ECLI:NL:RBDHA:2024:16711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
09/142687-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarigen in de familiaire sfeer met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met meerdere minderjarigen in de familiaire sfeer. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 2011 en 2017, waarbij de verdachte, die als grootouder wordt aangeduid, verschillende ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn achternichten en achterneef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de slachtoffers, die op het moment van de feiten tussen de 10 en 16 jaar oud waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat zij deze verklaringen direct na de incidenten aan familieleden hebben gedaan. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en aangiften, geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de slachtoffers, evenals de impact die de daden van de verdachte op hen hebben gehad. De rechtbank heeft benadrukt dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, maar dat in dit geval voldoende steunbewijs aanwezig was om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/142687-22
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1956 te [geboorteplaats] (India),
BRP-adres: [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 1 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. I. de Vink naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam en/of Almere en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en/of knijpen in de borsten en/of tepels van die [naam 1] ,
- het betasten van en/of wrijven over/tussen de (boven)benen van die [naam 1] ,
- het betasten van de vagina van die [naam 1] ,
- het bijten in het oor van die [naam 1] ;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met
31 juli 2017 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door het zich te bevinden in een rijdende auto en/of
- door onverhoeds te handelen
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van en/of knijpen in de billen van die [naam 1] en/of
- het betasten van de borsten van die [naam 1] ,
waarbij hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [naam 1] , bestaande deze kwetsbare positie uit
- het leeftijdsverschil tussen verdachte en die [naam 1] ;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013,
te 's-Gravenhage, althans in Nederland met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [naam 2] ;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 te
's-Gravenhage, althans in Nederland met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten van die [naam 3] ;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 te
Amsterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland met [naam 4] , geboren op [geboortedatum 5] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van het geslachtsdeel van die [naam 4] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden omdat de aangiftes ongeloofwaardig zijn en, met betrekking tot de feiten 4 en 5, er (ook) steunbewijs ontbreekt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500—2021290191, PL1500-2020349867, PL1500- 2021178366, PL1500- 2021261816 en PL1500-2022111879 , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (tezamen doorgenummerd pagina 1 t/m 77).
3.4.
Bewijsoverwegingen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval, ook al heeft een aantal handelingen plaatsgevonden in rijdende auto’s waarin ook anderen aanwezig waren.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2020:637).
Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd en er geen getuigen van het incident zijn – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Met andere woorden: de bewezenverklaring van
onderdelenvan de tenlastelegging kan wel op één enkele verklaring berusten. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd (zie: HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van aangevers op zichzelf beschouwd betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie zou komen dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of desbetreffende verklaring(en) in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers
De rechtbank overweegt dat [naam 3] en [naam 4] beiden gelijk na hetgeen hen is overkomen spontaan daarover hebben verklaard tegen enkele naaste familieleden. Dat maakt hun verklaringen
a prioribetrouwbaar. [naam 1] en [naam 2] hebben pas later over de hen betreffende voorvallen verklaard, op het moment dat [naam 3] daarmee in augustus 2017 naar buiten kwam in het bijzijn van haar moeder en de andere aangevers. Toen durfden [naam 1] en [naam 2] naar eigen zeggen pas te erkennen dat zij ook slachtoffer waren geworden van de verdachte. De moeder van [naam 3] , die bij dit gesprek aanwezig was, verklaarde dat het shocking was dat de meiden onafhankelijk van elkaar dingen vertelden over de verdachte.
De rechtbank overweegt dat alle aangevers concreet, consistent, gedetailleerd en in voorkomende gevallen direct na de gebeurtenis spontaan hebben verklaard over hetgeen hen is overkomen, en de rechtbank acht hun verklaringen daarom voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank merkt op dat uit de verklaringen van aangevers en hun moeders blijkt dat in de Indiase sikh/hindoe-cultuur waarin de huidige gebeurtenissen spelen groot respect bestaat voor ouderen en dat ouderen doorgaans niet worden aangesproken op hun gedrag, en dat bij de verdachte, omdat hij een rol speelt in de sikh-gemeenschap in Den Haag, kinderen niet snel iets zullen zeggen over dit soort dingen. Verder komt uit deze verklaringen naar voren dat er niet openlijk wordt gesproken over dingen die met seks te maken hebben. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende verklaarbaar waarom de aangevers pas jaren na dato hun ervaringen hebben gedeeld met elkaar, en er ook lange tijd over hebben gedaan om te besluiten over te gaan tot aangifte.
Steunbewijs
De rechtbank vindt steunbewijs voor de aangiften in de verklaringen van de moeders van de aangevers en de verklaring van [naam 1] (voor de aangifte van [naam 4] ).
[naam 1] heeft verklaard dat zij tijdens het incident gedurende de autorit van Almere naar Den Haag in 2012 had gevraagd hoe laat het was in de hoop dat haar moeder zou zien wat er gebeurde, en dat ze had gevraagd wanneer ze thuis zouden zijn.
De moeder van [naam 1] verklaarde hierover dat ze zich dat herinnerde en dat ze ook iets aan de toon van haar dochters stem had gehoord; misschien zat ze krap.
De moeder van [naam 1] heeft verder verklaard dat haar was opgevallen, rond het moment dat [naam 1] 16 jaar was, dat er iets niet klopte met hoe [naam 1] zich gedroeg; ze gedroeg zich anders naar opa (de rechtbank leest: de verdachte) Ze nam afstand tot hem.
Verder heeft zij verklaard dat zij in 2020 de verdachte uiteindelijk heeft geconfronteerd omdat het teveel werd voor haar kinderen die allebei psychische klachten hadden door het misbruik, en dat de verdachte tijdens die confrontatie zou hebben gezegd dat het hem speet als hij ze (de rechtbank begrijpt: de kinderen ) wel betast had.
De moeder van [naam 3] en [naam 2] heeft verklaard dat [naam 3] een eetstoornis en een angststoornis heeft en dat zij een trauma heeft van het ontucht; dat telkens als iets ter sprake komt van een aanranding, zij getriggerd wordt.
[naam 1] heeft verklaard dat na afloop van de bruiloft in 2017 ‘opa’ thuis was afgezet en dat haar broertje ( [naam 4] ) in het Engels tegen haar zei “hij heeft aan mij gezeten maar ik heb zijn hand weggehaald”.
Schakelbewijs
Het dossier omvat een aantal aangiften en getuigenverklaringen. De getuigenverklaringen zijn geen ooggetuigen, maar grotendeels
de auditugetuigen. Inzake de feiten 3 en 4 zijn de bewijsmiddelen terug te voeren op dezelfde bronnen: de respectievelijke aangiften.
In beginsel is dat, gelet op het uitgangspunt van
unus testis, nullus testis, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. In de rechtspraak is uiteengezet dat het gebruik van zogenoemd schakelbewijs, waarbij bewijs van andere feiten als steunbewijs kan dienen in het te behandelen feit, toegestaan is (zie o.a. Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600). Daarbij is volgens de Hoge Raad ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt (Hoge Raad, 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118). Genoemd uitgangspunt –
unus testis, nullus testis– is echter een van de kernbeginselen binnen het strafproces. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank terughoudendheid met het gebruikmaken van schakelbewijsconstructies op zijn plaats.
Voor het gebruik van schakelbewijs dient de feitelijke gang van zaken (de modus operandi) ten aanzien van het betreffende feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten te vertonen met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van feiten waarbij tot een bewezenverklaring is gekomen.
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid.
[naam 1] zegt drie keer slachtoffer te zijn geworden van ontucht en alle drie de keren vond dit plaats op de achterbank van een rijdende auto terwijl zij met de verdachte in de auto terugreden naar huis van een familiebijeenkomst (feest/bruiloft). Zo ging het ook bij [naam 4] en [naam 3] , die beiden zouden zijn misbruikt op de achterbank van een rijdende auto in het kader van een familiebijeenkomst. Bij [naam 2] vond de ontucht plaats in de woning van verdachte op een zitbank tijdens een verjaardagsfeestje. Alle keren bestond de ontucht eruit dat verdachte zijn slachtoffers over en onder de kleding heeft betast – bij de meisjes – bij de borsten en bij allen bij de geslachtsdelen. Dit deed hij onverhoeds en heimelijk, dat wil zeggen zo dat het voor anderen niet merkbaar was. In de auto was dat mogelijk door op de achterbank te zitten in een volle auto, in de woning van de verdachte was dat mogelijk doordat hij met het slachtoffer op een bank zat terwijl de andere aanwezigen op een andere plek naar de tv of de spelcomputer aan het kijken waren. De slachtoffers waren alle achternichtjes of- neef en waren ten tijde van het (in het geval van [naam 1] : eerste misbruik tussen 10 en 12 jaar oud).
