ECLI:NL:RBDHA:2024:15208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
NL24.33455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, haar asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelde dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiseres eerder in Kroatië een aanvraag had ingediend. Eiseres voerde aan dat Kroatië niet veilig was en dat zij risico liep op pushbacks en collectieve uitzetting. De rechtbank oordeelde echter dat de Kroatische autoriteiten de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag hadden geaccepteerd en dat er geen bewijs was dat eiseres als Dublinclaimant in gevaar zou komen. De rechtbank bevestigde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was en dat eiseres niet had aangetoond dat haar situatie anders was dan die van andere Dublinclaimanten. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres voldoende waren meegewogen in de besluitvorming en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een overdracht naar Kroatië onevenredig hard zouden maken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33455

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]

mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1](geboren [geboortedag 1] 2020) en
[minderjarige 2](geboren [geboortedag 2] 2022)
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is aanwezig [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 24 februari 2024 in Kroatië al een asielaanvraag had ingediend. Nederland heeft op grond hiervan op 1 mei 2024 een verzoek tot terugname verstuurd aan de Kroatische autoriteiten. [2] Op 15 mei 2024 heeft Kroatië het verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Kroatië vaststaat. [3]
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen, en voert daartoe het volgende aan. De verantwoordelijkheid van Kroatië staat niet vast, omdat zij in het claimakkoord hebben aangegeven dat de procedure om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is nog niet is afgerond. Verder kan ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Zij loopt namelijk risico slachtoffer te worden van pushbacks en collectieve uitzetting omdat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen asielzoekers en Dublinclaimanten. Ook is er in Kroatië een tekort aan opvangplekken. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 17 juli 2024 [4] , zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 6 augustus 2024 [5] en zittingsplaats Haarlem van 27 augustus 2024. [6] Verder is zij in Kroatië slecht behandeld. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek verricht en onvoldoende gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Ook is het belang van het kind niet meegenomen in de besluitvorming. Zij verwijst daarbij naar het arrest K en L [7] waaruit volgt dat de belangen van het kind in een concreet en individueel geval moeten worden vastgesteld en vervolgens moeten worden meegenomen in de verdere beoordeling. Tijdens het aanmeldgehoor is niet voldoende ingegaan op de situatie van de minderjarige kinderen van eiseres. In dit kader verwijst eiseres naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 30 juli 2024 [8] en zittingsplaats Amsterdam van 26 juni 2024. [9]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Kroatische autoriteiten hebben het terugnameverzoek op 15 mei 2024 geaccepteerd op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Dat de Kroatische autoriteiten de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is nog niet hebben afgerond, neemt niet weg dat zij akkoord zijn gegaan met de terugname van eiseres en de verantwoordelijkheden die daarbij horen hebben geaccepteerd. Gelet hierop is verweerder er terecht vanuit gegaan dat eiseres een asielaanvraag heeft ingediend in Kroatië en Kroatië voor het verdere verloop van de asielprocedure verantwoordelijk is.
5. De Afdeling [10] heeft op 13 september 2023 geoordeeld dat in het geval van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [11] Dit is daarna in een aantal uitspraken door de Afdeling bevestigd. [12] Het is aan eiseres om aan te tonen dat dit in haar geval anders is. Eiseres is daarin niet geslaagd.
6. Eiseres heeft in dit verband niet aannemelijk gemaakt dat zij als Dublinclaimant slachtoffer wordt van pushbacks of collectieve uitzetting bij overdracht naar Kroatië of dat zij na overdracht in zodanig slechte omstandigheden terecht zal komen dat de bijzonder hoge drempel als bedoeld in het Jawo-arrest [13] wordt bereikt. De Afdeling heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken krijgen met pushbacks of dat zij het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van hun asielverzoek. De Kroatische autoriteiten hebben namelijk in een brief van 15 november 2022 bevestigd dat asielzoekers die worden overgedragen op grond van de Dublinverordening adequaat worden behandeld. De ervaringen die eiseres zelf stelt te hebben gehad, hebben plaatsgevonden toen zij illegaal Kroatië inreisde en bij terugkeer zal zij terugkeren als Dublinclaimant. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, anders dan eiseres heeft aangevoerd, er onderscheid gemaakt kan worden tussen Dublinclaimanten en anderen die op illegale wijze Kroatië binnenkomen. Dublinclaimanten worden namelijk gedocumenteerd overgedragen. Zij reizen met een zogeheten Dublin laissez-passer ten behoeve van de overdracht. Eiseres heeft zodoende niet aannemelijk gemaakt dat zij bij overdracht als Dublinclaimant een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [14] en artikel 4 van het Handvest. [15] De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Eiseres heeft voorts evenmin informatie overgelegd waaruit blijkt dat in Kroatië sprake is van fundamentele systeemfouten in de opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de maximale opvangcapaciteit niet wordt bereikt, omdat Kroatië een doorreisland is en vreemdelingen slechts korte tijd in de opvang verblijven. Dit volgt volgens verweerder ook uit de meest recente AIDA-rapportage en is tevens bevestigd door de Kroatische ombudsvrouw. Eiseres heeft ook verklaard te zijn doorgereisd na haar illegale inreis in Kroatië. De Kroatische autoriteiten hebben met het claimakkoord de terugname van eiseres geaccepteerd. Dat betekent dat haar asielaanvraag in behandeling zal worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Niet is gebleken dat eiseres bij voorkomende problemen niet kan klagen of dat dit bij voorbaat zinloos is. Deze beroepsgrond slaagt dan ook evenmin.
8. In de verklaringen van eiseres over haar ervaringen in Kroatië heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiseres heeft haar verklaringen namelijk niet nader onderbouwd. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres voldoende betrokken bij de besluitvorming door onder verwijzing naar artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening te stellen dat het in principe altijd in het belang van het kind is om bij zijn ouders te blijven. Hoewel het nogmaals reizen voor de minderjarige kinderen van eiseres moeilijk kan zijn, kan dit niet leiden tot het oordeel dat verweerder de aanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken. Verder zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het in het belang van de kinderen is om in Nederland te blijven en dat een overdracht zal leiden tot onevenredige hardheid.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger-beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger-beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
3.Op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 juni 2024, zaaknummer C-646/21, in de zaak K en L tegen Nederland, ECLI:EU:C:2024:487.
10.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
13.Het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, met zaaknummer ECLI:EU:C:2019:218.
14.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
15.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.