ECLI:NL:RBDHA:2023:13636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.24167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake presentatie bij ambassade tijdens asielprocedure

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de voorgenomen presentatie bij de Nigeriaanse ambassade. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze presentatie en verzocht om een voorlopige voorziening totdat er op het beroep inzake de asielprocedure is beslist. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe zonder de zaak op een zitting te behandelen, en oordeelt dat er sprake is van spoedeisend belang, gezien de geplande presentatie op 31 augustus 2023.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker tegen het besluit tot afwijzing van zijn asielaanvraag, dat tevens geldt als terugkeerbesluit, de rechtsgevolgen van dat besluit opschort. Dit betekent dat verzoeker zijn status van asielzoeker behoudt totdat er een uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Gnandi, waarin wordt gesteld dat uitzettingshandelingen verboden zijn zolang er geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.

De voorzieningenrechter concludeert dat de presentatie bij de ambassade van verzoeker verboden is totdat er op het beroep in de asielprocedure is beslist. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24167

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de door de staatssecretaris voorgenomen presentatie op 31 augustus 2023 bij de Nigeriaanse ambassade.
1.1.
Verzoeker heeft bij de staatssecretaris bezwaar gemaakt tegen deze presentatie. Op 23 augustus 2023 heeft verzoeker, onder verwijzing naar de gronden van bezwaar, de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat afgezien wordt van de presentatie zolang nog niet op het beroep [1] bij de rechtbank inzake de asielprocedure is beslist.
1.2.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder de zaak op een zitting te behandelen. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Vanwege de omstandigheid dat de presentatie in persoon bij de ambassade staat gepland op 31 augustus 2023, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van spoedeisend belang. [3]
4. Het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit tot afwijzing van zijn asielaanvraag, welk besluit tevens geldt als terugkeerbesluit, heeft tot gevolg dat de rechtsgevolgen van dat besluit zijn opgeschort. [4] Desondanks kan van verzoeker medewerking worden gevorderd aan de voorbereiding van het vertrek uit Nederland. [5] De vraag is of het in het kader van deze voorbereiding in deze fase ook is toegestaan om verzoeker in contact te brengen met de autoriteiten van zijn land van herkomst.
5. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Gnandi [6] volgt dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit niet intreden zolang een rechter niet heeft beslist op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. De staatssecretaris heeft ook niet de bevoegdheid verzoeker uit te zetten hangende de beroepsprocedure. Ook volgt uit het arrest dat verzoeker zijn status van asielzoeker hangende de beroepsprocedure behoudt. De beroepsprocedure tegen de afwijzing van de asielaanvraag en dus tevens het terugkeerbesluit loopt nog bij deze rechtbank.
6. De voorzieningenrechter maakt uit het arrest Gnandi op dat hangende het beroep tegen het terugkeerbesluit weliswaar niet alle uitzettingshandelingen door de staatssecretaris zijn verboden, maar dat deze uitzettingshandelingen wel zijn verboden als ze de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten. Weliswaar komt het mogen afwachten van het beroep niet in gevaar met een presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten, maar het gaat hier niet alleen om het afwachten van de procedure, maar ook de effectiviteit van de uitkomst daarvan. Een presentatie bij de autoriteiten van het land waartegen verzoeker bescherming vraagt, voordat een rechter zich over die beschermingsvraag heeft uitgelaten, tast de effectiviteit van (de uitkomst van) het rechtsmiddel dus ook aan. Dit geldt temeer nu het juist (mede) de autoriteiten van Nigeria zijn waarvoor verzoeker stelt te vrezen. [7]
7. Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat presentatie van verzoeker bij de ambassade van zijn land van herkomst verboden is totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat presentatie van verzoeker bij de ambassade van zijn land van herkomst verboden is totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen komt verzoeker in aanmerking voor vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van deze vergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (één punt voor het indienen van het verzoekschrift met wegingsfactor 1). Omdat verzoeker is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat presentatie bij de ambassade achterwege blijft tot op het beroep in de asielprocedure is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL22.25504.
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
3.Als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 82 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De situatie van verzoeker valt niet onder één van de in het tweede en derde lid van dat artikel genoemde uitzonderingen.
5.Dit volgt uit artikel 61, eerste lid, van de Vw 2000.
6.HvJEU 19 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:465.
7.Vergelijk de uitspraken van deze rechtbank van 13 september 2018 (zp. Haarlem, ECLI:NL:RBDHA:2018:11253), 5 maart 2019 (zp. Rotterdam, ECLI:NL:RBDHA:2019:2130), 11 november 2021 (zp. Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2021:12566) en 11 mei 2022 (zp. Utrecht, ECLI:NL:RBDHA:2022:12060).