De rechtbank vindt in het voorgaande voldoende concrete punten van overeenstemming in de modus operandi van de verdachte om in het bijzonder het bewijs ter zake feiten 1, 2 en 5 als schakelbewijs te gebruiken voor de feiten 3 en 4, en meer in het algemeen het bewijs in alle zaken als onderling schakelbewijs te gebruiken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en knijpen in de borsten en tepels van die [naam 1] ,
- het betasten van en wrijven over/tussen de (boven)benen van die [naam 1] ,
- het betasten van de vagina van die [naam 1] ,
- het bijten in het oor van die
[naam 1];
2
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met
31 juli 2017 in Nederland, door een feitelijkheid, te weten
- door het zich te bevinden in een rijdende auto en
- door onverhoeds te handelen
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die toen de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van en knijpen in de billen van die [naam 1] en
- het betasten van de borsten van die [naam 1] ,
waarbij hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [naam 1] , bestaande deze kwetsbare positie uit
- het leeftijdsverschil tussen verdachte en die [naam 1] ;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 30 september 2013,
te 's-Gravenhage met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van en knijpen in de borsten van die [naam 2] ;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 in Nederland met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten van die [naam 3] ;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 augustus 2017 in Nederland met [naam 4] , geboren op [geboortedatum 5] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van het geslachtsdeel van die [naam 4] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende langere tijd met tussenpozen ontucht gepleegd met zijn achternichten en achterneef vanaf het moment dat zij 10 -12 jaar oud waren. De verdachte heeft daarmee ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden vanwege zowel hun jonge leeftijd en de familierelatie waarin zij tot hem stonden. De verdachte heeft steeds de slachtoffers onverhoeds op verschillende plekken betast op momenten dat zij niet weg konden, namelijk in een rijdende auto en in één geval in een situatie waarin het slachtoffer ook niet makkelijk weg kon, namelijk door naast haar op de bank te gaan zitten tijdens een feestje. De rechtbank rekent het de verdachte voorts zwaar aan dat hij in totaal zes keer ontucht heeft gepleegd, met vier slachtoffers verspreid over een periode van zes jaar. Hij heeft kennelijk na de eerste keer niet willen inzien dat hij ongeoorloofd bezig was, dan wel heeft hij een dergelijk inzicht genegeerd en misbruik gemaakt van de heersende cultuur van (overmatig) respect voor ouderen en stilzwijgen van seksgerelateerde onderwerpen.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een taakstraf van 240 uren passend en geboden. Die straf is hoger dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank kan in het voorliggende geval meegaan in het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte niet (meer) in detentie hoeft, gelet op het feit dat er in geen van de gevallen van ontucht sprake was van fysieke dwang of het binnendringen van het lichaam, en gelet op het tijdsverloop tussen de pleegdata en de aangiften en de uiteindelijke strafprocedure. Daar staat dan wat de rechtbank betreft tegenover dat gelet op de veelheid en de duur van de ontucht het alternatief, de taakstraf, maximaal moet zijn.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 246, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, 3, 4 en 5:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 WEKEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 6 weken, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. T. Kodrzycki, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Kramer, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2024.
Bijlage
Bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 9-10) ( [naam 1] ):
Toen zij een jaar of 11 a 12 jaar oud was, is zij aangerand door haar opa. Het is niet officieel haar opa maar in haar familie wordt hij "opa" genoemd.
In 2012 zat zij in de auto met haar ouders, haar opa en zijn aangetrouwde vrouw. Ze waren met ze alle op de terugweg naar huis van een bruiloft. Haar moeder zat achter het stuur en haar vader zat daarnaast. Op de achterbank zaten haar opa en zijn vrouw. Mevrouw [naam 1] zat er tussenin maar omdat zijn vrouw veel ruimte in beslag nam, zat mevrouw [naam 1] meer in de richting van haar opa. Zij voelde dat haar opa, over haar kleding, aan haar borsten zat en later ook onder haar shirt. Hij kneep erin en wreef over haar borsten. Mevrouw [naam 1] probeerde oogcontact met haar moeder te krijgen naar dit lukte niet. Omdat mevrouw [naam 1] erg was geschrokken, kon zij zich niet bewegen of iets zeggen. Ook voelde mevrouw [naam 1] dat haar opa zijn been zo bewoog, waardoor zij op zijn benen kwam te zitten. Mevrouw [naam 1] hoorde de vrouw van haar opa zeggen in het Punjabi: "Kijk dan, de liefde van een opa", of woorden van gelijke strekking.
Mevrouw [naam 1] voelde dat haar opa aan haar bovenbenen zat er eroverheen aan het wrijven was en in de richting ging van haar vagina. Toen zijn bij de woning van haar opa aankwamen, is haar opa en zijn vrouw uitgestapt. Mevrouw [naam 1] is op de achterbank gaan liggen en moest toen huilen. Haar ouders waren met elkaar in gesprek en hadden niet door wat er met mevrouw [naam 1] en haar opa was gebeurd.
Mevrouw [naam 1] heeft toen niet met haar ouders over dit incident gesproken. Zij zag haar opa wel regelmatig bij haar thuis en op feestjes. Wanneer zij dan weer met ze allen in de auto moesten, gaf mevrouw [naam 1] wel aan dat zij niet achterin wilde zitten.
In 2017 heeft mevrouw [naam 1] nog tweemaal een gelijkend incident met haar opa meegemaakt in de auto. Dit keer zat haar broertje naast haar. Ditmaal heeft haar opa weer over haar kleding aan haar borsten gewreven.
Ook heeft mevrouw [naam 1] einde november 2017 een incident met haar nichtje meegemaakt. Mevrouw [naam 1] had geregeld dat zij voorin in auto kwam te zitten maar haar nichtje moest achterin, bij hun opa gaan zitten. Mevrouw [naam 1] heeft meerdere malen, via de spiegel, naar achteren gekeken om haar nichtje en opa in de gaten te houden. Maar elke keer als zij naar achteren keek, zag zij niets. Bij thuis komst heeft haar nichtje, tegen haar moeder, verteld dat hun opa aan haar had gezeten, wat niet hoorde. Hierop gaf het andere nichtje van mevrouw [naam 1] aan dat dezelfde opa dat ook bij haar eerder had gedaan. Dit gaf voor mevrouw [naam 1] de gelegenheid om ook aan te geven dat zij hetzelfde mee had gemaakt.
Mevrouw [naam 1] had het toen ook tegen haar moeder verteld, welke het ook daarna tegen haar vader had verteld. Echter nam haar vader het niet zo hoog op en zei dat wat er gebeurd was, zij zo moest laten.
Begin corona 2020 kwamen haar opa en zijn vrouw elk weekend op visite. Mevrouw [naam 1] kreeg hier veel last van en gaf bij haar moeder aan dat zij dit liever niet wilde. Haar moeder zei dan tegen mevrouw [naam 1] dat zij afstand van haar opa moest houden. Mevrouw [naam 1] vond dit erg vervelend en heeft dit dus meerdere malen aan haar moeder aangegeven. De moeder van mevrouw [naam 1] heeft toen wederom tegen vader de incidenten verteld, waarop vader heeft besloten om opa er mee te confronteren. Hierbij was ook de broer van vader bij, de vrouw van opa. Tijdens dit gesprek werd er aan mevrouw [naam 1] gevraagd of zij zelf kon vertellen wat er gebeurd was maar mevrouw [naam 1] kon dit niet.
Zij had het al eerder tegen haar ouders en tante verteld. Zij kon alleen bevestigen dat zij dit had verteld. Toen opa hierop aangesproken werd zei hij alleen: "Als ik iets heb gedaan, sorry daarvoor".
Na dit gesprek heeft de vader van mevrouw [naam 1] nog wel wat familie leden gebeld om hun te waarschuwen, van wat opa bij mevrouw [naam 1] had gedaan. Ook gaf vader aan dat mevrouw [naam 1] het nu verteld had en dat zij nu gewoon haar mond erover moest houden. In de familie is het nogal een taboe om over dit soort dingen te praten.
Later heeft mevrouw [naam 1] het nog wel in het bijzijn van haar moeder, met haar broertje over de incidenten gehad. Hieruit bleek ook dat haar broertje iets met hun opa heeft meegemaakt maar hier wilt hij niet over praten. Mevrouw [naam 1] weet dus niet wat er tussen haar broertje en opa is gebeurd.
