ECLI:NL:RBDHA:2024:1210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL23.20160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en gebruik van registertolk in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres had op 20 maart 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen hiermee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft.

De rechtbank toetst of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. Dit wordt gedaan aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening de aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Kroatië heeft ingestemd met een verzoek om terugname. Eiseres betoogt dat er geen gebruik is gemaakt van een registertolk tijdens het aanmeldgehoor, wat volgens haar niet correct was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom een niet-registertolk is ingezet en dat er geen gebreken in de communicatie zijn aangetoond.

Daarnaast betoogt eiseres dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, omdat er aanwijzingen zouden zijn voor onrechtmatige praktijken. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht van dit beginsel mag uitgaan, aangezien er geen overtuigende bewijsstukken zijn over de beweerde schendingen van de rechten van Dublinclaimanten in Kroatië. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar rechten in gevaar komen en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te nemen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er wordt informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 10 juli 2023, waarin de staatssecretaris heeft bepaald de asielaanvraag van eiseres van 20 maart 2023 niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het besluit om haar aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Registertolk
5. Niet in geschil is dat tijdens het Aanmeldgehoor Dublin op 13 april 2023 gebruik is gemaakt van een niet-registertolk in de taal Krio. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk en dit onvoldoende heeft gemotiveerd.
5.1.
Op grond van artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) maakt de staatssecretaris uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Op grond van het derde lid kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is, indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. Als van het gebruik van een beëdigde tolk wordt afgezien, dan moet dit op grond van het vierde lid met redenen omkleed schriftelijk worden vastgesteld.
5.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] volgt dat artikel 28, derde lid, van de Wbtv voor de motivering geen andere eis stelt dan dat de staatssecretaris de reden voor het gebruikmaken van een niet-beëdigde tolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden één van de in dat lid vermelde redenen moet zijn.
5.3.
In het verslag van het aanmeldgehoor heeft de staatssecretaris vermeld dat geen gebruik is gemaakt van een registertolk omdat er geen registertolk tijdig beschikbaar was. Hiermee heeft de staatssecretaris duidelijk gemaakt welke in artikel 28, derde lid, van de Wbtv vermelde reden van toepassing is.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de inzet van een niet-registertolk was gerechtvaardigd tijdens het aanmeldgehoor van eiseres. Uit de aard en termijnen van de Dublinprocedure volgt dat is voldaan aan de voorwaarde van vereiste spoed, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv. Verder is niet gebleken dat eiseres door de inzet van een niet-registertolk in haar belangen is geschaad. Uit het rapport van het gehoor blijkt ook niet dat sprake was van gebreken in de communicatie en dat er onduidelijkheden waren voor eiseres. Verder blijkt uit het rapport dat eiseres op de vraag of zij de tolk goed kan begrijpen en verstaan, bevestigend heeft geantwoord. Ook heeft eiseres de gelegenheid gehad om correcties en aanvullingen in te dienen ten aanzien van het schriftelijk rapport van het gehoor, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt. De door eiseres aangehaalde uitspraak leidt niet tot een ander oordeel. [4] De beroepsgrond slaagt niet.
Mag de staatssecretaris voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris voor Kroatië niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres zijn er namelijk aanknopingspunten dat de Kroatische autoriteiten zich schuldig maken aan pushbacks van Dublinclaimanten. Eiseres wijst ter onderbouwing naar uitspraken van verschillende zittingsplaatsen [5] , een rapport van Vluchtelingenwerk van 8 juli 2023, een rapport van Border Violence Monitoring Netwerk (BVMN) [6] en de eigen ervaringen van eiseres in Kroatië. Zij verbleef in Kroatië in detentie, waarbij zij geen toegang had tot eten en ook geen bijstand had van een advocaat. Na haar detentie is eiseres verzocht Kroatië te verlaten voordat zij een aanvraag tot asiel kon indienen. Daarnaast stelt eiseres dat uit het AIDA-rapport [7] volgt dat migranten een zogenaamd zeven-dagen-uitzettingsbevel krijgen: terugkeerbesluiten waarin migranten wordt bevolen de EER [8] binnen zeven dagen te verlaten.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris mag ten aanzien van Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is op 13 september 2023 door de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State (de Afdeling) bevestigd. [9] Dit betekent dat het niet aannemelijk is dat Dublinclaimanten in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aan te tonen dat in zijn geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank ziet in wat eiseres betoogt en de bronnen waar zij naar verwijst, geen reden voor een ander oordeel. Hieruit is niet gebleken dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks. Ook is niet gebleken dat Dublinclaimanten een zeven-dagen-uitzettingsbevel krijgen. Daarbij hebben de Kroatische autoriteiten middels het claimakkoord gegarandeerd het verzoek van eiseres in behandeling te nemen. Verder heeft eiseres heeft haar bezwaren die verband houden met de kwaliteit van de asielprocedure en opvangvoorzieningen niet door middel van stukken onderbouwd. De staatssecretaris heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat, mocht eiseres toch problemen ervaren in Kroatië, zij hierover kan klagen bij de Kroatische autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling had moeten nemen en eiseres aan Kroatië mag overdragen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1395.
4.Rb. Den Haag, zp Amsterdam 17 februari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:770.
5.Rb Den Haag, zp Amsterdam 6 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8123 en Rb Den Haag 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7776, Rb Den Haag, zp Haarlem 22 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9454, Rb Den Haag, zp Haarlem 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7776, Rb Den Haag, zp Amsterdam 6 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8122.
6.Border Violence Monitoring Network: “Black Book of Pushbacks”, 7 december 2022, [website]
7.Zie het AIDA Landenrapport Kroatië (2022-update) van 26 juni 2023.
8.Europese Economische Raad.
9.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.