Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser,
(gemachtigde: mr. A. Bondarev).
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft zijn beroep op 5 september 2024 laten behandelen, maar is niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met internationale verplichtingen behandelen.
Eiser heeft aangevoerd dat de detentie- en leefomstandigheden in Polen in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hij stelt dat de minister niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Polen en dat er een risico bestaat dat hij wordt uitgezet naar Tadzjikistan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Polen zodanig is dat de minister niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims te onderbouwen met actuele en relevante informatie, en bevestigt dat de minister niet verplicht is om verdergaand onderzoek te verrichten dan wat reeds is vastgesteld in eerdere rechtspraak.