Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] (V-nummer: [V-nummer]), eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
zware grondenvermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
en als
lichte grondenvermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
inde maatregel deze verzwaarde belangenafweging op te nemen. De rechtbank overweegt dat het zou hebben volstaan als verweerder in de maatregel had vermeld dat indien de voortduring van de maatregel zes maanden overschrijdt er een verzwaarde belangenafweging zal worden verricht en deze belangenafweging in verband met kenbaarheid en toetsbaarheid vervolgens in de M120 zou hebben vermeld. In het nieuwe model M120 kan deze belangenafweging ook eenvoudig onder 10a worden opgenomen. Verweerder heeft niet onderkend dat hij hiertoe gehouden was en heeft zich hiervan in de maatregel geen rekenschap gegeven en ook in het geheel geen verzwaarde belangenafweging verricht. Eiser is door het achterwege laten hiervan in zijn belangen geschaad en de voortduring van de maatregel is daardoor vanaf het moment van het verstrijken van de zogenoemde zesmaandentermijn onrechtmatig geworden.