiehouders. Haar aanbiedingen waren immers niet beperkt tot dergelijke licentiehouders.
8.37.
Een beroep op uitputting kan MTS evenmin baten. Dat beroep kan worden gedaan bij handelingen met betrekking tot een voortbrengsel dat rechtmatig in het verkeer is gebracht door de octrooihouder, op grond van artikel 54e ROW. Het beroep op uitputting heeft betrekking op dat specifieke voortbrengsel. In dit geval zijn dat de SmartOne dispensers die afnemers van Essity en haar wederverkopers hebben gekocht. Het voortbrengsel dat daarmee volgens MTS is uitgeput is echter niet alleen die dispenser, maar ook het daarvoor geschikte toiletpapier, dat nog niet in het verkeer was gebracht. Zoals hiervoor al overwogen, kan de SmartOne dispenser echter ook gebruikt worden met standaard toiletpapier. Dat de uitputtingsregeling in die situatie ook uitputting omvat van daarvoor geschikte en bestemde producten, kan niet worden aanvaard. Dat dat het geval is blijkt ook niet uit de wet of de jurisprudentie.
Toepassing stand van de techniek (Gilette verweer)
8.38.
De MTS Producten zijn ook geen niet-inventieve uitvoeringsvorm van St. Cyr, Ames of andere stand van de techniek. Dat volgt uit de hierna te bespreken nieuwheid van het toiletpapier volgens EP 029, dat dezelfde kenmerken heeft als het toiletpapier volgens de kenmerken van conclusie 1 van EP 083. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierna wordt overwogen over St. Cyr in overweging 9.9 en verder en over Ames in overweging 9.16.
Tussenconclusie
8.39.
Tegen de gestelde indirecte inbreuk op de afhankelijke conclusie 2 van EP 083 heeft MTS geen afzonderlijk verweer gevoerd. Ten aanzien van conclusies 7 en 9 wijst zij er met juistheid op dat die conclusies mede afhankelijk zijn van conclusie 5, terwijl Essity niet heeft gesteld dat de MTS Producten onder de beschermingsomvang van die conclusie vallen. Voor zover conclusies 7 en 9 afhankelijk zijn van conclusie 5, wordt daarop dus geen inbreuk gemaakt. De slotsom is dat MTS met het aanbieden van de MTS Producten in Nederland indirecte inbreuk maakt op conclusie 1 en 2 van EP 083 en op conclusie 7 en 9 voorzover die conclusies niet afhankelijk zijn van conclusie 5. De vorderingen in de hoofdzaak worden hierna in 10, samen met de vorderingen in de andere zaak, beoordeeld.
In het incident in conventie tot verkrijging van een provisionele voorziening
Onrechtmatig handelen buiten Nederland
8.40.
Gelet op hetgeen is overwogen in 6.4, kan de rechtbank op dit moment slechts een voorlopig oordeel geven over de vraag of MTS ook buiten Nederland indirecte inbreuk heeft gemaakt op EP 083 en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
8.41.
De rechtbank is voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat de respectieve nationale delen van EP 083 door de bevoegde buitenlandse rechters nietig worden verklaard, op dezelfde gronden als hiervoor in reconventie is overwogen.
8.42.
Uit de facturen van Dumortier blijkt dat MTS het 020 Toiletpapier in 2017, 2019 en 2021 heeft geleverd aan die Belgische handelaar.
8.43.
Daarnaast heeft MTS verklaard dat zij haar producten exporteert naar 27 landen, waaronder Scandinavië, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. MTS hanteert op haar website, waarop de MTS Producten (in het besloten deel) in een beeldbank worden getoond, de Engelse taal. Ook worden de MTS Producten aangeboden op de website van een bedrijf in Letland, fevex.eu. Gelet op deze omstandigheden is voorshands voldoende aannemelijk dat MTS de MTS Producten exporteert naar andere landen (naast België) en/of dat er een reële dreiging is dat zij dat in de toekomst zal doen.
8.44.
MTS heeft aangevoerd dat Essity niet aan haar stelplicht heeft voldaan, omdat zij in de dagvaarding niet is ingegaan op indirecte inbreuk op de buitenlandse delen van EP 083, terwijl dit naar buitenlands recht moet worden beoordeeld en daarbij geen sprake is van harmonisatie van het recht van de verschillende landen. Essity heeft in reactie daarop in haar pleitnota verwezen naar de conclusie van A-G Van Peursem in de zaak Sun/Novartis [18] . In die conclusie is opgenomen dat de regeling voor indirecte inbreuk in artikel 73 lid 1 (nu 54 lid 1) ROW is ontleend aan artikel 30 lid 1 Gemeenschapsoctrooiverdrag (GOV), dat uiteindelijk niet in werking is getreden, maar er wel toe heeft geleid dat het materiele octrooirecht van de landen die het verdrag getekend hebben op punten vrijwillig is geharmoniseerd naar die verdragsregeling, hetgeen ook is gebeurd voor indirecte inbreuk. Uit voetnoot 39 onder genoemde conclusie volgt dat het hierbij gaat om België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank begrijpt het standpunt van Essity daarom zo dat zij betoogt dat er sprake is van harmonisatie van indirecte inbreuk in de landen die het GOV getekend hebben. Essity heeft voor andere landen van het EOV niet gemotiveerd welke wettelijke basis er is voor haar beroep op indirecte inbreuk. De rechtbank vat Essity’s vordering betreffende indirecte inbreuk op de buitenlandse delen van EP 083 daarom zo op, dat zij die instelt voor zover het landen betreft die het GOV hebben getekend en waar EP 083 van kracht is (zie hiervoor onder 3.8). Dit betreft België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank gaat er voorshands vanuit dat de bescherming tegen indirecte inbreuk die Essity in Nederland geniet voor EP 083, ook in deze landen aan EP 083 wordt geboden. Dat de jurisprudentie over indirecte inbreuk door het aanbieden van vervangingsonderdelen nationale verschillen kent, zoals volgt uit de bron [19] waar MTS op wijst, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank ziet niet in waarom de daar genoemde Duitse jurisprudentie in deze zaak tot een andere beoordeling zou leiden, gelet op het (afwijzende) antwoord op de vraag of de eigenaren van een SmartOne dispenser een licentie hebben om de MTS Producten te gebruiken in de dispensers. Specifieke andere (in het voordeel van MTS) afwijkende nationale rechtsstelsels heeft MTS niet genoemd.
8.45.
Op de gronden die zijn overwogen ten aanzien van de indirecte inbreuk door MTS in Nederland, is er naar voorlopig oordeel derhalve ook sprake van indirecte inbreuk in België. MTS heeft in België het 020 Toiletpapier geleverd voor toepassing in Belgische dispensers volgens EP 083.
8.46.
Het is voorshands ook aannemelijk dat MTS indirecte inbreuk dreigt te maken op andere nationale delen van EP 083 in de bovengenoemde landen, gezien de internationale export die MTS stelt te doen en het feit dat zij haar website in het Engels openbaart.
8.47.
De vorderingen in het incident worden hierna in 10, samen met de vorderingen in de andere zaak, beoordeeld.

