ECLI:NL:RBDHA:2024:11232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
09/057885-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld bij het Zalencentrum Opera te Den Haag op 17 februari 2024

Op 17 februari 2024 vond er openlijk geweld plaats bij het Zalencentrum Opera in Den Haag, waar een bijeenkomst van de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland werd gehouden. De verdachte, geboren in Eritrea, werd beschuldigd van het plegen van openlijk geweld tegen politieambtenaren, brandweerpersoneel, journalisten en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die gewelddadig optrad tegen de politie en andere aanwezigen. De verdachte gooide stenen naar de Mobiele Eenheid (ME) en trok straatstenen uit de grond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en de Nationale Politie, die schade hadden geleden door het geweld. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de openbare orde, en dat dergelijk gedrag niet kan worden getolereerd in een democratische rechtsorde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/057885-24
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Eritrea),
BRP-adres: [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 mei 2024, 31 mei 2024, 3 juni 2024 (telkens inhoudelijke behandeling) en 5 juli 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. B. van Straaten en mr. K.J. Zeegers naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- ( met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en/of brandweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie toch onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
Tegen de verdachte is de verdenking gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij het zalencentrum.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde gedeeltelijk bewezen kan worden verklaard.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1.
Bewijsmiddelen
3.4.1.1. Ongeregeldheden 17 februari 2024 [1]
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag, is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld in een groepsapp die een groep tegenstanders met elkaar onderhield. [2]
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en stenen. [3] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen.
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’ s aangetroffen. [4] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, escaleerde de situatie. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. [5] Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd met vuurwerk gegooid. [6] De politie heeft meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [7] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum om zodoende de tegenstanders te verjagen en te verspreiden. Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [8] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders te verspreiden en weg te drijven in de richting van de Parallelweg. [9] Hierbij heeft de politie een linie gevormd die van de Fruitweg naar de Parellelweg bewoog. Tijdens deze charge werden weer stenen en ook fietsen naar de politie en de ME gegooid. De tegenstanders maakten ook met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. De politie gebruikte pepperspray om hen op afstand te houden. [10] Het geweld dat tegen de politie en de ME werd gebruikt was groot en door de druk op de linie was deze niet meer houdbaar. [11] De tegenstanders bleven met stenen en fietsen gooien; ijzeren palen werden uit de grond getrokken. [12]
Tegenstanders gooiden brandend materiaal onder een politievoertuig. [13] Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [14] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. Leden van de ME zijn nog kortstondig uit hun voertuig geweest, maar het bleek niet meer veilig om dat te doen. De groep tegenstanders was te groot, te massaal en te goed georganiseerd aanwezig. [15] De druk op het cordon werd onhoudbaar, traangas werd ingezet. [16] Diverse tegenstanders pakten door politieambtenaren geworpen traangasgranaten op en gooiden deze weer naar hen terug. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen. Vervolgens arriveerde versterking, de ME uit Rotterdam, waarmee werd voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. [17] In het zalencentrum brak paniek uit en werd gegild. [18] Door de spanning en warmte werden verschillende bezoekers onwel. [19]
Er werden (dienst)voertuigen in brand gestoken. Ook een touringcar werd in brand gestoken, waardoor diverse auto’s rondom deze touringcar in brand raakten en een gebouw dat gevaar liep. [20] Als gevolg van het geweld kon de brandweer de voertuigen niet blussen. [21] De brandweerlieden werden belaagd met stenen. [22] De voertuigen stonden dicht bij de gevel van het zalencentrum, als gevolg waarvan er rookontwikkeling in het zalencentrum optrad. [23] Later stond de voorzijde van het zalencentrum in brand. [24] De ramen van dat pand barstten. [25]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn er trottoirtegels losgetrokken om mee te gooien. [26] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [27] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [28] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg zijn vernielingen aangericht. [29] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [30] of geheel uitgebrand. [31] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld, met schade tot gevolg. [32]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn ook een fotograaf [33] en een verslaggever belaagd. [34] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen/voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [35] en de verslaggever [36] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [37] , (schaaf)wonden, zwellingen [38] , verrekkingen [39] en kneuzingen. [40] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [41] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen, waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [42]
3.4.1.2. Het handelen van de verdachte
Op 17 februari 2024 was verbalisant [naam 74] , als lid van de ME, in de functie van hondengeleider bij het zalencentrum. Hij verklaart dat omstreeks 17.35 uur bijna alle leden van een grote groep Etritrese mannen ter hoogte van de As-Soennah-moskee, gelegen aan de Fruitweg, te Den Haag, straatstenen uit de grond trokken en die op straat kapot gooiden. Zij gooiden die kapot gegooide stenen in de richting van de verbalisant en zijn collega’s van de ME. Een persoon trok twee straatstenen uit de grond en gooide op een afstand van 15 à 20 meter één steen in de richting van de ME-leden. Om 17.40 uur heeft de verbalisant deze man, de verdachte, aangehouden. [43]
