ECLI:NL:RBDHA:2024:15305
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting van een Egyptische vreemdeling met nieuwe identiteitsinformatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Egyptische vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had op 9 juli 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 20 september 2024 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich gebogen over de vraag of de maatregel van bewaring rechtmatig is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nieuwe feitelijke informatie beschikbaar is over de identiteit van eiser, die in een vertrekgesprek op 15 maart 2022 is verkregen. Dit betreft een paspoort dat door de Politie Den Haag is ontvangen, waarvan de naam en geboortedatum niet overeenkomen met de gegevens die eiser in 2017 heeft gepresenteerd. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende reden is om te concluderen dat de nationaliteit van eiser niet kan worden bevestigd en dat er zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser heeft aangevoerd dat de minister niet voortvarend werkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen.
De rechtbank concludeert dat de belangen van de minister bij het voortduren van de bewaring zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij invrijheidsstelling, mede gezien de medische omstandigheden van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier S. Strating, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.