9.De beoordeling in de zaak C/09/620156 / HA ZA 21-973 (EP 029)

In de hoofdzaak in reconventie
9.1.
Essity grondt haar nietigheidsaanval op EP 029 op de volgende pijlers:
1) EP 029 is niet nawerkbaar;
2) EP 029 is niet nieuw;
3) EP 029 ontbeert inventiviteit; en
4) EP 029 bevat toegevoegde materie.
9.2.
De rechtbank zal (de Nederlandse vertaling van) conclusie 1 van EP 029 in de volgende kenmerken onderverdelen:
1.1
Rol (3) van een strook (2) toiletpapier, die
1.2
uitsnijdingen (4) omvat die transversaal zijn ten opzichte van de band (2), waarbij de rechthoekige papieren vellen (5) worden bepaald, waarvan de breedte (l) transversaal is en de lengte (L) longitudinaal, waarbij
1.3
de breedte van een vel tussen 125 mm en 180 mm is, waarbij
1.4
het toiletpapier twee lagen van cellulosewatten heeft, waarbij
1.5
de rol (3) kan worden opgenomen in een behuizing (6) van een inrichting voor de verdeling van toiletpapier
1.6
waarbij de behuizing een mondstuk (9) omvat met een verdeelopening (10) met een diameter van tussen 6 en 8 mm, wanneer
1.7
de rol (3) is opgenomen in de behuizing (6), de vellen een voor een kunnen worden afgewikkeld en naar buiten kunnen komen met een verminderde kreukeling bij de uitgang van het mondstuk (9), waarbij
1.8
het papier wordt verbruikt op een optimale en aangename wijze,
1.9
de verhouding tussen de breedte (l) van een vel (5) ten opzichte van de lengte (L) hiervan is tussen 0,45 en 1, en
1.1
elke laag een gewicht heeft van tussen 15 en 20 g/m2
9.3.
EP 029 is zoals gezegd afgesplitst van EP 083 en stamt van dezelfde moederaanvrage, zodat de beschrijving voor een belangrijk deel dezelfde passages bevat. In de enige onafhankelijke conclusie 1 van EP 029 is een rol toiletpapier onder bescherming gesteld die kan worden opgenomen in, kort gezegd, een dispenser met de in de conclusie genoemde eigenschappen. EP 029 heeft betrekking op een rol van een strook toiletpapier die in een dispenser kan worden geplaatst. Ook EP 029 ziet op het beperken van papierverbruik door gedwongen vel-voor-vel afgifte, waardoor de autonomie van een dispenser met daarin een rol toiletpapier in openbare gelegenheden wordt vergroot (zie ook hiervoor onder 8.3).
9.4.
Voor EP 029 gaat de rechtbank uit van dezelfde vakpersoon als voor EP 083 (zie hiervoor onder 8.4).
Deelkenmerken 1.5 tot en met 1.8
9.5.
MTS gaat er in haar betoog dat sprake is van een niet nieuw en niet inventief octrooi, vanuit dat deelkenmerken 1.5 tot en met 1.8 van conclusie 1 optionele kenmerken zijn, zodat ze niet bij de beoordeling betrokken hoeven te worden. MTS wijst er op dat in deelkenmerk 1.5 een toiletrol onder bescherming wordt gesteld die ‘
kan worden opgenomen in een behuizing’ volgens deelkenmerken 1.5 tot en met 1.7. Daarmee zijn die kenmerken volgens haar optioneel.
9.6.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Bij de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit worden in beginsel alle deelkenmerken van een conclusie betrokken. Voor de vraag of deelkenmerk 1.5 technische maatregelen bevat, gaat de rechtbank uit van het begrip van de gemiddelde vakpersoon, die de conclusie leest met een
mind willing to understand. Deze vakpersoon zal deelkenmerk 1.5 zo opvatten dat met ‘kan worden opgenomen’ is bedoeld dat het toiletpapier
geschikt is omte worden opgenomen in een dispenser volgens deelkenmerken 1.5 tot en met 1.7. Daarmee is sprake van functionele kenmerken en niet van een optioneel element waar al dan niet voor gekozen kan worden. De door de uitvinding geboden oplossing wordt immers alleen bereikt wanneer de toiletrol van conclusie 1 wordt gebruikt in een dispenser die voldoet aan de bedoelde kenmerken. Dit betekent dat de deelkenmerken 1.5 tot en met 1.7 als verschilkenmerken moeten worden betrokken bij de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit.
9.7.
De rechtbank gaat er in navolging van Essity bij de beoordeling wel vanuit dat deelkenmerk 1.8 geen maatregel beschrijft die de conclusie afbakent van de stand van de techniek, evenals de in kenmerk 1.7 beschreven ‘beperkte kreukeling’ van het toiletpapier na uitgifte. Hetgeen hiervoor is overwogen in 8.18 ten aanzien van EP 083, geldt ook voor EP 029.
Nieuwheid
9.8.
Een maatregel is niet nieuw indien alle kenmerken daarvan expliciet of impliciet op een directe en ondubbelzinnige wijze aan een gemiddelde vakpersoon, gebruikmakend van zijn algemene vakkennis, worden geopenbaard in één enkele vindplaats behorend tot de stand van de techniek.
St. Cyr
9.9.
MTS grondt haar beroep op gebrek aan nieuwheid in de eerste plaats op St Cyr (zie 3.16.3). Deze publicatie is niet nieuwheidsschadelijk omdat daarin meerdere kenmerken van conclusie 1 niet zijn geopenbaard. Dat geldt in ieder geval voor kenmerk 1.10. Voor zover MTS (ook) van deze maatregel heeft gesteld dat deze optioneel is dan wel niet technisch is, heeft zij dit, mede in het licht van de betwisting door Essity, onvoldoende onderbouwd. Kenmerk 1.10 heeft immers geen betrekking op de dispenser maar op de rol toiletpapier en bepaalt dat ‘elke laag (van de in kenmerk 1.4 bepaalde twee lagen) een gewicht heeft van tussen 15 en 20 g/m2. St. Cyr openbaart geen gewicht van het daarin beschreven papier. MTS heeft gesteld dat het in kenmerk 1.10 opgenomen gewicht een standaard gewicht is voor twee-laags toiletpapier; dat is niet in geschil. De vakpersoon zou dit, als onderdeel van zijn algemene vakkennis, dan ook inlezen in St. Cyr, aldus MTS. St. Cyr openbaart echter juist geen standaard toiletpapier (voor openbare ruimten), maar
improved toilet tissue and facial tissuebestaande uit meerdere lagen van verschillend materiaal, te weten een (of meer) zachte, vochtabsorberende la(a)g(en) en een dunne,
lichtgewichtvochtbestendige laag met daarop een laag van droog antislip (
non-skid)materiaal
.De vakpersoon zou daarom niet in St. Cyr inlezen dat dit papier een gewicht per laag zou hebben van tussen 15 en 20 g/m2 (dat gebruikelijk is voor standaard tweelaags toiletpapier), zodat dit kenmerk niet in St Cyr is geopenbaard.
Steinhardt
9.10.