Mevrouw [naam 1] geeft aan dat zij zeker geen aangifte wenst te doen maar dat zij het alleen gemeld wilde hebben. Dit om verdere problemen in de familie te voorkomen.
Zij wilde het gemeld hebben, zodat het bekend staat bij de politie en dat er bij meerdere meldingen misschien actie ondernomen kan worden.
2. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 17 april 2021, voor zover inhoudende (p. 14-23) ( [naam 1] ):
V: Waar wil je aangifte van doen?
A: Het was iemand die mijn familie en ik vertrouwde die en die persoon heeft daar misbruik van gemaakt. Hij heeft mij op een niet normale manier aangeraakt.
V: Wat is zijn naam?
A: [de verdachte] .
V: Wat is er precies gebeurd tussen jou en opa Singh?
A: Het is bij mij 3x gebeurd.
Oktober 2011 in de auto. We kwamen terug van een bruiloftsfeest in Almere of Amsterdam. Het was een uur of 2 in de nacht. We zaten achterin. Mijn moeder reed auto. Mijn vader zat naast haar voorin. Opa en zijn vrouw zaten ook achterin. Ik ging tussen opa en zijn vrouw zitten. Hij trok mij dichterbij hem en trok mij op zijn schoot. Zij zei: "Ah de liefde tussen opa en zijn kleindochter." Opa ging zijn hand in mijn kleding doen. Ik had Indiase kleding aan. Dat ging eventjes door. Hij zat met zijn hand ook tussen mijn benen. Dat was over mijn kleding. Hij beet ook in mijn oor. Hij zat dicht met zijn mond bij mijn oor. Dat ging door tot dat we bij hen thuis waren om hen af te zetten.
V: Waarom trok hij jou op zijn schoot?
A: Geen idee waarom hij dat deed. Ik ben opgevoed in een gezin, waarin je leert dat je respect hebt voor ouderen. Dus als iemand aan je vraagt op schoot te komen zitten, dan doe je dat.
V: Hoe trok hij jou op zijn schoot?
A: Ik zat eerst dicht bij hem en daarna trok hij mij op zijn schoot. Hij had me eerst een zijknuffel gegeven en daarna trok hij mij op zijn schoot. Ik was elf jaar oud, dus ik dacht daar niet veel bij na.
V: Wat deed hij precies waardoor jij bij hem op schoot kwam te zitten?
A: Hij had zijn arm achter mijn rug en deed zijn hand onder mijn oksel. Hij had zijn andere hand bij mijn andere arm en zo trok hij mij zachtjes op zijn schoot.
V: Je zat op schoot bij jouw opa?
A: Ik zat voor hem. Mijn benen zaten eerst over zijn benen, ik zat op zijn schoot met mijn benen aan één kant. Hij deed toen zijn benen open, hij spreidde zijn benen uit elkaar. Ik kwam daardoor tussen zijn benen in te zitten. Ik kwam daardoor ook lager te zitten in de auto.
V: Wat gebeurde er toen je met jouw benen aan de zijkant zat?
A: Dat was heel eventjes. Want ik zat te hoog en toen zat ik tussen zijn benen.
V: Wat deed opa bij jou toen jij met jou benen aan één kant van zijn benen zat?
A: Hij deed zijn benen wijd, waardoor ik tussen zijn benen viel en daardoor gingen mijn benen automatisch naar voren.
V: Het is belangrijk dat jij on jouw eigen woorden verteld wat er is gebeurd.
A: Hij ging eerst met zijn hand over mijn kleding. Ik vond dat een beetje raar. Hij ging daarna onder mijn kleding. Hij ging met zijn hand over mijn kleding om mij aan te raken over mijn kleding heen. Hij deed dat rondom mijn borsten.
V: Wat deed hij toen hij over jouw kleding aan jouw borsten zat?
A: Ik zat een beetje ineen gekrompen. Hij kon toch met zijn hand aan mijn borsten. Hij aaide met één hand aan mijn borsten en uiteindelijk met twee handen.
V: Deed hij nog iets anders dan aaien over jouw borsten over jouw kleding heen?
A: Over mijn kleding niet.
V: En toen?
A: Hij zat eerst met één hand en toen met twee handen over mijn kleding. Hij ging toen met één hand op mijn kleding en de andere hand ging tussen mijn benen.
V: Waar bleef die hand die over de kleding was?
A: Hij bleef bij mijn borst aaien.
V: Wat deed hij met die andere hand die tussen jouw benen ging?
A: Dat was ook aaien. Dat was niet erger.
V: Waar tussen?
A: Bij mijn kruis.
V: Kun je dat ook nog anders benoemen?
A: Bij mijn vagina.
V: Gebeurde dat aaien over jouw vagina over of onder de kleding?
A: Dat was over de kleding.
V: Toen hij aan jouw borsten zat en aan jouw vagina zat, wat zei hij daarbij?
A: Niks.
V: En jij?
A: Ik vroeg aan mijn moeder hoe laat het was. Ik hoopte dat ze het dan zou zien. Ik zat achter mijn moeder met mijn opa.
V: Had je moeder iets door?
A: Nee.
V: Heb je nog iets anders gevraagd aan jouw moeder?
A: Ik heb gevraagd hoe laat we thuis zouden zijn.
V: Heb je nog andere dingen in de auto gezegd, waardoor de anderen die in de auto zaten iets hebben kunnen opmerken?
A: Nee.
V: Is er toen nog meer gebeurd in de auto?
A: Hij ging toen, daar waar hij eerst over mijn kleding aan mijn borsten zat, onder mijn kleding. Ik had nog een hemdje aan en daar ging hij ook onder. Hij ging bij de hals van mijn kleding onder mijn kleding met zijn hand. Ik had een soort van jurk aan. Ik had een sjaal om mijn nek. In de jurk zat een ronde hals. Eerst aaide hij en toen kneep hij ook.
V: Raakte hij onder jouw kleding één borst aan of beide borsten?
A: Beide.
V: En hoe ging het verder?
A: Ik weet nog ik keek half naar achter, want ik was bang. Hij keek half naar buiten, hij zat met zijn hoofd dichtbij het raam, maar hij zat met zijn handen onder mijn kleding.
V: Waarom keek je naar achter?
A: Ik dacht dat als ik hem zou aan kijken dat hij dan zou stoppen. Hij stopte niet.
V: Waar was je bang voor?
A: Dat is moeilijk uit te leggen, waarvoor ik bang was. Ik was bang als ik iets zou zeggen of ik mijn vader of moeder op de één of andere manier zou waarschuwen dat hij boos zou worden.
V: Wat is hij voor een persoon dan waardoor jij bang was?
A: Toen ik jong was en hij kwam bij ons thuis dan was ik altijd wel een beetje bang voor hem. Maar dat kwam door hoe hij er uit zag en niet doordat hij iets deed.
Hij was soms rustig qua praten en dat weer tegen iedereen praten. Dat lag aan zijn stemming.
V: Maar je zat toen in de auto bij hem op schoot en je was bang voor hem. Leg dat eens uit waarom je bang was?
A: Omdat hij aan mij zat, ik wist niet wat ik moest doen. Ik wist ook niet wat ik kon verwachten.
V: En hoe ging het verder toen jij achterom gekeken had?
A: Hij ging door met aaien en knijpen en toen kwam hij met zijn mond bij mijn oor. Eerst kwam hij dichtbij met zijn mond bij mijn oor en daarna ging hij licht bijten boven in mijn oor.
V: Welk oor?
A: Linkeroor. Dat was aan de raamkant. Zijn vrouw zat rechts van ons en het raam was links van ons. Ik vond het raar dat hij in mijn oor beet.
V: Hoe reageerde jij erop?
A: Ik schrok. Ik voelde me vies.
V: Hoe schrok jij?
A: Ik kromp een beetje ineen en ik trok een beetje weg naar rechts.
V: En verder?
A: Hij zat daarna nog steeds met zijn hand onder mijn trui/jurk. Hij ging eerst aaien erover en toen ging hij ook aan mijn tepels zitten.
V: Hoe deed hij dat?
A: Hij kneep met één hand in mijn tepel van één borst.
V: Waar was zijn andere hand?
A: Die was naast hem. Niet op mij in elk geval.
V: Wat deed dat met jou toen hij jou in jouw tepel kneep?
A: Naar. Ik voel mij er nog steeds naar onder.
