In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 30 juli 2024, zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard. Eisers, van Syrische afkomst, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris niet in behandeling waren genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de kinderen van eisers niet adequaat zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw op de aanvragen te beslissen, met inachtneming van de belangen van de kinderen en de medische situatie van de ouders. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.