Ook voor Steinhardt (zie 3.16.8) geldt dat dit document al niet nieuwheidsschadelijk kan zijn omdat in elk geval kenmerk 1.10 daarin niet is geopenbaard. De enkele stelling van MTS dat het in kenmerk 1.10 opgenomen gewicht algemene vakkennis is, is onvoldoende voor de conclusie dat dit gewicht ook duidelijk en ondubbelzinnig aan de vakpersoon is geopenbaard in Steinhardt. Dat geldt te meer omdat Steinhardt zelf een (ander) minimumgewicht voor het papier voorschrijft:
25 lb/3000 square feet. Dat komt neer op 41 g/m2 en ligt dus buiten het in kenmerk 1.10 geclaimde bereik.
9.11.
MTS heeft subsidiair nog gewezen op het gewicht opgenomen in tabel 1 van Steinhardt. Die tabel ziet echter op papier uit de stand van de techniek en uitdrukkelijk niet op het papier dat in Steinhardt wordt geopenbaard. Van het papier opgenomen in die tabel is geen maatvoering geopenbaard. Het papiergewicht in die tabel kan dan ook niet gecombineerd worden met het in dat document geopenbaarde maten van het Steinhardt papier.
9.12.
Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven de stelling van Essity dat Steinhardt bovendien gebruik maakt van berekeningen waarin onverklaarbare rekenfouten zitten, zodat van een duidelijke en ondubbelzinnige openbaarmaking ook om die reden geen sprake zou zijn.
Inventiviteit
9.13.
Het probleem dat EP 029 beoogt op te lossen, is zoals hiervoor overwogen het vergroten van de autonomie van een rol toiletpapier die kan worden opgenomen in een dispenser (voor openbare gelegenheden). De oplossing die EP 029 daarvoor voorstelt is vel-voor-vel afgifte van toiletpapier. EP 029 bereikt dat door een specifieke maatvoering van (de vellen van) het toiletpapier, waardoor gebruik van het toiletpapier in een dispenser met een mondstuk volgens kenmerk 1.6 van EP 029 gedwongen leidt tot die vel-voor-vel afgifte.
9.14.
Volgens MTS zou de vakpersoon, uitgaande van St. Cyr, Steinhardt, Esquivel of Ames, al dan niet in combinatie met elkaar of met zijn algemene vakkennis, zonder inventieve arbeid tot deze oplossing komen. MTS wijst er op dat zowel toiletpapier met de vereiste maatvoering en verhoudingen, als dispensers die vel-voor-vel papier afgeven in de stand van de techniek al bekend waren. De rechtbank volgt dat standpunt niet.
St. Cyr, Steinhardt en Esquivel
9.15.
MTS gaat uit van St. Cyr, Steinhardt of Esquivel als publicaties die (ieder afzonderlijk) de meest nabije stand van de techniek vormen omdat deze publicaties de meeste kenmerken van conclusie 1 openbaren. MTS heeft echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe de vakpersoon, uitgaande van St. Cyr, Steinhardt of Esquivel, al dan niet met toepassing van de PSA, tot EP 029 zou komen. De rechtbank ziet niet in welke aanwijzing de vakpersoon in een van deze drie documenten aantreft om vanuit die publicatie tot de uitvinding te komen. Deze publicaties adresseren heel andere problemen, namelijk meer comfort voor de gebruiker van het toiletpapier. Voor meer autonomie van een rol toiletpapier in een dispenser wordt in deze documenten geen aanwijzing gegeven. Voor zover in Steinhardt kan worden gelezen dat vermindering van papiergebruik daar (ook) een doel is, is de oplossing die Steinhardt biedt een hoger basisgewicht en groter oppervlak per vel toiletpapier. Geen van deze documenten beschrijft vel-voor-vel afgifte van toiletpapier. St. Cyr, Steinhardt en/of Esquivel bieden de vakpersoon dan ook geen enkele motivatie om toiletpapier geschikt te maken voor samenwerking met een mondstuk zoals beschreven in de kenmerken 1.3, 1.6, 1.9 en 1.10 om tot de vel-voor-vel afgifte te komen zoals omschreven in kenmerk 1.7. Daarbij gaat de rechtbank er, op de gronden overwogen in 8.19 en 8.20, vanuit dat de breedte van het toiletpapier en de lengte-/breedte verhouding bijdragen aan deze technische effecten.
Ames
9.16.
Zoals hiervoor al aan de orde kwam, betreft Ames een houder met natte doekjes. Die publicatie is gericht op verbetering van een dergelijk product. Ames vormt, op dezelfde gronden als overwogen in 8.25 geen geschikt uitgangspunt om te komen tot de uitvinding van EP 029.
9.17.
De slotsom voor het voorgaande is dat conclusie 1 van EP 029 nieuw en inventief is. Dat betekent dat ook de volgconclusies nieuw en inventief zijn.
Nawerkbaarheid
9.18.
Volgens MTS zijn de kenmerken van het toiletpapier volgens conclusie 1 niet nawerkbaar geopenbaard. Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen in 8.6 en 8.7 [20] , is de rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakpersoon in staat is om een rol papier te ontwikkelen die vel-voor-vel uitgeeft in een papierverdeler met de in EP 029 beschreven kenmerken.
9.19.
MTS heeft daarnaast betoogd dat het octrooi geen uitleg geeft over het mondstuk van de dispenser, waardoor het niet nawerkbaar is. Op dezelfde gronden als hiervoor in 8.8 overwogen, slaagt dat betoog niet.
9.20.
De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen in 8.9 tot en met 8.13 [21] ten aanzien van de stelling van MTS dat onduidelijk is wat vel-voor-vel afwikkelen inhoudt, wanneer er sprake is van ‘minder’ kreukelen en van verbruik op ‘aangename en optimale wijze’. De slotsom is dat de nawerkbaarheidsbezwaren van MTS niet slagen.
Toegevoegde materie
9.21.
MTS heeft ook bepleit dat sprake is van ongeoorloofde toegevoegde materie. Zij wijst er op dat de rol toiletpapier slechts geschikt hoeft te zijn voor gebruik in een dispenser volgens kenmerken 1.6 en 1.7. De dispenser uit kenmerken 1.5, 1.6 en 1.7 van EP 023 maken derhalve geen noodzakelijk onderdeel uit van de conclusie. De aanvraag voor EP 634, die mede basis moet bieden voor de daarvan afgesplitste aanvraag voor EP 029, biedt volgens MTS geen basis voor het in EP 029 geclaimde toiletpapier zonder dispenser omdat de rol toiletpapier met specificaties als genoemd on conclusie 1 van EP 029 daarin niet is beschreven als een op zichzelf staande eenheid. Daarmee is de beschermingsomvang van EP 029 uitgebreid en is er sprake van toegevoegde materie, aldus MTS.
9.22.
