ECLI:NL:RBDHA:2023:17613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
NL23.20288 en NL23.20290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op presentatie van verzoekers aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria in het kader van asielprocedures

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van twee Nigeriaanse verzoekers en hun minderjarige dochter. De verzoekers hadden eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. Tegen deze afwijzing hebben zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers niet gepresenteerd mogen worden aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria tot vier weken na de beslissing op hun asielberoepen. Dit verbod is ingesteld omdat de presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging kan worden gezien als een feitelijke uitzettingshandeling, die de effectiviteit van hun asielprocedures zou kunnen aantasten. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook rekening gehouden met de psychische toestand van verzoekster, die onder behandeling staat en ernstige psychische problemen vertoont. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoekers zwaarder laten wegen dan de belangen van de staatssecretaris, die de presentatie wilde laten doorgaan. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.20288 en NL23.20290
V-nummers: [V-nummer 1]
[V-nummer 2]
[V-nummer 3]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1997, verzoeker,
en
[verzoekster 1],
geboren op [geboortedatum 2] 1992, verzoekster,
en hun minderjarige kind
[verzoekster 2], verzoekster II,
allen van Nigeriaanse nationaliteit, hierna tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluiten van 23 januari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Wat is aan deze procedure voorafgegaan?
1.1
Verzoeker en verzoekster zijn partners. Verzoekster II is hun minderjarige dochter. Verzoekers hebben op 6 augustus 2020 aanvragen ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvragen in de bestreden besluiten afgewezen en tegen verzoekers een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, die aanhangig zijn bij deze rechtbank en zittingsplaats. [2] Deze beroepen zijn geregistreerd onder zaaknummers NL23.5061 en NL23.5062.
1.2
Bij brief van 29 juni 2023 zijn verzoekers door de DT&V [3] uitgenodigd voor een gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiger van Nigeria. Verzoekers hebben de DT&V op 11 juli 2023 verzocht om deze presentatie te annuleren. Bij e-mail van 12 juli 2023 heeft de DT&V dit verzoek afgewezen. Verzoekers hebben tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. De DT&V heeft in reactie op dit bezwaar bij e-mail van 12 juli 2023 het verzoek om de presentatie te annuleren opnieuw afgewezen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van
de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
Hebben verzoekers de juiste rechtsingang gekozen?
3. De voorzieningenrechter ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of verzoekers de juiste rechtsingang hebben gekozen, nu verzoekers zowel een verzoek om een voorlopige voorziening hangende de beroepen tegen de bestreden besluiten hebben ingediend, als een verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen de beslissing van de DT&V om het gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiger niet te annuleren. De voorzieningenrechter overweegt dat de uitnodiging van verzoekers voor een gesprek met de diplomatiek vertegenwoordiger moet worden aangemerkt als een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw [4] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu in beroep nog geen uitspraak is gedaan over de afwijzing van de asielaanvragen van verzoekers, vanuit een oogpunt van concentratie van rechtsbescherming, deze feitelijke handeling aan de orde moet worden gesteld in de procedure over de afwijzing van de asielaanvragen middels daaraan connexe verzoeken tot een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling [5] van 21 februari 2013. [6] De verzoeken zullen daarom worden opgevat als verzoeken hangende de beroepen tegen de bestreden besluiten.
Voor de goede orde: dit betekent dat de rechtbank het ingediende verzoek om voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen de beslissing van de DT&V niet zal registreren en daar derhalve ook geen uitspraak op doen.
Spoedeisendheid
4. Niet in geschil is dat verzoekers zijn uitgenodigd voor een presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiger van Nigeria op 13 juli 2023 om 11:00 uur. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
Belangenafweging
5. Verzoekers voeren aan dat de presentatie van een vreemdeling aan de vertegenwoordiging van de autoriteiten van het land van herkomst een feitelijke uitzettingshandeling is die de effectiviteit van het door hen ingestelde beroep mogelijk aantast en daarmee in strijd is met het arrest [naam] [7] van het Hof [8] . De effectiviteit van de uitkomst van hun asielberoepen wordt namelijk aangetast als zij, voordat de bestuursrechter in hun zaken uitspraak heeft gedaan, gepresenteerd worden aan de vertegenwoordiger van hun land van herkomst, terwijl zij juist internationale bescherming vragen wegens vrees voor de autoriteiten, dan wel derden waartegen de autoriteiten onvoldoende bescherming kunnen of willen bieden. Verzoekers voeren daarnaast aan dat verzoekster in een ernstige psychische situatie verkeert en onder behandeling staat bij de GGZ. Zij heeft op 13 juli om 11:30 een afspraak met haar behandelaar en meent dat de presentatie daarom geen doorgang kan vinden. Bovendien achten verzoekers de presentatie onder deze omstandigheden medisch niet verantwoord.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het arrest [naam] niet in de weg staat aan de presentatie van verzoekers, nu de presentatie een voorbereidings- en geen uitzettingshandeling vormt. Dat verzoekers hangende beroep nog niet verwijderd mogen worden laat onverlet dat verweerder hiertoe al voorbereidingshandelingen mag treffen. Verweerder ziet in de psychische gesteldheid van verzoekster geen aanleiding om de presentatie geen doorgang te laten vinden, omdat verzoekers niet hebben aangetoond dat de presentatie voor haar te belastend zou zijn.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de beroepsprocedures van verzoekers tegen de bestreden besluiten nog bij deze rechtbank en zittingsplaats lopen en dat de werking van de bestreden besluiten, waaronder de daarin opgenomen terugkeerbesluiten, zijn opgeschort. Dit neemt niet weg dat verweerder op grond van artikel 61, tweede lid, van de Vw van de vreemdeling medewerking kan vorderen aan de voorbereiding van het vertrek uit Nederland.