De verdachte heeft op 18 februari 2024 bij de politie verklaard dat hij op TikTok had gezien dat er een feest zou zijn en dat zij het adres daarvan gingen delen op social media. [44] Op de zitting van 17 mei 2024 heeft de verdachte bevestigd wat hij in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 20 februari 2024 heeft verklaard, te weten dat hij een stuk steen van de grond heeft geraapt. [45]
3.4.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte medepleger is van openlijk gepleegd geweld en zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het “in vereniging” plegen van openlijk geweld moet worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. [46]
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. [47] De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. [48] Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. [49] Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. Een bijdrage van voldoende gewicht kan mede bestaan uit het filmen van de geweldshandelingen als onderdeel van een gezamenlijke actie. [50] De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. [51]
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
Op basis van de hiervoor onder 3.4.1.1. gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Verder staat vast dat rond 16.45 uur voor het eerst buiten het zalencentrum naar de politie met stenen werd gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichtten. De groep demonstranten was op dat moment aangezwollen tot ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten bij het zalencentrum naar binnen wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, de groep uiteen te drijven en te verjagen, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Nadien is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg, waar rond 21.30 uur de rust weerkeerde.
Het geweld voltrok zich dus op plekken die zich op een geringe afstand van elkaar bevonden, in een tijdsbestek van vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de één bevorderde dat de ander mee ging doen of mee bleef doen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld
Op grond van de hiervoor onder 3.4.1.2. genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte deel uitmaakte van in een groep personen, die bijna allemaal stenen uit de straat trokken, kapot gooiden en stukken steen naar de ME gooiden. Ook de verdachte heeft stenen uit de grond getrokken en een steen naar de ME gegooid en daarmee een actieve bijdrage aan het geweld geleverd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de verbalisant – dat deels door de verklaring van de verdachte wordt ondersteund - dat de verdachte twee stenen uit de grond heeft getrokken en vervolgens een steen naar de ME heeft gegooid. Het kan niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat ook anderen geweld pleegden, zoals hij dat deed. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom is ook al het geweld dat door anderen werd gepleegd de verdachte aan te rekenen.
Eindconclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte op 17 februari 2024 een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk gepleegde geweld, waarbij sprake is van één geheel van geweldshandelingen. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere tegenstanders die zich tegen de politie hadden gekeerd. De verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen en goederen op de wijze zoals hieronder bewezen wordt verklaard.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, in de nabijheid en in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg),
in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel en journalisten en fotografen en personen in het zalencentrum Opera, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation),
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer en journalisten of fotografen, en;
- het zalencentrum Opera te bestormen en proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien, en
- meerdere (politie)voertuigen en een touringcar in brand te steken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om - uitgaande van een bewezenverklaring -er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat de verdachte een relatief beperkte bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Het gedrag van de verdachte kwam voort uit hevige emoties over het regime in Eritrea. De verdachte heeft spijt betuigd over de manier waarop de situatie op 17 februari uit de hand is gelopen. De verdachte werkt fulltime en heeft een huurwoning. Bij oplegging van een gevangenisstraf, langer dan de duur van het voorarrest loopt hij gevaar zijn werk en woning te verliezen. Oplegging van een hoge straf zou verder negatieve gevolgen kunnen hebben voor zijn verblijfsstatus en reclassering schat het recidiverisico in als laag. Tot slot heeft de verdediging verzocht om in strafmatigende zin mee te weten dat de verdachte bij zijn aanhouding is gebeten door een politiehond. Hier heeft hij letsel en pijn aan overgehouden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feite, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op 17 februari 2024 samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime openlijk geweld gepleegd bij het Opera Zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen.
Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit naar eigen zeggen niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken waarbij ze in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. De vraag is inderdaad wat er gebeurd zou zijn als de opposanten het zalencentrum binnen hadden weten komen of de brand die was gesticht zich in het zalencentrum had kunnen verspreiden.
De verdachte was een van de tegenstanders die naar het zalencentrum zijn gekomen met de bedoeling om de bijeenkomst te verstoren. Hij maakte deel uit van een groep van waaruit stenen naar de ME werden gegooid. Ook zelf heeft hij stenen uit de straat gehaald en een steen naar de ME gegooid. Zodoende heeft hij bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen.