Van ongeoorloofde toegevoegde materie in de zin van artt. 123 lid 2 in verbinding met art. 138 lid 1 onder c EOV (geïmplementeerd in art. 75 lid 1 onder c ROW) is sprake, wanneer de gemiddelde vakpersoon als gevolg van een wijziging in een (Europese) octrooiaanvrage of een Europees octrooi technisch relevante informatie verschaft wordt, die hij met zijn algemene vakkennis, niet rechtstreeks en ondubbelzinnig, impliciet dan wel expliciet uit de oorspronkelijk ingediende aanvrage(n) kan afleiden (de ‘
disclosure test’of gouden standaard). De ratio van dit geldigheidsbezwaar is dat de aanvrager van een octrooi, in verband met de rechtszekerheid voor derden, zijn rechtspositie niet mag verbeteren door bescherming te claimen voor materie die niet is geopenbaard in de oorspronkelijke aanvrage. In de rechtspraak van de Kamers van Beroep van het Europees Octrooibureau (EOB) zijn criteria aangelegd die worden gehanteerd voor de toegevoegde materie-toetsing in specifieke situaties, zoals bij toevoegingen aan dan wel weglatingen uit oorspronkelijk ingediende conclusies, of het in een conclusie veralgemeniseren van een kenmerk van een bepaalde uitvoeringsvorm zonder de overige kenmerken daarvan over te nemen (
intermediate generalisation). Daarbij lijkt MTS met haar stelling dat de behuizing moet worden aangemerkt als een ‘essentiële maatregel’, te verwijzen naar de in de EOB-rechtspraak ontwikkelde regel dat een
intermediate generalisationslechts toelaatbaar is als het voor de vakpersoon duidelijk is dat tussen het veralgemeniseerde kenmerk en de overige kenmerken van de uitvoeringsvorm waaruit het kenmerk is gehaald geen functioneel of structureel verband bestaat. In lijn met G 2/10 [22] is de rechtbank van oordeel dat eerdergenoemde regel slechts een hulpmiddel is en dat uiteindelijk slechts het antwoord op de eerder geformuleerde hoofdvraag (de
disclosure-testof ‘gouden standaard’) de doorslag geeft.
9.23.
In dit geval zijn voor de beoordeling van dit geschilpunt, gelet op de afsplitsingen, relevant de aanvrage zoals oorspronkelijk ingediend voor EP 083, de daarvan afgesplitste aanvrage voor EP 634 en de weer daarvan afgesplitste aanvrage voor EP 029 (artikel 138.1.c) EOV). MTS baseert haar argumenten in haar conclusie van eis in reconventie uitsluitend op uitbreiding van materie ten opzichte van EP 634 zoals verleend. Zij heeft de aanvrage voor EP 634 niet overgelegd. Essity heeft nadien de aanvragen voor EP 634 en EP 029 overgelegd. Deze zijn, voor zover relevant, gelijkluidend.
9.24.
De aanvragen van EP 029 en EP 634 openbaren beide in figuur 2 en paragrafen [0013], [0014] en [0028], die op hun beurt gelijk zijn aan figuur 2 en paragrafen [0016], [0017] en [0031] in de beschrijving van EP 083 (zie 3.6 en 3.7), een toiletpapierrol die geschikt is voor gebruik in een dispenser met de kenmerken weergegeven in 1.5, 1.6 en 1.7. Daarmee bieden zij duidelijk en ondubbelzinnig basis voor conclusie 1 van EP 029.
9.25.
Het argument van MTS dat sprake is van toegevoegde materie omdat de claims daarmee ook een toiletrol geplaatst in een andere dispenser onder bescherming stellen, en daarmee de beschermingsomvang is uitgebreid, slaagt niet. Dat de beschermingsomvang van de conclusie ruimer is dan de conclusies in de aanvraag, betekent niet dat er geen basis is in de aanvraag(en) als geheel. Voor toegevoegde materie is immers niet van belang of de
beschermingsomvangvan de conclusie zoals verleend al dan niet is uitgebreid ten opzichte van de
conclusiesdie voorkomen in (een van) de aanvragen. Het gaat er, zoals gezegd, uitsluitend om vast te stellen of voldaan is aan de disclosure test waarbij
de volledige tekst van de aanvraagals basis dient.
9.26.
Ter zitting heeft MTS nog een beroep gedaan op toegevoegde materie voor wat betreft de kenmerken van de behuizing in kenmerk 1.5 en 1.6. Zij stelt dat er sprake is van toegevoegde materie bij de kenmerken van de dispenser in conclusie 1, omdat de inrichting in 1.5 niet meer alle beperkende kenmerken heeft die waren opgenomen in de aanvraag voor EP 634. Essity heeft bezwaar gemaakt tegen dat beroep, omdat het tardief is gedaan. Dat verweer slaagt. Tijdens de zitting van een procedure volgens het versneld regime in octrooizaken (VRO), kan niet in het kader van vragen van de rechtbank nog een nieuw nietigheidsverweer worden gevoerd. Dat geldt temeer als de schriftelijke pleitnota’s al op voorhand zijn uitgewisseld en MTS al een reactie op de pleitnota van Essity heeft gegeven. Dit beroep vormt ook geen reactie op een nieuw betoog van Essity ter zitting. De rechtbank gaat dus voorbij aan dit beroep op toegevoegde materie.
9.27.
De slotsom is dat het beroep van MTS op toegevoegde materie niet slaagt.
9.28.
Nu de nietigheidsaanvallen van MTS tegen EP 029 geen doel treffen, is de in reconventie gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van EP 029 niet toewijsbaar.
In de hoofdzaak in conventie
9.29.
MTS betwist in feite niet dat zowel het 011 Toiletpapier als het 020 Toiletpapier aan de kenmerken van EP 029 voldoet.
9.30.
EP 029 is verleend op 29 april 2020. Uit de dateringen van de producties van Essity blijkt dat de MTS Producten ook in 2021 nog in de beelddatabank op het besloten deel van de website van MTS zichtbaar waren en dat 011 Toiletpapier met het productnummer van MTS in combinatie met de EAN code van MTS, vermelding van MTS als producent en/of een merk van MTS door groothandelaren op hun websites, op 7 april 2021 nog werd aangeboden als geschikt voor gebruik in een SmartOne dispenser. Zoals al is overwogen in 8.34 kan uit dit samenstel van feiten het gevolg worden getrokken dat MTS in 2021 nog de MTS Producten te koop aanbood aan de groothandel in Nederland. Dat daarbij sprake was van waren die al voor de verlening van EP 029 aan derden waren geleverd, heeft MTS niet met stukken onderbouwd. Gelet op het tijdsverloop van een jaar, had dat wel op haar weg gelegen. Verder heeft MTS het 020 Toiletpapier in 2021 nog uitgevoerd naar Dumortier in België. Op grond van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat MTS voorbehouden handelingen heeft verricht en dreigt te verrichten door het aanbieden, verkopen en leveren van de MTS Producten.
9.31.
De verweren van MTS dat er sprake is van een impliciete licentie of uitputting slagen niet. De rechtbank verwijst naar hetgeen in 8.35 tot en met 8.37 ten aanzien van EP 083 daartoe is overwogen.
9.32.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van nieuwheid en inventiviteit volgt ook dat MTS zich niet kan beroepen op het toepassen van een niet inventieve variant op St. Cyr of Ames.
Tussenconclusie
9.33.
Tegen de gestelde inbreuk op de afhankelijke conclusies 2, 4, 6, 7, 11 en/of 12 van EP 029 heeft MTS geen afzonderlijk verweer gevoerd. MTS heeft er wel op gewezen dat niet aan alle kenmerken van conclusie 8 is voldaan, hetgeen niet meer door Essity is weersproken. Uit het voorgaande volgt dat wordt vastgesteld dat MTS inbreuk heeft gemaakt en in de toekomst dreigt te maken op de conclusies 1, 2, 4, 6, 7, 11 en/of 12 van het Nederlandse deel van EP 029.
