ECLI:NL:RBDHA:2024:14660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
NL24.30935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser was afwezig.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.

Eiser betoogt dat de overdracht aan Frankrijk in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest, omdat Frankrijk kampt met een opvangtekort. Hij verwijst naar AIDA-rapporten die deze situatie beschrijven. De rechtbank overweegt dat, hoewel er problemen zijn in de opvang, deze niet dusdanig zijn dat er gesproken kan worden van structurele tekortkomingen. De rechtbank concludeert dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk nog steeds van toepassing is en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Frankrijk geen toegang heeft tot medische zorg.

De rechtbank oordeelt verder dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken, gezien de individuele omstandigheden van eiser. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.

Kan ten aanzien van Frankrijk worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat overdracht aan Frankrijk een schending van artikel 4 van het EU Handvest oplevert. Frankrijk kampt immers met een opvangtekort, waardoor eiser op straat zal belanden. Eiser verwijst ter onderbouwing daarvan naar het AIDA Country Report: France (update 2022) (AIDA-rapport 2022) waaruit blijkt dat eind 2022 38% van de asielzoekers geen opvang genoot en het AIDA Country Report: France (update 2023) (AIDA-rapport 2023). In het AIDA-rapport 2022 staat expliciet benoemd dat ook Dublinterugkeerders worden geconfronteerd met obstakels bij de toegang tot de opvangvoorzieningen. Ter voorbereiding op de Olympische Spelen die in Parijs plaatsvinden hebben daarnaast veel hotels hun opvangmogelijkheden stopgezet. [3] Uit berichtgeving in de media blijkt ook dat de Franse autoriteiten daklozen uit Parijs deporteren ter voorbereiding op de Olympische Spelen. [4] Eiser voert aan dat hij, omdat hij een alleenstaande man is, een grote kans loopt om geen opvang te krijgen. Eiser verwijst verder naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 juni 2024 waaruit volgens hem volgt dat voor kwetsbare vreemdelingen nader onderzoek nodig is wat de opvang en toegang tot de medische faciliteiten in Frankrijk betreft. [5] Eiser betoogt dat hij vanwege medische problematiek, namelijk besmetting met tuberculose (TBC), ook als kwetsbaar moet worden aangemerkt.
5.1.
De rechtbank overweegt dat in beginsel nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. [6] Eiser kan dat vermoeden weerleggen, maar is daarin niet geslaagd. Hoewel uit het AIDA-rapport 2022 wel volgt dat er problemen zijn in de opvang, is dit rapport reeds betrokken in rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) en is geoordeeld dat deze problemen niet dusdanig zijn dat gesproken kan worden van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. [7] De rechtbank ziet in het AIDA-rapport 2023 geen aanleiding om daar anders over te oordelen, nu uit dat rapport geen wezenlijk ander beeld blijkt dan uit het rapport dat gaat over 2022. Ook dit rapport biedt daarom geen grond voor het oordeel dat de problemen in het opvangsysteem in Frankrijk dermate ernstig en structureel zijn dat Dublinclaimanten bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico lopen om terecht te komen in een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Ook de overige door eiser overgelegde informatie leidt niet tot een dergelijk oordeel. Uit het artikel van CNN volgt niet dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen, nu hieruit niet volgt dat het gaat om opvangplekken voor Dublinterugkeerders. [8] Het bericht van BNNVARA ziet uitsluitend op de situatie van asielzoekers en andere migranten in Parijs. Niet is gebleken dat eiser ook daadwerkelijk terug moeten keren naar dat deel van Frankrijk, zodat ook daarom niet vaststaat dat de berichtgeving relevant is voor zijn situatie.
5.2.
De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook vanuit moet worden gegaan dat voor eiser in Frankrijk (spoedeisende) medische voorzieningen beschikbaar zijn. Hoewel uit de rapporten waar eiser naar verwijst en de informatie die is aangehaald in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, blijkt dat asielzoekers (alleen) in de eerste drie maanden van hun verblijf niet verzekerd zijn voor niet-urgente zorg, stelt de minister zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat in het geval van eiser een medische noodsituatie ontstaat wanneer hij niet op korte termijn (verder) behandeld wordt. In dit verband is van belang dat in de brief van de arts die eiser op zijn spreekuur heeft gezien dat eiser in het geheel geen klachten heeft. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat eiser na ommekomst van die drie maanden geen aanspraak zal kunnen maken op medische zorg in Frankrijk.
5.3.
De minister stelt zich naar het oordeel van de rechtbank dus terecht op het standpunt dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft dat vermoeden niet succesvol weten te weerleggen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag van eiser niet aan zich trekt op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser betoogt dat hij in Frankrijk niet veilig is. Eiser is in Frankrijk namelijk van zijn vrijheid beroofd door een mensensmokkelaar die wilde dat hij drugs zou verkopen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister in de door eiser aangevoerde individuele omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag aan zich te trekken. De minister heeft daarbij terecht betrokken dat eiser zich bij voorkomende problemen kan wenden tot de Franse autoriteiten en dat niet is gebleken dat die autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. P.I. van der Meer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser verwijst ter onderbouwing daarvan naar een artikel van CNN van 29 september 2023 ‘France moves homeless people out of Paris as city prepares for next summer’s Olympics’.
4.Eiser verwijst ter onderbouwing daarvan naar een artikel van BNNVARA van 3 juni 2024 ‘Parijs deporteert daklozen de stad uit in aanloop naar Olympische Spelen’.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737 en meer recent van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863.
7.Zie de uitspraken van de Afdeling van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863 en 18 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2472.
8.Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, oordeelde dat op 27 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:20249186). De Afdeling bevestigt dat oordeel op 7 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2361).