ECLI:NL:RBDHA:2024:13363
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot presentatie aan diplomatieke vertegenwoordiging
Op 20 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd, bezwaar maakte tegen zijn presentatie aan de Tsjadische diplomatieke vertegenwoordiging. Verzoeker had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen. Hij had beroep ingesteld tegen deze afwijzing en mocht de uitspraak op dat beroep in Nederland afwachten. De minister van Asiel en Migratie had echter aangekondigd dat verzoeker op 21 augustus 2024 zou worden gepresenteerd aan de ambassade in Brussel. Verzoeker voerde aan dat deze presentatie prematuur was en dat hij niet kon worden gepresenteerd zolang zijn beroep nog aanhangig was. Hij stelde dat de presentatie een uitzettingshandeling was die de effectiviteit van zijn rechtsmiddel zou aantasten, vooral gezien zijn traumatische ervaringen in Tsjaad.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker wel degelijk een bezwaarschrift kon indienen om de presentatie te voorkomen. De rechter stelde vast dat de minister ten onrechte had gesteld dat het bezwaarschrift niet kon worden ingediend. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister van de vreemdeling medewerking kan vorderen aan de voorbereiding van het vertrek, maar dat de presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging niet als een uitzettingshandeling kan worden beschouwd. De rechter oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat hij te vrezen had voor de autoriteiten van zijn land, en dat de voorgenomen presentatie de effectiviteit van het beroep niet zou aantasten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.