In het incident in conventie tot verkrijging van een provisionele voorziening
9.34.
Ten aanzien van de gestelde inbreuk op de buitenlandse delen van EP 029 overweegt de rechtbank als volgt.
9.35.
De rechtbank is voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat de respectieve nationale delen van EP 029 door de bevoegde buitenlandse rechters nietig worden verklaard, op dezelfde gronden als hiervoor in reconventie is overwogen.
9.36.
MTS heeft de stelling van Essity dat de voor Nederland in artikel 70 lid 1 ROW bepaalde directe octrooi-inbreuk is geharmoniseerd in de landen waar EP 029 van kracht is, niet weersproken. De rechtbank gaat er - volgens vaste rechtspraak - vanuit dat er ten aanzien van directe inbreuk sprake is van harmonisatie van de wetgeving van alle tot het EOV [23] toegetreden verdragsstaten.
9.37.
De verkoop en levering aan Dumortier betekent naar voorlopig oordeel dat MTS ook in België inbreuk op EP 029 heeft gemaakt. Voorshands aannemelijk is dat MTS ook directe inbreuk op EP 029 dreigt te maken in andere landen waar EP 029 van kracht is. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover in 8.43 en 8.46 ten aanzien van EP 083 is overwogen.

10.De vorderingen in de beide hoofdzaken en de incidenten in conventie

In de hoofdzaken
10.1.
Essity vordert in de hoofdzaken allereerst een inbreukverbod op EP 083 en EP 029. MTS heeft betoogd dat toewijzing van dat verbod disproportioneel zou zijn, gelet op de schade die dat voor MTS meebrengt. Zij heeft niet gemotiveerd welke specifieke schade of belangen zouden moeten leiden tot afwijzing van de vorderingen. MTS is al in 2015 gesommeerd om niet langer inbreuk op EP 083 te maken. Zij heeft vervolgens verklaard te zijn gestopt met de verkoop van toiletpapier dat daarop inbreuk maakte. Ten aanzien van
EP 029 heeft de rechtbank hiervoor eveneens inbreuk in Nederland vastgesteld. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom een inbreukverbod voor beide octrooien disproportioneel zou zijn. Het verbod om inbreuk te maken op deze octrooien is, gelet op de vastgestelde inbreuken en hetgeen is overwogen ten aanzien van de bevoegdheid van deze rechtbank, derhalve toewijsbaar voor Nederland. Gelet op de in dit vonnis vastgestelde indirecte inbreuk op EP 083, bestaat er aanleiding om voor EP 083 enkel een verbod om indirecte inbreuk te maken op te leggen. Een verbod op ‘betrokkenheid bij’ inbreuk zal niet worden toegewezen, daar een dergelijk vaag verbod tot executieproblemen kan leiden. Artikelen 53 en 54 ROW bepalen welke handelingen aan de octrooihouder zijn voorbehouden en ‘betrokkenheid bij’ voorbehouden handelingen wordt daar niet genoemd. Dat Essity op andere gronden recht heeft dit te verbieden is onvoldoende gesteld of gebleken.
10.2.
Ter voorkoming van executiegeschillen zal het verbod ingaan twee dagen na betekening van het vonnis en zal de rechtbank tot uitdrukking brengen dat het verbod geldt voor de MTS Producten, dus zowel het 011 Toiletpapier als het 020 Toiletpapier. De door MTS verzochte termijn van vier weken is veel te lang, want die zou er toe kunnen aanzetten om de huidige voorraad nog snel uit te verkopen.
Nevenvorderingen
10.3.
MTS zal ook worden bevolen om een schriftelijke opgave te doen van alle afnemers (exclusief individuele eindgebruikers) aan wie zij de MTS Producten heeft geleverd in en/of vanuit Nederland. Het betreft daarbij gelet op artikel 54 lid 1 ROW afnemers in Nederland aan wie de MTS Producten zijn geleverd na 16 december 2015, de datum waarop MTS toezegde het verhandelen van het 020 toiletpapier te staken. Het betreft daarnaast afnemers buiten Nederland aan wie na 29 april 2020, de datum van verlening van EP 029, vanuit Nederland MTS Producten zijn geleverd. Immers, met die producten zijn door MTS voorbehouden handelingen in Nederland verricht, waarmee directe inbreuk op EP 029 is gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de bevoegdheid van deze rechtbank is er in dit stadium van de procedure geen grond voor toewijzing van een opgave van afnemers buiten Nederland, voorzover met de verhandeling van de MTS Producten geen inbreuk is gemaakt op het Nederlandse deel van EP 029.
10.4.
Daarnaast zal een opgave worden bevolen van inkoop- en verkoopgegevens met betrekking tot de inbreuk op EP 083 in Nederland vanaf 16 december 2015 en de inbreuk op EP 029 in Nederland vanaf 29 april 2020. Voor zover die handelingen voor 16 december 2015 danwel 29 april 2020 hebben plaatsgevonden, was van een redelijkerwijs weten of behoren te weten dat er inbreuk werd gemaakt nog geen sprake. Afzonderlijke opgave van de datum van eerste inkoop, levering, productie of verkoop van de MTS Producten (gevorderd in onderdeel 6(i) van het petitum in de zaak over EP 083 en 5(i) in de zaak over EP 029) wordt niet toegewezen, omdat de rechtbank niet inziet welk gerechtvaardigd belang Essity daarbij heeft naast de overigens toe te wijzen opgave.
10.5.
Het door MTS gestelde bedrijfsvertrouwelijke karakter van de op te geven gegevens staat niet in de weg aan het opleggen van deze bevelen. Op grond van artikel 70 lid 5 en lid 10 ROW is Essity gerechtigd om in geval van een vastgestelde inbreuk deze informatie te verkrijgen, ondanks het commerciële en/of bedrijfsvertrouwelijke karakter ervan. De betreffende gegevens zijn van belang voor de controle door Essity of alle inbreukmakende producten uit het handelsverkeer worden verwijderd en voor het bepalen van schade en/of gederfde winst. Ook contractuele geheimhoudingsbedingen kunnen niet in de weg staan aan een opgave bevel. Een opgave van iedere potentiële klant aan wie MTS een aanbieding heeft gedaan wordt niet toegewezen, omdat daar geen wettelijke basis voor is. Ter voorkoming van executiegeschillen wordt de termijn voor opgave bepaald op vier weken.
10.6.
De gevorderde recall is deels toewijsbaar. MTS heeft weliswaar gesteld dat zij de MTS Producten inmiddels niet meer verkoopt, maar gelet op de eerdere toezeggingen van MTS, heeft Essity er belang bij dat MTS een bevel op straffe van een dwangsom krijgt om MTS Producten die inbreuk maken op het Nederlandse deel van EP 083 en/of EP 029 en die zich nog in de handelskanalen bevinden, terug te halen. Voorzover MTS met de afgeleverde producten (indirect) inbreuk heeft gemaakt op het Nederlandse deel van EP 083 of EP 029, dienen zij te worden geretourneerd. Er zal een termijn van vier weken voor uitvoering van het bevel worden bepaald en de brieven hoeven niet aangetekend verstuurd te worden.
