ECLI:NL:RBDHA:2024:11989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 10 april 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 26 juli 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank overweegt dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 21 juni 2024 rechtmatig was. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in de afhandeling van zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld. De minister heeft op 5 juli 2024 gereageerd op een verzoek van de Algerijnse consul en de voortgang van de aanvraag voor een laissez-passer is niet afhankelijk van de bevestiging van de consul.
De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting naar Algerije is en dat eiser zijn medewerking aan de uitzetting niet verleent. Daarom is de inbewaringstelling niet in strijd met de wet. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.