V: Wat voelde je toen hij in jouw tepel kneep?
A: Het deed geen pijn, maar ik voelde me ongemakkelijk.
V: En toen?
A: Toen ging hij aaien met één hand over beide borsten heen. En dat bleef door gaan voor 10 a 15 minuten.
V: Wat deden de andere die in de auto zaten?
A: Mijn moeder was aan het rijden. Mijn vader hielp haar met hoe mijn moeder moest rijden, want dat wist zij niet. En opa zijn vrouw die was aan het praten met mijn ouders.
V: Wat was er nog meer gebeurd?
A: Het was in 2017 beide keren. Ik had Indiase kleding aan. Eén was in juni en één was kort daarna in juli.
V: Mag je eerst gaan vertellen over juni.
A: Ik had Indiase kleding aan. Dat was ook in de auto. We kwamen terug van een verjaardagsfeestje van een familie/kennis in Rotterdam. Mijn moeder reed, mijn vader zat op de passagiersstoel. Opa zat links achterin. Zijn vrouw zat in het midden. En ik zat rechts achterin, omdat ik inmiddels wist dat ik niet bij hem moest zitten. Zijn vrouw zat een beetje naar voren, want ze zat met mijn ouders te praten. Zij zat niet tegen de achter leuning aan. En hij zat met zijn hand achter de rug van zijn vrouw langs. Hij aaide mijn arm en bil aan de achterkant. Ik ging toen een klein beetje bewegen, zodat hij zijn hand zou wegdoen, maar zijn hand kwam beter tussen de achter leuning en mijn rug cq bil in. Ik ging bewegen, zodat hij misschien door had dat hij moest stoppen, maar dat gebeurde dus niet. Hij ging aaien en knijpen aan mijn bil.
V: En toen?
A: Het was gelukkig niet zo'n lange reis vanuit Rotterdam. Ik ging nog meer naar voren net als zijn vrouw zat. Ik ging zelfs nog iets meer naar voren dan dat zij zat.
Ik voelde dat hij met zijn vingertoppen ging zoeken naar mijn rug en bil, want ik voelde dat hij mij aanraakte bij mijn rug / bil. Toen zei ik tegen zijn vrouw dat zij een beetje naar achter kon zitten en ze ging een beetje naar achter. Zijn hand was toen naast hem en bleef daar.
V: Waar op jouw arm aaide hij jou toen die keer?
A: Midden op mijn bovenarm.
V: En waar aaide hij jou op jouw bil die keer?
A: Aan de linkerkant aan de linkerzijde van mijn lichaam.
V: Was het op of onder de kleding toen hij jouw bil aanraakte?
A: Op de kleding. Omdat ik Indiase kleding aan had, kon hij er niet onder. Ik had een jurk aan, met een split aan de zijkant tot aan je heup, met daaronder een skinny broek.
V: En waren jouw armen bloot of bedekt?
A: Bedekt. Het was een net stof, beetje doorzichtig maar wel bedekt.
V: Wat kun je ons vertellen over het incident dat er in juli was gebeurd?
A: We kwamen uit Rotterdam. We hadden een soort van kermis gehad vanuit ons geloof. We waren op weg naar huis. Mijn moeder was aan het rijden. Mijn vader zat op de passagiersstoel. Mijn broertje ging links achterin zitten. Ik dacht dat hij ging opschuiven, maar voordat mijn broertje dat kon doen, ging mijn opa in het midden zitten en zat ik rechts.
V: Wie ging er als laatste op de achterbank zitten?
A: Ik stond al rechts toen mijn opa in het midden was gaan zitten en mijn broertje links. Ik wilde nog omlopen om aan de kant van mijn broertje in de stappen, maar mijn vader zei dat ik moest gaan instappen en toen ben ik aan de rechterkant in de auto gestapt. Hij ging met zijn rechterarm om mij heen om mij een zijknuffel te geven. Ik zat al wat in elkaar gekrompen, want ik probeerde al vanaf 2011 uit zijn buurt te blijven. Hij ging toen al weer met zijn hand aan mijn borsten aaien over mijn kleding heen. En daar bleef het toen bij gelukkig. Ik ging ook wel bewegen en samen krimpen, maar hij stopte niet.
A: Toen we thuis waren ben ik snel uitgestapt.
V: Hoe lang duurde dit incident?
A: 10 tot 15 minuten maximaal.
V: Met wie heb je er over gesproken?
A: Mijn tante en nichtjes gingen in 2017 verhuizen. Toen was het bij mijn nichtje gebeurd. Zij vertelde het gelijk aan haar moeder. Een dag later vertelde de moeder van mijn nichtje aan mij, mijn moeder, oudere zusje van mijn nichtje en aan mijn broertje wat er was gebeurd. Toen zei haar oudere zusje dat het ook bij haar was gebeurd. Ik heb toen gezegd dat het ook bij mij was gebeurd.
V: Wat vertelde die moeder van jouw nichtje?
A: De avond ervoor had hij aan mijn nichtje gezeten. Hij had aan haar borsten gezeten. Ik had die avond ervoor met haar in de auto gezeten. Ik zat voorin de auto,
omdat ik niet bij mijn opa achterin wilde zitten. Mijn nichtje zat achterin in het midden. Mijn opa zat links achterin. En de zoon van mijn opa zat rechts achterin de
auto. Ik had een paar keer achterom gekeken en via het uitklapbare spiegeltje in de zonneklep, maar ik zag niets wat niet in orde was.
V: Hoe heet het nichtje die het aan haar moeder had verteld?
A: [naam 3] .
V: Wat was er bij het andere nichtje gebeurd?
A: Zij ging er niet op in maar ze zei dat het ook bij haar was gebeurd bij opa thuis toen zijn zoon jarig was.
V: Hoe heet dit nichtje?
A: [naam 2] .
V: Hoe reageerde haar moeder erop?
A: Geschrokken en teleurgesteld.
V: Hoe uitte zich dat?
A: Ze zei: "waarom heb je dat niet gezegd?" Zo reageerde mijn moeder ook.
V: Wat heb jij toen verteld?
A: Ik heb gezegd het is ook bij mij gebeurd bij de terugreis bruiloft, verjaarsdagsfeestje en kermis.
V: Wat heb jij verteld?
A: Ik heb gezegd dat hij aan mij had gezeten op een niet normale manier. Ik had niet de details verteld zoals ik nu vertel. Maar dat kwam later wel. Tegen mijn tante, de moeder van mijn 2 nichtjes, heb ik toen binnen een week verteld dat hij onder mijn kleding en onder mijn kleding had gezeten. En dat over 2011 ging toen we van de bruiloft kwamen. Ik denk dat het bij haar voor zich sprak wat hij bij mij had aangeraakt. In onze cultuur zijn we daar niet heel erg open over.
V: Hoe heet deze tante?
A: [naam 5] .
V: Wat heb jij precies aan jouw moeder verteld?
A: Aan mijn moeder heb ik verteld dat toen zij aan het rijden aan haar vroeg de hele tijd hoe laat het was en dat ik dat deed omdat hij onder mijn kleding zat en boven mijn kleding zat.
V: Hoe reageerde jouw moeder?
A: Ze was teleurgesteld een beetje, omdat ik het niet had verteld.
V: Wat heb je aan jouw moeder verteld over waar jou opa jou heeft aangeraakt?
A: In mijn trui, jurk. dat hij daar gezeten had. Ik heb niet benoemd dat hij aan mijn borsten en vagina had gezeten. Ik ga er vanuit dat zij dat wel begreep. Nogmaals wij
zijn daar niet zo open over.
V: Over welke incidenten heb je haar verteld?
A: Mijn moeder en tante weten het van alle drie de incidenten lx in 2011 en 2x in 2017. Maar ik heb hen meer verteld over 2011, omdat dat voor mij het heftigste was.
V: Wat kun je nog meer vertellen?
A: Een week later toen het bij ons bekend was geworden over wat [naam 3] had verteld over wat opa bij haar had gedaan, waren mijn moeder, broertje, opa en ik in de auto.
We kwamen terug van een bruiloftsfeestje. Mijn moeder reed, ik zat voorin, mijn broertje zat achterin bij mijn opa. Mijn broertje zat bij mijn opa tussen zijn benen
in. We hadden mijn opa afgezet thuis. Wij reden verder. Mijn broertje zei toen in het Engels: "Hij heeft aan mij gezeten maar ik heb zijn hand weggehaald."