10.7.
Het bevel tot vernietiging van de bij MTS voorradige MTS Producten en de door afnemers teruggezonden MTS Producten is eveneens toewijsbaar. Dat MTS de MTS Producten nog in landen kan verkopen waar Essity niet over octrooirechten beschikt, zodat die producten op niet inbreukmakende wijze kunnen worden verhandeld, vormt onvoldoende reden voor afwijzing. Daarbij is van belang dat niet aannemelijk is dat in die landen SmartOne of andere voor de MTS producten geschikte dispensers worden verhandeld. Dat verhoogt de kans dat met het betreffende papier vervolgens wederom een octrooi-inbreuk zal worden gemaakt. Een andere wijze van meer duurzame verwijdering uit het handelsverkeer die verdere inbreuk verhindert, hebben partijen niet voorgesteld, maar het staat hen vrij dit alsnog overeen te komen. De rechtbank gaat er wel vanuit dat (het materiaal van) de MTS Producten op passende wijze zullen worden hergebruikt. Voor vernietiging zal een termijn van vier weken worden bepaald. Vernietiging van alle brochures en promotiemiddelen acht de rechtbank niet proportioneel, omdat een deel daarvan over veel meer producten dan de MTS Producten zal gaan. Het bevel zal daarom worden beperkt zoals in het dictum bepaald.
10.8.
Aan de verboden en bevelen zal een dwangsom worden verbonden. De dwangsommen zullen worden gemaximeerd zoals in het dictum bepaald. Gelet op de eerdere toezegging van MTS om de verhandeling van het 020 Toiletpapier te staken, waarna zij die toch heeft voortgezet, biedt de door MTS bepleitte maximering op € 50.000 geen voldoende prikkel tot naleving van het vonnis.
10.9.
De mogelijkheid dat Essity schade heeft geleden door de inbreuken van MTS op EP 083 en/of EP 029 in Nederland is voldoende aannemelijk geworden. MTS zal daarom worden veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat. In de schadestaatprocedure kan tevens de vertragingsschade (wettelijke rente) begroot worden. Die is immers afhankelijk van de data waarop de inbreuken hebben plaatsgevonden. De gevorderde winstafdracht is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat Essity geen recht heeft op winstafdracht voor zover die cumuleert met schade door gederfde omzet van Essity. De wettelijke rente over de gevorderde winstafdracht is toewijsbaar vanaf de datum van dagvaarding.
10.10.
Essity heeft niet toegelicht welk belang zij heeft bij de door haar gevraagde verklaring voor recht, naast het toe te wijzen inbreukverbod en de toe te wijzen veroordeling tot schadevergoeding. Deze verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
10.11.
De vorderingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. MTS heeft deze vordering bestreden, maar heeft geen bijzondere gronden aangevoerd waarom uitvoerbaarheid bij voorraad in dit geval niet opportuun zou zijn.
Aanhouding beoordeling buitenlandse delen EP 083 en EP 029 en provisionele vorderingen
10.12.
De rechtbank houdt de beslissingen over de vorderingen in de hoofdzaak aan, voor zover die betrekking hebben op de gestelde inbreuken op buitenlandse delen van EP 083 en EP 029. De meest gerede partij kan de zaken op de rol brengen voor voortprocederen zodra de door een van partijen uit te lokken definitieve beslissingen van de bevoegde buitenlandse rechters bekend zijn, of zodra vast staat dat Essity haar octrooi(en) in het betreffende land niet langer verdedigt of MTS de geldigheid daarvan niet langer betwist. Ter zitting is met partijen besproken dat de rechtbank bij vaststelling van inbreuk op de Nederlandse delen van de octrooien, voornemens was de zaken ambtshalve door te halen op de rol, waartegen zij geen bezwaar hebben gemaakt.
10.13.
Derhalve komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het provisioneel gevorderde inbreukverbod op buitenlandse delen van de octrooien.
10.14.
Ook naar het toepasselijke recht van de andere landen waar EP 083 en/of EP 029 van kracht is, is een provisioneel inbreukverbod bij inbreuk een gerechtvaardigde handhavings-maatregel. Artikel 28 van het TRIPs-Verdrag [24] schrijft voor dat de octrooihouder derden moet kunnen beletten inbreuk te maken op zijn octrooi in de verdragsluitende landen. Het TRIPs-Verdrag schrijft in artikel 50 ook voor dat de octrooihouder voorlopige maatregelen moet kunnen nemen om zijn recht te handhaven. De handhaving van een octrooi is voor de landen van de Europese Unie voorts geharmoniseerd door de Handhavingsrichtlijn [25] . Deze richtlijn schrijft voor dat handhavingsmaatregelen proportioneel moeten zijn. Dat er – bijvoorbeeld – in Duitsland een veel strengere proportionaliteitstoets zou gelden dan in Nederland is, gelet op de met deze richtlijn beoogde harmonisatie, niet aannemelijk. Het verweer van MTS dat Essity onvoldoende heeft gesteld dat zij onder het toepasselijke recht van de verschillende landen ook recht heeft op toewijzing van de provisionele voorziening, slaagt daarom niet.
10.15.
Gelet op de in 8.46 en 9.37 voorshands aannemelijk geoordeelde inbreuken en dreigende inbreuken op EP 083 en EP 029, is het provisioneel gevorderde inbreukverbod voor de loop van dit geding toewijsbaar. Vanzelfsprekend geldt het verbod alleen voor die landen waar EP 083 en/of EP 029 nog steeds van kracht zijn. Voor EP 083 wordt voorts verwezen naar hetgeen hiervoor onder 8.44 is overwogen. Hetgeen is overwogen in 10.1, 10.2 en 10.8, is daarbij van overeenkomstige toepassing.
proceskosten
10.16.
MTS zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie in beide procedures, in de proceskosten worden veroordeeld. Partijen hebben afgesproken dat de proceskosten in conventie (hoofdzaak en incidenten) en reconventie samen € 85.000,- bedragen in ieder van de procedures, zodat daarvan wordt uitgegaan. De kosten aan de zijde van Essity worden daarom per procedure vastgesteld op een totaal van € 85.000,- [26] , te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Nu het bevoegdheidsincident, de provisionele voorziening en de procedure in reconventie in beide zaken volledig samenhangen met de vordering en het verweer in de hoofdzaak in conventie, zullen de proceskosten in beide zaken volledig worden toegerekend aan de procedures in de hoofdzaak in conventie, waarbij de kosten in reconventie en in de incidenten op nihil worden begroot.