Achtergrond van de gewelddadigheden is het verzet van Eritrese vluchtelingen tegen de invloed in Europa die uitgaat van het huidige Eritrese regime. Hun streven is die invloed terug te dringen. Bij eerdere gelegenheden is gebleken dat daarbij soms naar geweld wordt gegrepen als middel om het doel te bereiken. Ook andere bijeenkomsten in Nederland en elders in Europa zijn verstoord, waarbij zich gewelddadigheden tegen deelnemers en politie hebben voorgedaan.
Een wrange constatering is dat juist zij die in een democratische rechtsorde bescherming hebben gezocht en gevonden zich met geweld tegen de overheid keren die hun die bescherming heeft geboden. Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of omstreden bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratische proces en langs juridische weg. Niet kan worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelating van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
De Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemen als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen (waarbij zich geen zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan) en goederen taakstraffen, variërend van 60 tot 120 uur. Als het om geweld tegen de politie gaat kan de taakstraf worden verdubbeld. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit oriëntatiepunt geen recht aan de ernst van wat hier is gebeurd. De aard en ernst van het bewezenverklaarde feit zijn dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank uit een oogpunt van vergelding alleen gevangenisstraf voor oplegging in aanmerking komt. Ook om anderen en de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan dit soort onacceptabel geweld schuldig te maken, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte d.d. 7 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is vervolgd voor enig strafbaar feit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 10 mei 2024, waaruit volgt dat de verdachte rond zijn zeventiende in Nederland is aangekomen. De verdachte is een politiek vluchteling, die tegenstander is van het zittende regime in Eritrea. Hij heeft de eerste jaren in een asielzoekerscentrum verbleven. Inmiddels woont de verdachte alleen en zelfstandig. Hij heeft een verblijfstatus tot 18 oktober 2025. De invloed die bewegingen als de Brigade Nhamedu lijken te hebben kan een risicofactor vormen. De grootste grief van de verdachte ten aanzien van Nederland is dat in Nederland regeringsgezinde Eritrese vluchtelingen verblijven en zij van de overheid toestemming krijgen om activiteiten te organiseren in het belang van het regime in Eritrea. Het huidige strafproces lijkt een afschrikwekkend effect op de verdachte te hebben. Hij wekt bij de reclassering de indruk dat hij zijn vrijheden in Nederland en de stabiliteit in zijn leefomstandigheden hiervoor niet op het spel wil zetten. De persoonlijke leefomstandigheden van de verdachte zijn stabiel en hij krijgt ondersteuning bij praktische vragen en problemen. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om tot een reclasseringsaanbod te komen.
Strafoplegging
Hoewel de verdachte en zijn medeverdachten al het bewezenverklaarde wordt aangerekend en zij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk zijn, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf wel enigszins differentiëren naar de mate waarin ieder van de verdachten een actieve bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd en zich feitelijk aan geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft van alle verdachten die tegelijkertijd worden veroordeeld voor openlijke geweldpleging een relatief beperkt feitelijk aandeel in het geweld gehad. Aan hem zal daarom een enigszins lagere straf worden opgelegd dan aan de meeste andere verdachten. Voor strafmatiging vanwege pijn en letsel, opgelopen bij de aanhouding, ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte is bij zijn aanhouding gebeten door een politiehond. Niet is echter gebleken dat dit tot meer dan gering letsel heeft geleid. Naar zeggen van de verdachte had hij enkele gaatjes in de achterkant van zijn been.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per direct opheffen, waardoor de voorlopige hechtenis herleeft. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van de verdachte heeft het gerechtshof Den Haag ertoe gebracht de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 27 maart 2024. Die situatie is nu niet langer aan de orde. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte wordt schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en die van de verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van de verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven.
