Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[naam 2] te [woonplaats] ,
DPG MEDIA B. V., te Amsterdam,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [naam 2] , tevens houdende eis in reconventie met producties en aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling van 20 september 2024;
- de op 20 september 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door partijen pleitnotities zijn overgelegd.
2.De feiten in conventie en reconventie
victim blamingen wordt de vraag gesteld of hij wel geschikt is om slachtoffers van de zaak rondom [tv-programma] bij te staan.
Ditmaal van het plegen van meerdere keren valsheid in geschrifte vanwege het indienen van volgens [naam 2] ‘valse stukken’ bij de rechtbanken in Amsterdam en Lelystad.
4.3. [naam 1] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat bij de beantwoording van de vraag of de uitlatingen voldoende steun vinden in het feitenmateriaal alleen kunnen worden beoordeeld op basis van de op het moment van het doen van die uitlatingen bekende feiten. Later gebleken feiten die de juistheid van de uitlatingen ondersteunen, kunnen alsnog – achteraf – een rechtvaardiging voor die publicatie vormen, ook al was de feitelijke basis aanvankelijk te mager. Andersom maken later gebleken feiten, die de juistheid van het gepubliceerde weerspreken, die publicatie niet achteraf onrechtmatig, wanneer de ten tijde van de publicatie beschikbare feiten die publicatie op dat moment wel rechtvaardigden. (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
(…)Volgens [naam 2] zijn zowel naam als verklaring verzonnen en maakt [naam 1] zich daarmee schuldig aan valsheid in geschrifte.”
en maakt [naam 1] zich daarmee schuldig aan valsheid in geschrifte.’
“Advocaat [naam 2] doet opnieuw aangifte tegen [naam 1] (...). Ditmaal van het plegen van meerdere keren valsheid in geschrifte vanwege het indienen van, volgens [naam 2] , ‘valse stukken’ bij de rechtbanken in Amsterdam en Lelystad.”Het artikel eindigt vervolgens met de door [naam 1] gewraakte uitlating: “
Volgens [naam 2] zijn zowel naam als verklaring verzonnen en maakt [naam 1] zich daarmee schuldig aan valsheid in geschrifte.”
en maakt [naam 1] zich daarmee schuldig aan valsheid in geschrifte.’ refereert aan het indienen van de notariële akte in de kortgedingprocedures in Amsterdam en Lelystad en niet aan de politiemelding en/of notariële akte zelf. [5]
met het indienen van de stukkenschuldig maakt aan valsheid in geschrifte. Dit brengt echter nog niet mee dat de door [naam 1] gevorderde rectificatie jegens DPG kan worden toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van de hiervoor geciteerde aanhef van het artikel, gelezen in de context van het gehele artikel, voor de lezer in voldoende mate duidelijk dat het gaat om een aangifte van [naam 2] jegens [naam 1] vanwege het indienen van stukken bij rechtbanken en dat geen sprake is van een aangifte of een strafrechtelijke veroordeling vanwege valsheid in geschrifte voor wat betreft de melding bij de politie en de notariële verklaring.