11.De beslissing in de zaak C/09/620154 / HA ZA 21-972 (EP 083)

De rechtbank
in conventie
in het bevoegdheidsincident
11.1.
wijst de vordering af,
11.2.
veroordeelt MTS in de kosten van het incident, aan de zijde van Essity begroot op nihil,
in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening
11.3.
verbiedt MTS met ingang van twee dagen na betekening van dit vonnis en voor de duur van dit geding, indirecte inbreuk te maken op conclusie 1 en 2 en op conclusie 7 en 9 voorzover die conclusies niet afhankelijk zijn van conclusie 5, van de delen van EP 083 zoals van kracht in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, waaronder in ieder geval begrepen het aanbieden of leveren van de MTS Producten voor de toepassing van de uitvinding in het betreffende land,
11.4.
bepaalt dat MTS een dwangsom verbeurt van € 25.000,- per overtreding van het onder 11.3 bedoelde verbod dan wel, ter keuze van Essity, een dwangsom verbeurt van € 100,- per individueel MTS Product waarmee het verbod wordt overtreden of € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop het verbod niet volledig wordt nageleefd, met een maximum van € 100.000,-,
11.5.
verklaart het in 11.3 gegeven verbod en het in 11.4 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
11.6.
veroordeelt MTS in de kosten van het incident, aan de zijde van Essity begroot op nihil,
11.7.
wijst het in dit incident meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
11.8.
verbiedt MTS om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis indirecte inbreuk te maken in Nederland op conclusie 1 en 2 van EP 083 en op conclusie 7 en 9 van EP 083 voorzover die conclusies niet afhankelijk zijn van conclusie 5, waaronder in ieder geval begrepen het aanbieden of leveren van middelen die een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding betreffen, voor de toepassing van de uitvinding in Nederland,
11.9.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Essity schriftelijke opgave te verstrekken van alle professionele afnemers in Nederland (exclusief individuele eindgebruikers) aan wie MTS de MTS Producten heeft geleverd na 16 december 2015,
11.10.
beveelt MTS om aan alle onder 11.9 bedoelde afnemers binnen vier weken na betekening van dit vonnis een brief te sturen met uitsluitend de volgende inhoud en zonder bijschrift:
“We are obliged to inform you that the District Court The Hague has ruled by decision of 16 October 2024 that by offering and supplying the toilet paper with product numbers 250011 and 250020 that we have offered and supplied to your company we have infringed European patents EP 1 799 083 B1 and/or EP 3 260 029 B1 of Essity Operations France SAS in the Netherlands. We hereby request that you return all copies of this product that you have under your disposal to us. We will immediately reimburse you for the purchase price and all costs associated with the return of the products.
[name and signature of a legal representative of defendant], M.T.S. EURO PRODUCTS B.V.]”
met gelijktijdige verschaffing van kopieën van alle te verzenden brieven aan Essity,
11.11.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis al de MTS Producten nog in voorraad, alsmede de door afnemers teruggezonden MTS Producten (binnen twee weken na ontvangst hiervan), en voorts alle brochures en andere promotiemiddelen die specifiek betrekking hebben op een van deze producten te vernietigen, en de vermelding van de MTS Producten in alle overige brochures en promotiemiddelen te overstickeren, en Essity binnen drie weken na de vernietiging en het overstickeren deugdelijk bewijs te verschaffen, dat die handelingen volledig en tijdig hebben plaats gevonden,
11.12.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Essity schriftelijke opgave te verstrekken van de volgende informatie:
(i) de hoeveelheid en inkoopprijs van de aan MTS vanaf 16 december 2015 in Nederland geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen,
(ii) de hoeveelheid en verkoopprijs van de vanaf 16 december 2015 in Nederland verkochte of anderszins geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen,
(iii) de hoeveelheid van de ten tijde van de betekening van dit vonnis nog in Nederland in voorraad zijnde MTS Producten, gestaafd met alle desbetreffende bewijsstukken,
(iv) de omzet gegenereerd door de verkoop van de MTS Producten in Nederland vanaf 16 december 2015, evenals de directe kosten die samenhangen met deze in- en verkoop van de MTS Producten,
11.13.
bepaalt dat MTS een dwangsom verbeurt van € 25.000,- per gehele of gedeeltelijke overtreding van de hiervoor onder 11.8 tot en met 11.12 gegeven verboden en bevelen, dan wel, ter keuze van Essity, een dwangsom verbeurt van € 100,- per individueel MTS Product waarmee het verbod wordt overtreden of € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop het verbod of de bevelen niet volledig worden nageleefd, waarbij geldt dat de dwangsommen verschuldigd zijn per niet (geheel en deugdelijk) nagekomen verbod of bevel, met een gezamenlijk maximum van € 500.000,-,
11.14.
veroordeelt MTS om aan Essity te vergoeden de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van inbreuken van MTS op EP 083 in Nederland, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen zoals voorzien in de wet, tot aan de dag der algehele voldoening en/of, zulks ter keuze van Essity maar behoudens de in 10.9 beschreven cumulatie, de door MTS met de op EP 083 inbreukmakende handelingen in Nederland genoten winsten overeenkomstig het hierboven onder 11.12 genoemde overzicht aan Essity af te dragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021, tot aan de dag der algehele voldoening,
11.15.
veroordeelt MTS in de kosten van dit geding tot nu toe, aan de zijde van Essity tot dit vonnis in conventie begroot op € 85.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis,
11.16.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
11.17.
houdt de beslissing op de vorderingen aan voor zover die de buitenlandse delen van EP 083 betreffen. De meest gerede partij kan de zaak op de continuatierol plaatsen voor voortprocederen na het in 10.12 beschreven moment,
11.18.
bepaalt ambtshalve dat de zaak wordt doorgehaald op de rol van 30 oktober 2024,
in reconventie
11.19.
wijst de vordering af,
11.20.
veroordeelt MTS in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van Essity begroot op nihil.

12.De beslissing in de zaak C/09/620156 / HA ZA 21-973 (EP 029)

De rechtbank
in conventie
in het bevoegdheidsincident
12.1.
wijst de vordering af,
12.2.
veroordeelt MTS in de kosten van het incident, aan de zijde van Essity begroot op nihil,
in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening
12.3.
verbiedt MTS met ingang van twee dagen na betekening van dit vonnis en voor de duur van dit geding, inbreuk te maken op conclusie 1, 2, 4, 6, 7, 11 en/of 12 van een van de buitenlandse delen van EP 029, waaronder in ieder geval begrepen het verhandelen of daartoe aanbieden van de MTS Producten,
12.4.
bepaalt dat MTS een dwangsom verbeurt van € 25.000,- per overtreding van het onder 12.3 bedoelde verbod dan wel, ter keuze van Essity, een dwangsom verbeurt van € 100,- per individueel MTS Product waarmee het verbod wordt overtreden of € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop het verbod niet volledig wordt nageleefd, met een maximum van € 100.000,-,
12.5.
verklaart het in 12.3 gegeven verbod en het in 12.4 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
12.6.
veroordeelt MTS in de kosten van het incident, aan de zijde van Essity begroot op nihil,
12.7.
wijst het in dit incident meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
12.8.
verbiedt MTS om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis inbreuk te maken in Nederland op conclusie 1, 2, 4, 6, 7, 11 en/of 12 van EP 029, waaronder in ieder geval begrepen het verhandelen of daartoe aanbieden van de MTS Producten,
12.9.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Essity schriftelijke opgave te verstrekken van alle professionele afnemers (exclusief individuele eindgebruikers) aan wie MTS de MTS Producten heeft geleverd in Nederland en/of vanuit Nederland na 29 april 2020,
12.10.
beveelt MTS om aan alle onder 12.9 bedoelde afnemers binnen vier weken na betekening van dit vonnis een brief te sturen met uitsluitend de volgende inhoud en zonder bijschrift:
“We are obliged to inform you that the District Court The Hague has ruled by decision of 16 October 2024 that by offering and supplying the toilet paper with product numbers 250011 and 250020 that we have offered and supplied to your company we have infringed European patents EP 1 799 083 B1 and/or EP 3 260 029 B1 of Essity Operations France SAS in the Netherlands. We hereby request that you return all copies of this product that you have under your disposal to us. We will immediately reimburse you for the purchase price and all costs associated with the return of the products.