De rechtbank wijst dus af het verzoek van de verdediging om de verdachte in de gelegenheid te stellen zijn berechting in hoger beroep - dat is aangekondigd voor het geval de verdachte door de rechtbank veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf die langer zou duren dan de duur van het voorarrest - in vrijheid te mogen afwachten.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zesentachtig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook overigens is van een dergelijke onevenredige belasting naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mede in aanmerking genomen dat de meeste vorderingen eenvoudig van aard en beperkt van omvang zijn, is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten. Op 6 mei 2024 zijn de eerste zesenzestig vorderingen door de rechtbank en de verdediging ontvangen. Op 7 mei 2024 heeft de rechtbank de verdediging op de hoogte gesteld van het voorgenomen behandelschema, waarbij de rechtbank onder andere heeft medegedeeld dat de vorderingen van de benadeelde partijen op de laatste zittingsdag, te weten 3 juni 2024, worden behandeld. Dit betekent dat de verdediging ruim vier weken de tijd heeft gehad om zich deugdelijk op de behandeling op zitting van deze vorderingen voor te bereiden. Bovendien zijn deze zesenzestig vorderingen onderling samenhangend en op een overzichtelijke en eenvoudige wijze gepresenteerd en zijn zij eenvoudig van aard en omvang. Weliswaar zijn op 16 mei 2024 nog vijftien vorderingen en op 30 mei 2024 nog eens vijf vorderingen ingediend, maar dit betreft een aantal overzichtelijke vorderingen die niet complex zijn. Nu ook overigens niet van beletselen daartoe is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en óók dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van verdachte afhankelijke) einde van de deelname van verdachte hieraan.
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij gehouden worden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Matigen naar billijkheid?
Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om schade van een enorme omvang die is veroorzaakt door honderden personen, terwijl slechts een klein deel van hen terecht staat voor openlijke geweldpleging. Dat maakt volgens de verdediging dat een disproportioneel klein aantal schadeveroorzakers verantwoordelijk wordt gehouden voor de schade. De rechtbank dient een billijkheidscorrectie toe te passen en de schadevergoedingsverplichting van de verdachte te beperken, aldus de verdediging.
Artikel 6:166 BW bepaalt in het tweede lid hoe de onderlinge verdeling van schade tussen de tot de groep behorende personen behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin ieder van de betrokkenen hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een betrokkene vervolgens op zijn medegroepsleden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald, waarbij de bijdrage in het geweld (mede)bepalend kan zijn voor het aandeel dat ieder uiteindelijk te dragen heeft.
Dat op dit moment slechts een beperkt aantal deelnemers aan de openlijke geweldpleging wordt vervolgd kan niet leiden tot de verzochte maximering van de schadevergoedingsplicht van de verdachte jegens de benadeelden. Op dit moment is niet met zekerheid te zeggen hoeveel verdachten nog zullen worden vervolgd en veroordeeld. Deze onduidelijkheid moet naar het oordeel van de rechtbank niet tot matiging leiden. Dit zou immers betekenen dat de benadeelde partijen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden, terwijl zij geen invloed hebben op het aantal verdachten dat (nog) vervolgd gaat worden. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met de overige mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
7.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn hebben namens zesenzestig politieambtenaren een vordering benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden, waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
7.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18] .
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk gepleegde geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
7.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 25]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 29]
- nr. 64: [naam 30]
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon eveneens licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van in totaal € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
7.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen (ook hier is een aantal bij nummer aangeduid) is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 31]
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
De vordering van [naam 31] ziet wat lichamelijk letsel betreft op een beurs aanvoelend lichaam, een blauwe plek op het linkerbeen en een gekneusde pink van zijn rechterhand. Bij de vordering zijn foto’s en een doktersverklaring overgelegd. Voorshands is de rechtbank niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Van de overige bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon tevens meer dan licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar. De door hen gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
7.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd.
Naar oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 sprake van aantasting in de persoon andere wijze zoals hiervoor overwogen. De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel, namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 38]
Namens [naam 38] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging Naar oordeel van de rechtbank is [naam 38] aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus), de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft erop gewezen dat volgens de overgelegde verklaring van de KNO-arts d.d. 28 februari 2024 nu geen objectiveerbare KNO-afwijking is gevonden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350,- en de benadeelde partij in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van [naam 39]
Namens [naam 39] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar oordeel van de rechtbank is [naam 39] aangetast in haar persoon op andere wijze.
Verder stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De vordering is voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit en aangezicht namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens de ziekte van Mondor is deze door de verdachte wel gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat de ziekte van Mondor het rechtstreekse gevolg is van het openlijke geweld dat is gepleegd op 17 februari 2024. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.500,- en voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
7.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. Benhaim en Croes-Hoogendoorn hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten.
7.3.
De benadeelde partij [naam 40]
Door de benadeelde partij [naam 40] is een vordering tot schadevergoeding in gediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade die niet door de verzekeraar is vergoed.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes. Op zitting is de vraag aan de orde gekomen of de auto’s in eigendom zijn van de Nationale Politie dan wel door haar worden geleased. De benadeelde partij heeft verklaard eigenaar te zijn. Ter adstructie hiervan heeft zij aan de hand van verzekeringspapieren naar voren gebracht dat zij de verzekeringnemer is voor de WA-verzekering van de auto’s. Hiermee is voor de rechtbank voldoende aangetoond dat de Nationale Politie eigenaar is van de auto’s en de daaraan toegebrachte schade lijdt. De schade is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.6.