V: Is er in die week nog iets tegen opa gezegd, voordat opa weer bij jullie in de auto stapte op de terugweg van die bruiloft en jouw broertje bij opa achterin zat?
A: Nee er is niks tegen opa gezegd. Mijn moeder heeft het tegen mijn vader verteld. Mijn tante heeft het tegen haar man gezegd. Mijn oom zei dat ik bij mijn opa uit de
buurt moest blijven. Mijn oom was boos op opa. Nu ik er over nadenk, gebeurde dit voordat het bij mijn broertje was gebeurd.
V: Hoe reageerde jouw vader?
A: Boos maar hij kon er niets aan doen, omdat het zijn oom blijft. Ik had van mijn moeder gehoord dat mijn vader er kort boos over was. Ik heb er geen direct contact
over gehad met mijn vader, ik praat niet over dit soort dingen met mijn vader.
V: Alles werd bekend in 2017. Er werd toen niets tegen opa gezegd. Hoe is dat nu?
A: (...) Op een avond zaten mijn vader en die zwager van mijn opa te praten en vertelde mijn vader aan die zwager van mijn opa wat mijn opa had gedaan. Dat was om 3 uur in de nacht. Ik werd door mijn
broertje wakker gemaakt dat ik naar beneden moest komen en nadat ik mijn verhaal moest doen. En dat ging niet, ik kwam niet uit mijn woorden, ik kon alleen maar
huilen. Mijn vader zei wat er was gebeurd en dat ik dan kon antwoorden met ja of nee. Mijn opa zijn zwager was geschrokken en wist niet wat hij moest zeggen. Ik ben weer
gaan proberen te slapen boven. (...)
V: Wanneer sprak jouw vader met die zwager van jouw opa?
A: Eind november 2020.
V: Wat is er verder gebeurd na dat gesprek?
A: De volgend dag belde die zwager naar mijn opa en oma en dat zij naar het huis van mijn ouders moesten komen. Hij had hen verteld waar het over ging. Zij kwamen een uur
later naar ons huis.
V: En toen?
A: Er werd tegen mij gezegd dat ik mijn verhaal moest vertellen. Ik heb het niet kunnen zeggen waar iedereen bij was. Ik heb daar nog spijt van. Mijn vader nam voor
mij het woord en ik bevestigde wat mijn vader vertelde. Mijn vader vertelde over mij en mijn broertje. Ik weet niet meer zeker of het ook over mijn nichtjes ging.
Toen heeft mijn opa uiteindelijk gezegd: "Sorry voor als er iets is gebeurd." Toen zei mijn opa's vrouw: "Oké we gaan." En toen zei mijn opa: "Nee we gaan nog thee
drinken en dan gaan we." Ik ben toen naar boven gegaan. Ik weet niet wat daar verder is gebeurd, maar uit eindelijk gingen zij weg.
V: Wie zaten er bij het gesprek?
A: Mijn vader, moeder, mijn broertje en ik. Mijn opa en oma en hun zoon en mijn opa zijn zwager.
V: Wat is er voor jou veranderd na het gesprek bij jullie in huis?
A: Er viel een kleine last van mijn schouders. En had was klaar, afsluiten, het er niet meer over hebben en er niet mee naar de politie gaan.
V: Hoe ging het met de omgang met opa?
A: Ik heb daarna niet meer gezien in ons huis. Mijn ouders hebben ook geen contact meer met mijn opa gehad. Nu ook nog niet.
V: Wie van de familie weet er van af dat je aangifte doet?
A: Mijn moeder, mijn broertje en mijn tante [naam 5] en mijn twee nichtjes. Mijn vader weet het niet, maar wel dat ik een melding heb gedaan. Ik ga het hem straks of morgen wel vertellen. Eerst had hij gezegd dat ik mocht doen wat ik wilde en toen hadden mensen gezegd dat ik geen aangifte moest doen en dat had hij ook tegen mij gezegd, hij had me gesmeekt geen melding of aangifte te doen. Mijn moeder had tegen hem gezegd dat ik zelf mocht weten wat ik er mee wilde doen.
V: Wat zou er met opa moeten gebeuren, vind jij?
A: De manier waarop hij die dag ons huis verliet en zei dat hij eerst thee wilde drinken en dan pas weg wilde gaan, komt op mij over dat hij het niet serieus neemt.
Ik weet niet wat er met hem moet gebeuren na mijn aangifte.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 42) ( [naam 4] ):
Na het opnemen van de getuige verklaring hebben wij een informatief gesprek gevoerd met met [naam 4] .
[naam 4] vertelde dat hij terug kwam van een familiefeest en in de auto zat. Zijn moeder en zusje zaten voor in de auto en [naam 4] zat achter in de auto met een man die hij zijn opa noemt, [de verdachte] . [de verdachte] is niet officieel zijn opa maar [naam 4] noemt hem zo. In de auto zat [naam 4] aan de linker raam kant en opa aan de andere raam kant. Opa
deed vervolgens zijn arm om [naam 4] heen en schoof hem zijn richting op. [naam 4] schoof zelf ook richting zijn opa. Ze zaten net niet tegen elkaar aan op de achterbank van
de auto. [naam 4] zat een beetje naar voren en opa legde zijn hand op de piemel van [naam 4] , dit ging over de broek heen. Opa bewoog zijn hand over de piemel
(over de kleding) van [naam 4] . Het duurde enkele seconden en toen schoof [naam 4] snel naar de andere kant en toen stopte het. Het is daarna nooit meer gebeurd bij hem en
er is nooit meer over gesproken.
4. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 9 december 2021, voor zover inhoudende (p. 45-48) ( [naam 4] ):
V: Je vertelde dat je aangifte wil doen tegen [de verdachte] , wie is dat?
A: Zeg maar mijn opa dat is hoe wij hem zagen eigenlijk. Hij is ouder dan ons dus dan is hij onze opa soort van.
V: Wat is hij van jou?
A: Ik zei altijd opa. Hij is wel familie, maar ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Mijn vaders moeders zijn broer. Het is de oom van mijn vader.
A: We kwamen elkaar best wel vaak tegemoet. Ik zag hem denk ik om de week. Wij gingen vaak naar de tempel en zij waren daar dan ook.
V: Wat kan jij ons vertellen over wat er gebeurd is?
A: Er was zo een feestje een bruiloft feestje. Wij kwamen terug in de auto. Mijn moeder, zus en ik. We waren net aan het vertrekken en toen zei de vrouw van [de verdachte] van ga jij maar met hun mee. Toen gingen wij er vandoor want wij zouden hem thuis afzetten. Normaal zou je denken dat het normaal is, omdat wij daarna verder zouden gaan. Alleen onderweg begon hij mij op plekken aan te raken dat ik dacht why. Toen onderweg begon hij mij aan te raken waar het niet moest. Ik schoof toen weg. Het blijft een beetje in je hoofd zitten van wat is er gebeurd.
V: Wanneer was de bruiloft?
A: Dat was in augustus 2017. Wij gingen best laat weg dat was 00:00 uur zoiets.
V: Weet je nog waar dat feestje was?
A: Langs de snelweg bij Amsterdam langs de A4.
V: Waar zat je in de auto?
A: Ik zat zeg maar achter in de auto in het midden. Rechts naast mij zat hij.
V: Wat dacht je toen hij dat vroeg?
A: Het leek eerst normaal want hij vroeg het vaker. Alleen toen hij dat deed voelde het wel raar dus dan schoof ik terug.
V: Hij ging jou toen aanraken. Hoe ging dat?
A: Hij zat aan de rechterkant en ging dan met zijn linkerarm over mijn rug heen. Hij ging dan met zijn hand naar de voorkant naar mijn geslachtsdeel. Over de kleding.
V: Wat deed [de verdachte] met zijn hand op je geslachtsdeel?
A: Hij raakte mijn geslachtsdeel aan genoeg om te voelen. Ik voelde dat hij het aanraakte. Hij legde zijn hand erop. Je voelt als iemand je
aanraakt en dat voelde ik. Het was niet per ongeluk. Hij had ook gedronken het was een feestje natuurlijk.
V: Hoe lang bleef zijn hand op jou geslachtsdeel?
A: Iets van 10, 20 seconden.
V: Wat heb je gedaan toen het gebeurde?
A: Ja eerst een beetje geschrokken, maar wel een reactie en duwde zijn hand weg.
V: Wat heeft [de verdachte] ervan gemerkt dat je het niet leuk vond?