[name and signature of a legal representative of defendant], M.T.S. EURO PRODUCTS B.V.]”
met gelijktijdige verschaffing van kopieën van alle te verzenden brieven aan Essity,
12.11.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis al de MTS Producten nog in voorraad, alsmede de door afnemers teruggezonden MTS Producten (binnen twee weken na ontvangst hiervan), en voorts alle brochures en andere promotiemiddelen die specifiek betrekking hebben op een van deze producten te vernietigen, en de vermelding van de MTS Producten in alle overige brochures en promotiemiddelen te overstickeren, en Essity binnen drie weken na de vernietiging en het overstickeren deugdelijk bewijs te verschaffen, dat die handelingen volledig en tijdig hebben plaats gevonden,
12.12.
beveelt MTS om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Essity schriftelijke opgave te verstrekken van de volgende informatie:
(i) de hoeveelheid en inkoopprijs van de aan MTS vanaf 29 april 2020 in Nederland geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen;
(ii) de hoeveelheid en verkoopprijs van de vanaf 29 april 2020 vanuit Nederland aan afnemers in andere landen geleverde MTS Producten, gestaafd met alle daarop betrekking hebbende bescheiden, waaronder facturen;
(iii) de hoeveelheid van de ten tijde van de betekening van dit vonnis nog in Nederland in voorraad zijnde MTS Producten, gestaafd met alle desbetreffende bewijsstukken;
(iv) de omzet gegenereerd door de levering van de MTS Producten in en vanuit Nederland naar afnemers in andere landen vanaf 29 april 2020, evenals de directe kosten die samenhangen met deze in- en verkoop van de MTS Producten,
12.13.
bepaalt dat MTS een dwangsom verbeurt van € 25.000,- per gehele of gedeeltelijke overtreding van de hiervoor onder 12.8 tot en met 12.12 gegeven verboden en bevelen, dan wel, ter keuze van Essity, een dwangsom verbeurt van € 100,- per individueel Product waarmee het verbod wordt overtreden of € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop het verbod of de bevelen niet volledig worden nageleefd, waarbij geldt dat de dwangsommen verschuldigd zijn per niet (geheel en deugdelijk) nagekomen verbod of bevel, met een gezamenlijk maximum van € 500.000,-,
12.14.
veroordeelt MTS om aan Essity te vergoeden de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van inbreuken van MTS op EP 029 in Nederland, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen zoals voorzien in de wet, tot aan de dag der algehele voldoening en/of, zulks ter keuze van Essity maar behoudens de in 10.9 beschreven cumulatie, de door MTS met de op EP 029 inbreukmakende handelingen in Nederland genoten winsten overeenkomstig het hierboven onder 12.12 genoemde overzicht aan Essity af te dragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021, tot aan de dag der algehele voldoening,
12.15.
veroordeelt MTS in de kosten van dit geding tot nu toe, aan de zijde van Essity tot dit vonnis in conventie begroot op € 85.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis,
12.16.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
12.17.
houdt de beslissing op de vorderingen aan voor zover die de buitenlandse delen van EP 029 betreffen. De meest gerede partij kan de zaak op de continuatierol plaatsen voor voortprocederen na het in 10.12 beschreven moment,
12.18.
bepaalt ambtshalve dat de zaak wordt doorgehaald op de rol van 30 oktober 2024,
in reconventie
12.19.
wijst de vordering af,
12.20.
veroordeelt MTS in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van Essity begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, mr. M.E. Kokke en mr. M.J.J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.De rechtbank merkt op dat identieke tekst in de beschrijving van EP 083 en EP 029 met kleine afwijkingen is vertaald in de door MTS overgelegde Engelse vertalingen.
3.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
4.Onderdelen 1 tot en met 6 en 8 van het petitum in deze procedure.
5.Onderdeel 7 van het petitum in deze procedure.
6.Rijksoctrooiwet 1995.
7.HvJ EU 12 juli 2012, ECLI:EU:C:2012:445.
8.Zie o.a. Hof Den Haag 20 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1727, r.o. 20 (Apple/Samsung), Vzr. Rechtbank Den Haag 21 november 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16692, r.o. 5.5 en de bekrachtiging daarvan in Hof Den Haag 24 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3923, r.o. 5.8 (Rhodia/Jiaxing).
9.Vgl. rechtbank Den Haag 7 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:6136.
10.EP 083 en EP 029 spreken in de Nederlandse vertaling over een inrichting voor de verdeling van toiletpapier. De rechtbank zal hierna evenals partijen de, ook in Nederland gangbare, term ‘dispenser’ gebruiken.
11.Europees Octrooiverdrag
12.ECLI:NL:HR:2009:BG97411 (Schneider/Cordis) rov. 5.2.3
13.Vgl. Grote Kamer van Beroep Europees Octrooibureau 23 maart 2023, G2/21, ECLI:EP:BA:2023:G000221.20230323, nr. 77
14.Zie de door MTS overgelegde Nederlandse vertaling van Neveu (GP03.C): p. 1, 1e alinea: vezelachtig materiaal, zoals een stofdoek, een servet of een handdoek van papier of van niet-geweven stof.
15.Zie in dezelfde zin de beslissing van de Oppositiedivisie van het Europees Octrooibureau van 6 augustus 2013, paragraaf 3.3 (EP20)
16.Voorheen artikel 73 ROW
17.Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:650.
18.Conclusie van 30 september 2016, ECLI:NL:PHR:2016:981, par. 2.17
19.Kort Begrip van het intellectuele eigendomsrecht 2020/84.
20.De in 8.6 en 8.7 vermelde paragrafen [0022] tot en met [0025], [0031] en [0033] van de beschrijving van EP 083, hebben, voor zover van belang, dezelfde strekking als de in EP 029 in de beschrijving opgenomen paragrafen [0019] tot en met [0024], [0028] en [0030].
21.De in die overwegingen vermelde paragrafen [0010] en [0026] tot en met [0029] van EP 083 hebben, voor zover van belang, dezelfde strekking als de in EP 029 vermelde paragrafen [0009] en [0023] tot en met [0026].
22.G 2/10 van augustus 2011, ECLI:EP:BA:2011:G000210.
23.Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag).
24.Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.
25.Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.
26.Het overeengekomen bedrag wordt geacht een lumpsum te zijn, derhalve met inbegrip van verschotten en griffierechten, alsmede - indien van toepassing - BTW, zie Indicatietarieven in Octrooizaken Rechtbank Den Haag, nr. 4