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat het arrest [naam] in deze zaak aan de presentatie van eisers bij de Nigeriaanse vertegenwoordiging in de weg. Het Hof heeft in dit arrest geoordeeld dat het rechtsmiddel tegen een afwijzing van een verzoek om internationale bescherming doeltreffend dient te zijn en dat dit onder meer vereist dat alle gevolgen van het terugkeerbesluit worden geschorst totdat op dat rechtsmiddel is beslist. Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat verweerder hangende het beroep tegen een afwijzende asielbeschikking geen uitzettingshandelingen hangende mag verrichten als daarmee de effectiviteit van het daartegen ingestelde rechtsmiddel wordt aangetast. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het presenteren van verzoekers aan de diplomatieke vertegenwoordiging niet anders gezien kan worden dan een uitzettingshandeling, nu hiermee wordt beoogd de identiteit en nationaliteit van verzoekers vast te stellen om een terugkeer naar Nigeria mogelijk te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijke uitzettingshandeling de effectiviteit van het beroep aantast, als een vreemdeling in zijn asielrelaas stelt te vrezen voor de autoriteiten van zijn land van herkomst en hij al voordat op zijn asielberoep is beslist gepresenteerd wordt aan de diplomatieke vertegenwoordiging van dat land. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 18 mei 2022 [9] en zittingsplaats Utrecht van 15 september 2022 [10] Nu verzoekers in hun asielrelaas onder meer naar voren hebben gebracht dat zij bij een eventuele terugkeer vrees hebben voor de Nigeriaanse autoriteiten, is van een dergelijke situatie sprake. De verwijzing van verweerder naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 18 mei 2022 [11] en zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 1 juni 2023 [12] leidt niet een ander oordeel, nu geen sprake is van vergelijkbare gevallen. In deze zaken hadden de vreemdelingen namelijk in hun asielprocedure niet aangevoerd dat zij in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan.
9. De voorzieningenrechter weegt verder mee dat verzoekster – zo volgt uit het verslag van het intakegesprek met de psycholoog en psychiater – lijdt aan (ernstige) psychische problematiek, bestaande uit depressieve symptomen met suïcidegedachten en PTSS- en dissociatieve symptomen. Uit dit verslag blijkt ook dat de afwijzing van haar asielaanvraag, wegens deze psychische problematiek, bewust niet aan verzoekster is medegedeeld. Het valt daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet uit te sluiten dat de presentatie van verzoekster leidt tot een verslechtering van haar psychische problematiek. De belangen van verzoekers om niet op korte termijn te worden gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging wegen daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaar. De voorzieningenrechter acht verder van belang dat verweerder heeft aangevoerd dat hij zwaarwegende belangen heeft om de presentatie van verzoekers doorgang te laten vinden, maar niet nader heeft toegelicht waar deze zwaarwegende belangen concreet uit bestaan.
10. Gelet op de betrokken belangen zal de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toewijzen, in de zin dat het verweerder verboden wordt om verzoekers te presenteren bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria tot vier weken nadat op de beroepen met zaaknummers NL23.5061 en NL23.5062 is beslist.
11. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door
verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.674,- (bestaande uit twee punten voor het indienen van de verzoekschriften, met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe in de zin dat verweerder wordt verboden verzoekers te presenteren aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria tot vier weken nadat op de beroepen met zaaknummers NL23.5061 en NL23.5062 is beslist; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F.W. Victoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.De beroepen zijn geregistreerd onder de zaaknummers NL23.5061 en NL23.5062.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Arrest van 19 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:465.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie.
11.Zaaknummer: NL22.8801 (niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
12.Zaaknummer: NL23.15841 (niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).