A: Je kon het zien aan hoe ik mij gedroeg zeg maar. Ik vond het niet kunnen dus ik duwde gewoon zijn hand weg en ging weer terug naar de linkerkant. Wij zeggen niet echt veel dingen tot het op een heel diepe punt komt. Aan de ene kant heb ik echt heel erg spijt dat ik niet gelijk iets heb gezegd op de plek. Als iemand ouder dan jij is ga je hem niet aanspreken op dingen. Wij zeggen meer van ja kan gebeuren, maar dan kom je erachter dat ik niet de eerste ben bij wie het is gebeurd. Je spreekt hem wel aan, maar dat doen niet de kinderen. Mijn vader zou hem eigenlijk dan aanspreken. Het is soort van een beetje respect.
V: Wie was er op dat moment bij jou?
A: Mijn moeder was auto aan het rijden. En [naam 1] zat rechts voorin.
V: Wat hebben zij ervan gemerkt of gezien?
A: Zij hebben niet veel gezien, want zij waren druk met de navigatie. Zij hebben misschien kunnen merken dat ik weer van het midden naar links was geschoven.
V: Hoe vaak is het gebeurd?
A: Dat is de eerste keer dus 1 keer.
V: Wat vind je ervan dat hij dit gedaan heeft bij je?
A: Weet je als ik iemand een opa noem dan verwacht je dat niet van diegene, maar het gebeurt wel wat ik gewoon niet vind kunnen. Ik verwacht het niet van iemand die in mijn ogen opa is van iemand.
V: Weet jij of [de verdachte] behalve bij jou en je zus ook anderen mogelijk betast heeft?
A: Ja. Mijn oudere nicht en mijn jongere nicht, [naam 2] en [naam 3] .
V: Weet je wat er met hun is gebeurd?
A: Bij [naam 3] was het ook bij een feestje en ook die maand als het goed is. En bij [naam 2] was het thuis.
V: Wat is er bij hun gebeurd?
A: Ik weet dat ze zijn aangeraakt, maar ik weet niet precies waar. Bij [naam 2] was het ook zo van kom even bij mij en is toen aangeraakt.
V: Zijn wij nog dingen vergeten te vragen?
A: Hij was best wel dronken.
5. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 7 september 2021, voor zover inhoudende (p. 50-53)( [naam 2] ):
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [de verdachte] . Ik weet dat hij in Den Haag woont, zijn adres weet ik niet.
V: Kun je ons vertellen wat er gebeurd is?
A: In september 2013, ik weet niet meer precies de datum maar ik was op de verjaardag van [de verdachte] zijn zoon [naam 6] . [de verdachte] vroeg of ik naast hem kwam zitten. Toen ik dat deed raakte hij mijn borsten aan. Dit duurde ongeveer 20 seconden. Ik probeerde zijn hand weg te duwen maar dit lukte niet. Toen ik uiteindelijk los kwam ben ik meteen de kamer uit gegaan.
V: Hoe oud was je toen dit gebeurde?
A: Ik was 11 jaar toen dit gebeurde.
V: Wat is [de verdachte] van jou?
A: Hij is mijn oma's broer.
V: Waar gebeurde dit, dat hij je aanraakte?
A: In de woonkamer van [de verdachte] . Het was in zijn woning.
V: Wie waren er nog meer in de woonkamer?
A: [naam 1] mijn nicht, zijn zoon [naam 6] . Mijn vader was ook in de woonkamer en een vriend van [naam 6] .
V: Je vertelde dat [de verdachte] vroeg of je naast hem kwam zitten. Waar zat hij?
A: Er waren twee banken in de woonkamer, ik zat op de ene bank en hij zat op de andere bank.
V: Op wat voor moment vroeg hij aan jou of je naast hem kwam zitten?
A: Gelijk, hij kwam binnen en ging zitten. Hij vroeg toen gelijk of ik naast hem wilde komen zitten.
V: Hoe reageerde jij toen hij dit vroeg?
A: Ik dacht dat het normaal was, ik dacht er niet zoveel van.
V: Hoe gaat het dan verder als je naast hem zit?
A: Gelijk ging gelijk met zijn hand in mijn top en raakte mijn borsten aan. Ik zat naast hem maar hij is groter en zat dus ook hoger. Hij ging van af de voorkant met zijn linker hand van boven af mijn top in.
V: Wat droeg je op dat moment?
A: Een lange jurk, paars van kleur. Een Indische jurk.
V: Hoe reageerde jij toen hij je borsten aanraakte?
A:: Ik was gelijk in shock. Ik was bevroren, ik kon ook niet bewegen. Ik wist dat het fout was wat hij deed maar ik kon niet reageren.
V: Wat deden de andere mensen in de woonkamer toen dit gebeurde?
A: Die waren allemaal naar de tv aan het kijken. [naam 6] en zijn vriend waren met de Xbox bezig en keken ook naar de tv.
V: Waar zaten ze in de woonkamer?
A: Ze zaten op de andere bank, de tv staat daar schuin tegenover. Ze keken naar de tv en konden niet zien waar ik zat omdat ze de andere kant opkeken.
V: Toen hij je borsten onder je top aanraakte, wat deed hij met zijn hand?
A: Ik voelde hem knijpen.
V: Wat droeg je onder je top?
A: Een kinder BH. Hij ging ook met zijn hand mijn BH in, huid op huis dus.
V: Hoe stopte dit?
A: Het stopte toen ik met mijn hand zijn hand kon weghalen.
V: Hoe reageerde hij daarop?
A: Hij reageerde niet, hij bleef gewoon zitten en keek niet naar mij.
V: Wat deed je toen zijn hand weg was?
A: Ik stond gelijk op. Ik droeg ook een sjaal bij mijn jurk en deze deed ik goed. Ik keek om me heen of iemand gezien had wat er gebeurd was maar dit was niet zo. Ik ben toen gelijk naar de keuken gelopen.
V: Hoe verliep het toen verder?
A: Er is hierna niks meer gebeurd. [de verdachte] bleef gewoon zitten maar ik heb hem niet meer gesproken.
V: Na dit incident, hoe ging het contact toen verder tussen jou en [de verdachte] ?
A: Ik ben na het incident vrij snel vertrokken met mijn vader, zonder [de verdachte] gedag te zeggen.
V: Hoe is het contact verder gegaan tussen jou en [de verdachte] ?
A: Redelijk normaal. [de verdachte] kwam bij mijn ouders thuis en andersom wij bij hem. Als ik hem dan zag deed ik gewoon normaal en zei hem gedag maar ik bleef wel uit de buurt.
V: Dit gebeurde in 2013. Zijn er na 2013 nog incidenten met [de verdachte] geweest?
A: Nee, dit was de enige keer.
V: Tegen wie heb je verteld wat er gebeurd is?
A: Tegen mijn moeder, mijn tante, [naam 1] en mijn neefje en mijn zusje. Toen ik het tegen mijn moeder vertelde waren [naam 1] , mijn tante, mijn neefje en zusje ook in de woonkamer.
V: Wanneer vertelde je dit?
A: In 2017, dit was het jaar dat ik naar Engeland ging verhuizen.
V: Wat was de reden dat je het aan je moeder vertelde in 2017?
A: Er was iets met mijn zusje gebeurd en toen voelde ik dat ik het ook kon vertellen.
V: Wat is er met je zusje gebeurd?
A: Hetzelfde als bij mij, [de verdachte] zat met zijn handen aan de borsten van mijn zusje in de auto.
V: Hoe weet jij dit?
A: Omdat mijn zusje het gelijk vertelde aan iedereen toen dit gebeurd was.
V: Wanneer gebeurde dit met je zusje?
A: In 2017.
V: Begrijp ik het goed dat toen jouw zusje vertelde dat [de verdachte] aan haar borsten had gezeten en dat jij toen ook verteld hebt dat het ook bij jou gebeurd was?
A: Ja dat klopt.
V: Wat vertelde je precies tegen je moeder?
A: Ik vertelde dat [de verdachte] dit ook bij mij had gedaan en met zijn handen aan mijn borsten had gezeten.
V: Hoe reageerde je moeder?
A: Ze was heel erg geschrokken. Ze begreep niet helemaal waarom ik het niet gelijk had verteld maar ze begreep me ook wel.
V: Wat is de reden dat je het niet gelijk vertelde wat er gebeurd was?
A: Ik was best wel jong en snapte ook niet zo goed wat er gebeurde. Ik was ook best wel bang om het te vertellen want ik wist niet wat de consequenties zouden zijn.
V: Je vertelde net dat [naam 1] er ook bij was toen jij dit vertelde. Hoe reageerde zij hierop?
A: Ze was geschokt. Toen ik het zei wat [de verdachte] bij mij had gedaan had zij de moed om het ook te vertellen wat er met haar gebeurd was. [naam 1] vertelde dat het ook bij haar gebeurd was.
V: Wat vertelde [naam 1] precies?
A: Ze zei dat het bij haar ook gebeurde, maar dan in de auto. Het was drie keer gebeurd. Ze vertelde dat [de verdachte] haar ook had aangeraakt aan haar borsten in de auto. Ik weet niet of dit over haar kleding was of in haar kleding.
V: Waren er nog meer mensen die vertelde over incidenten met [de verdachte] ?
A: Ja, mijn neefje [naam 4] , hij is het broertje van [naam 1] . Hij vertelde dat [de verdachte] in de auto met zijn handen aan zijn benen zat, dicht bij zijn piemel.
V: Wat is er vervolgens met deze informatie gedaan?
A: Mijn moeder, mijn tante, [naam 1] [naam 4] en mijn zusje [naam 3] hebben er over gepraat, met onze moeders en wat we er verder mee zouden doen. Onze moeders waren vooral erg boos op [de verdachte] .
6. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 19 april 2022, voor zover inhoudende (p. 55-58)( [naam 3] ):
O: We hebben zojuist een kort informatief gesprek met je gehad waarin je verteld hebt dat je toen je tien jaar oud was bent aangeraakt aan je borst en je dij door je grootoom. Je hebt aangegeven dat je gelijk aangifte wil doen.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Mijn grootoom zijn naam is [de verdachte] , ik weet niet hoe oud hij is maar hij is boven de 50 jaar. Hij woont in Den Haag. Het precieze adres weet ik niet.
V: Vertel wat is er gebeurd?
A: Toen ik tien jaar oud was kwam ik terug van een bruiloft. We zaten in de auto en hij zat naast mij in de auto en hij raakte me aan. Het gebeurde tijdens de rit. We hebben hem afgezet bij het huis van zijn zoon en dat was het.
V: We willen graag weten wat er precies gebeurd is tijdens die autorit, want waar zat jij precies in de auto?
A: Ik zat op de achterbank van de auto, in het midden. Naast mij zaten mijn grootoom aan de ene kant en zijn zoon aan de andere kant.
V: Wie zaten er nog meer in de auto?
A: Mijn tante, de zus van mijn moeder en [naam 1] , mijn nichtje, zaten voorin de auto. Mijn tante reed.
V: Waar kwamen jullie vandaan?
A: Ik weet het niet meer, ik weet alleen dat het een bruiloft was waar we vandaan kwamen.
V: En wanneer was dit?
A: Augustus 2017.
V: Hoe weet je dat het toen was?
A: Omdat we op het punt stonden te verhuizen naar Engeland.
V: Dus je zit in het midden van de auto en dan?
A: Ik schoof steeds verder naar de zoon van mijn grootoom toe want mijn grootoom probeerde mij aan te raken. Ik weet niet of zijn zoon dat in de gaten had. Ik had mijn benen ook naar de kant van de zoon gedaan zodat ik dichter bij hem was. Maar mijn grootoom ging door, hij bleef het doen ook al was ik opgeschoven naar zijn zoon.
V: Wat bleef hij doen?
A: Hij duwde zijn elleboog richting mijn borsten, hij zat met gespreide benen zodat zijn benen mijn benen raakten. Hij legde zijn hand toen op mijn dijbeen en hij raakte mijn borst aan met zijn hand. Hij deed zijn linkerhand over zijn rechterarm en raakte zo mijn borst de hele tijd aan over mijn kleding.
V: Kon iemand dat zien?
A: Nee, zijn zoon misschien maar als hij het had gezien dan had hij het vast opgenomen voor zijn vader.
V: Wat deed hij bij je dij?
A: Hij hield mijn dijbeen vast aan de bovenkant met zijn hand.
V: Hoe kon hij aan jouw borsten zitten?
A: Hij zat niet echt aan mijn borsten maar hij raakte ze aan. Mijn grootoom zat achter de bestuurder en ik zat daar dus naast. Hij zat dus met zijn hand op mijn dij, haalde die hand weg en met zijn elleboog bleef hij maar tegen mijn borst aan drukken. Hierna probeerde hij steeds met zijn hand mijn borst aan te raken. Hij deed dit over de kleding. Dit lukte ook.
V: Wat voelde je?
A: Ik voelde zijn hand op mijn borst en ik wist niet wat hij deed. Ik had wel het gevoel dat wat hij doet dat dat niet klopt. Daarom probeerde ik ook op te schuiven.
V: Hoe stopt het?
A: We waren al in de buurt waar hij af gezet zou worden dus toen is het opgehouden.
V: Hoe lang duurde het dat hij aan je borst zat?
A: Half uur ongeveer.
V: Wat dacht je toen hij dat deed?
A: Ik wist echt niet wat ik moest doen in die situatie. Ik voelde me er niet prettig bij.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: We hebben hem dus afgezet en ik vertelde gelijk aan mijn tante en nicht dat hij raar gedrag vertoonde. Ik heb niet gedetailleerd verteld wat er was gebeurd.
V: En toen?
A: De dag erna kwam mijn moeder terug uit Engeland. Ik heb haar onmiddellijk verteld wat er gebeurd was met mijn grootoom. Mijn moeder was heel boos en heeft het aan mijn vader verteld. Toen wisten we ook dat het bij meerdere mensen was gebeurd.
V: Want?
A: Mijn moeder heeft het die avond verteld tegen mijn tante waar mijn nichtjes bij waren. Die vertelden toen dat er bij hun ook dingen waren gebeurd.
V: Wat vertelden zij?
A: Ik heb ze verteld wat er bij mij gebeurde en ik herinner me dat mijn zus toen zei dat haar ook iets soortgelijks was overkomen. [naam 1] vertelde toen ook wat er met haar was gebeurd.
V: Wie waren erbij toen jij het vertelde?
A: Mijn moeder vertelde het eerst tegen mijn tante en daarna heb ik het ook verteld en daar waren mijn zus en nicht [naam 1] en neef [naam 4] ook nog bij aanwezig.
V: Hebben [naam 1] en je zus [naam 2] verteld wat er gebeurd is?
A: [naam 2] vertelde dat het bij haar gebeurde op een verjaardagsfeest en dat Paramjith haar op een ongepaste manier had aangeraakt. [naam 1] vertelde dat het meerdere keren is gebeurd bij haar, net als bij mij was ze dan in de auto. Ze vertelde dat ze toen ook jonger was toen het gebeurde.
V: Heeft ze verteld wat er was gebeurd bij haar?
A: Ja, hij aaide haar over haar rug in de auto en streelde haar borsten onder de kleding.
V: Weet je of er ook iets bij [naam 4] is gebeurd?
A: Ik herinner dat hij gezegd heeft dat onze grootoom hem tussen zijn benen heeft aangeraakt. Hij heeft pas later aangegeven dat er bij hem ook wat gebeurd was, toen waren wij al vertrokken naar Engeland.
V: Hoe gaat het verder als jij het hebt verteld en [naam 1] en je zus vertellen dat er ook wat bij hen gebeurd is?
A: We waren geshockeerd maar we stonden op het punt om te vertrekken naar Engeland. We lieten het wat het was. Wij verhuisden naar Engeland. We vonden het wel vervelend voor [naam 1] en [naam 4] omdat zij wel in de situatie met hem zouden blijven en toen heeft mijn vader tegen hen gezegd dat ze niet meer bij mijn grootoom in huis moesten komen.
V: Maar uiteindelijk zit je toch hier?
A: Ja [naam 1] kreeg therapie , want zij heeft veel geleden eronder. Ik heb het geheel geblokkeerd, misschien omdat ik niet zo goed begreep wat er gebeurd was. [naam 1] wilde niet meer in zijn buurt zijn en zij gaf aan dat ze gerechtigheid wilde. Ik heb toen besloten dat ik hier ook naar toe wilde komen om aangifte te doen.
V: Want heb jij last gehad van het geen er gebeurd is met je grootoom?
A: Ik was wel heel jong toen het gebeurde. Een aantal jaar vergat ik het maar nu ik ouder wordt wordt het getriggerd als mensen het hebben over hebben. Ik heb er last van. Het onderwerp kwam op school voorbij en ik had daar veel last van. Ik kreeg lichamelijke klachten en ging auto mutileren. Daarvoor heb ik therapie gekregen en dat heeft mij geholpen.
V: Hoe gaat het nu met je?
A: Het gaat iets beter, omdat ik nu aangifte doe kan ik het van me afzetten. Ik kan het hopelijk als levensles beschouwen.
V: Wat vind je dat er met je grootoom moet gebeuren?
A: Hij moet opgesloten worden en naar de gevangenis voor wat hij heeft gedaan.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt op 12 juni 2021 (p. 24-27);
V: U bent uitgenodigd om al getuige gehoord te worden want er is aangifte gedaan, weet u door wie er aangifte is gedaan?
A: Ja, Door mijn dochter [naam 1] .
V: Wat heeft ze precies verteld over die keer in 2011?
A: Niet veel, ze heeft het voor zich zelf gehouden. Ze heeft alleen verteld: Dat ik aan het rijden was, het was later op de avond. Het was donker. Ze zegt dat ze me een paar keer gevraagd had hoe laat het was en of we al thuis waren. Ik kan me dat wel herinneren. Ik herinner me ook de toon van haar stem, ik dacht misschien zat ze krap. Ik wist toen niet waarom maar dat weet ik nu pas. Ze heeft het me veel later verteld.
V: Wanneer heeft ze het tegen u verteld?
A: In 2017
A: Mijn zusje woonde ook bij ons in en haar dochter heeft verteld dat ze na een feestje in de auto door opa bij haar borsten was aangeraakt. Toen vertelde [naam 1] dat het ook bij haar was gebeurd.
V: Hoe heet uw nichtje?
A: [naam 3] . Zij is nu 13 of 14 jaar oud. Ik weet het niet precies, het is de middelste dochter van mijn zusje. Ze heeft 3 dochters. Ze wonen nu in Engeland. De hele familie.
V: Wie waren erbij toen [naam 1] dit tegen u voor het eerst vertelde?
A: Mijn zusje en alle kinderen van mijn zusje. [naam 2] en [naam 3] , en mijn zoon [naam 4] . [naam 4] is van [geboortedatum 5] -2004.
(…)
V: U hoort het dan wat [naam 1] verteld, wat heeft u vervolgens met deze informatie gedaan?
A: Het is moeilijk, in onze cultuur. Als je ouder bent dan word je niet aangesproken op dingen. We zijn gewoon weggebleven bij hem. We zijn minder met hem omgegaan. Door corona werd het helemaal minder. Nu met de versoepelingen kwamen we weer met de familie bij elkaar en [naam 1] heeft daar moeite mee want hij komt dan ook. Mijn man heeft opa toen aangesproken. Ik had het mijn man verteld. Hij wist al iets maar hij wist niet dat het zo erg had. We zien dat [naam 1] het er moeilijk mee heeft. Opa is toen langs gekomen bij ons vorig jaar november.
V: Hoe ging dat?
A: Hij kwam langs met zijn vrouw en zijn zoon. Mijn man zei wat we gehoord hadden, van alle kinderen. Dat hij ze zou aangeraakt hebben en mijn man vroeg: "waarom". We kregen geen reactie van hem.
V: Zei überhaupt iemand iets?
A: De zoon zei: dat kan niet. Toen zei mijn zoon wat er bij hem was gebeurd want hij is ook aangeraakt. Opa zei toen :"als ik wel iets heb gedaan dan sorry daarvoor". Hij wilde daarna wel gewoon thee blijven drinken. Maar hij mocht van ons weg gaan.
V: Wat vindt u ervan dat [naam 1] aangifte heeft gedaan?
A: Ik denk dat het het juiste is om te doen maar qua familie en cultuur kun je het beter niet doen. We hebben hem wel aangesproken maar hij heeft nooit gezegd waarom hij dit gedaan heeft. Als ik er over na denk dan is het echt ziek. Ik voel me hulpeloos dat ik niets heb kunnen doen voor mijn kinderen.
9. Het proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt op 19 april 2022 (p. 38-41);
V: Wat heeft [naam 1] precies tegen u verteld wat [de verdachte] bij haar gedaan zou hebben?
A: Het kwam eigenlijk door mijn dochter [naam 3] . Wij waren bezig met verhuizen naar Engeland. [naam 3] mijn dochter was nog in Nederland en verbleef bij mijn zus, de moeder van [naam 1] , ze ging mee naar een trouwerij met mijn zus. Het was augustus 2017. We kwamen weer terug in Nederland en mijn dochter vertelde mij dat [de verdachte] haar aan had geraakt. Ze was toen 10 jaar oud. Hij had met zijn hand aan haar borsten gezeten tijdens de reis. Hij had bij hun in de auto gezeten.. Toen [naam 3] dit vertelde waren we in de huiskamer van de woning van mijn zus. [naam 1] was erbij en mijn andere dochter [naam 2] . Zij gingen toen ook dingen vertellen over [de verdachte] . Het was shocking dat de meiden onafhankelijk van elkaar dingen vertelde over [de verdachte] . Het was niet normaal wat [de verdachte] had gedaan bij de meiden.
V: Wanneer heeft [naam 1] dit tegen u verteld?
A: Dat was die keer nadat [naam 3] vertelde dat [de verdachte] aan haar had gezeten. Paramajit reist vaak met de familie mee naar feestjes. [naam 1] zat een keer achter in de auto met hem en toen heeft hij zijn hand in haar blouse gezeten en hij ging haar lichaam de hele tijd aanraken. En bij [naam 2] , was het niet in de auto vertelde ze. Het was tijdens een feestje. Ze zat naast [de verdachte] . Hij ging [naam 2] knuffelen en toen deed hij zijn hand in haar blouse, ze had feestkleding aan en hij raakte haar aan op haar lichaam en wreef over haar borst.
V: Wanneer zou het gebeurd zijn met [naam 1] ?
A: Ik weet dat niet precies. Augustus 2017 was met [naam 3] , daarvoor was met [naam 1] . Want alles, dus ook met [naam 2] was daarvoor.
A: Het gaat over [naam 3] , ik merkte dat het hele gebeuren veel invloed op haar heeft gehad. Ze heeft een eetstoornis en een angst stoornis. Ze is onder behandeling, ze heeft een trauma van wat haar is overkomen op haar tiende met [de verdachte] . Ze is nu 15 en elke keer als er iets ter sprake komt van een aanranding dan wordt zij getriggerd. [naam 1] heeft eigenlijk dezelfde symptomen, na dezelfde ervaring. Ook angsten. De rol die [de verdachte] speelt in de gemeenschap maakt dat veel kinderen kwetsbaar zijn in zijn omgeving. In deze gemeenschap zullen kinderen niet snel iets zeggen maar ze zijn dus wel in gevaar.
V: En uw andere dochter [naam 2] ?
A: Dat is een stoere, anders dan [naam 3] , ze laat niets zien, niets merken en ze vraagt niet om hulp dus het lijkt of het oké is dat alles goed gaat.
10. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , getuige, op 17 augustus 2023 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
(…)
9.
U vraagt of het vaker gebeurde dat mijn dochter ofmijn kinderen met opa achterin zaten in de auto. Ja. U vraagt of dat ook geldt voor mijn zoon. Ja.
(...)
Het is ons opgevallen dat ze afstand hield van hen. U vraagt op welk moment dat is opgevallen. Er leek iets niet te kloppen, maar wat het was? Ze hield afstand van opa.
(...)
12. U zegt dat die ritten in de zomer van 2017 waren en dat uit haar verklaring bleek dat ook [naam 2] en [naam 3] hebben verteld dat zij ook door opa waren betast. Ja. U zegt dat mijn zoon, [naam 4] , toen ook heeft verteld dat hij was betast. Dat klopt. U zegt dat ik zojuist heb gezegd dat ik opmerkte dat [naam 1] afstand hield. Ja, een beetje. U vraagt of ik dat merkte voordat bekend werd wat er was gebeurd of dat ik dat nu achterafzeg. Dat kan ik niet zeggen, maar het is wel mijn dochter. Ik merkte wel dat er iets niet klopte, maar wat is het? Ik wist niet wat er gebeurd was.
(...)
17. U vraagt hoe dat gesprek verliep met opa. Het is nogal lang geleden. Hij heeft wel gezegd: “als ik ze wel heb betast spijt het mij”. Zoiets heeft hij gezegd als ik mij het goed kan herinneren.
18. U houdt mij voor dat de verdachte heeft verklaard dat hij excuses heeft gemaakt, maar dat hij het niet heeft gedaan. U vraagt wat ik daarvan vind. Dat is niet waar.
(...)