De benadeelde partij [naam 41]
De benadeelde partij [naam 41] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.7.
De benadeelde partij [naam 42]
Door de benadeelde partij [naam 42] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 4.286,66 aan materiële schade (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.8.
De benadeelde partij [naam 43]
Door de benadeelde partij [naam 43] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 14.478,21 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten vernieling van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten die met een calculatie van een schadeherstelbedrijf zijn onderbouwd, acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.9.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (eigen risico van € 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het eigen risico, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.10.
De benadeelde partij [naam 45]
De benadeelde partij [naam 45] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.11.
De benadeelde partij [naam 46]
Door de benadeelde partij [naam 46] is een vordering ingediend van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat de offerte voor de reparatiekosten dateert van 13 april 2024, bijna twee maanden na de datum waarop de openlijke geweldpleging plaatsvond. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.12.
De benadeelde partij [naam 47]
Door de benadeelde partij [naam 47] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 973,- aan materiële schade (autoschade) wordt gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto van de benadeelde ( € 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-). Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij naar voren gebracht dat de voorlopig berekende extra premie inmiddels definitief is vastgesteld.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een brief van FBTO van 23 februari 2024, waaruit de kostenposten en de gevorderde bedragen blijken. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten het eigen risico en de extra premie van de autoverzekering voor de komende vijf jaren. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van
€ 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 19 juli 2024.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.13.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleepkosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de sleepkosten, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 239,50.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de spullen in de auto ter waarde van € 1.957,10,- en het bedrag van € 3.750,- voor het verschil tussen de werkelijke waarde en de dagwaarde van de auto. Deze onderdelen van de vordering zijn namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en als gevolg daarvan verloren zijn gegaan.
Met betrekking tot het verschil tussen de dagwaarde van de afgebrande auto en de (werkelijke) waarde daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op basis van een expertiserapport de dagwaarde van de auto is bepaald en dat de verzekering deze dagwaarde reeds heeft vergoed. Met het aankoopbewijs van een andere auto is onvoldoende onderbouwd dat de (werkelijke) waarde van de afgebrande auto ten tijde van het openlijk gepleegde geweld hoger lag dan de dagwaarde die door de verzekeringsmaatschappij is vastgesteld.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van deze delen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.14.
De benadeelde partij [naam 49]
Namens de benadeelde partij [naam 49] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij, zo blijkt uit de overgelegde stukken, heeft vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Een waardevermindering/afschrijving over deze periode van € 200,- is bescheiden. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de openlijke geweldpleging de opgevoerde autoschade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.15.
De benadeelde partij [naam 50]
Door de benadeelde partij [naam 50] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 25.272,98 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer). Ter terechtzitting heeft de benadeelde meegedeeld dat hij heeft bedoeld om € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vorderen in plaats van een bedrag van € 25.000,-. De rechtbank gaat hier uit van een kennelijke verschrijving en begrijpt de vordering aldus dat deze een totaalbedrag van € 2.772,98 betreft.
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.16.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij zijn vordering verminderd tot het bedrag van € 400,-. Hij heeft verklaard dat de verzekeraar inmiddels heeft besloten om de schade aan zijn auto te vergoeden, met uitzondering van zijn eigen risico van € 400,-.
De resterende vordering van € 400,- is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het gepleegde openlijke geweld. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.17.
De benadeelde partij [naam 52]
Door de benadeelde partij [naam 52] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 847,- aan materiële (auto)schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.18.
De benadeelde partij [naam 53]
Door de benadeelde partij [naam 53] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 690,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Op basis van de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat zich een kinderzitje in de auto van de benadeelde partij bevond dat door brand onbruikbaar is geworden. De waarde van het zitje is niet met stukken onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 100,-. Voor zover voor de schade aan het kinderzitje meer is gevorderd dan dit bedrag, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Gelet op de overgelegde foto’s van de forse autoschade is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gebruik heeft moeten maken van vervangend vervoer. Stukken van de kosten zijn ook daarvan niet overgelegd. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op € 90,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze het eigen risico betreft. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaal zal de rechtbank dus het bedrag van € 190,- toewijzen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.19.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.20.
De benadeelde partij [naam 55]
Door de benadeelde partij [naam 55] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.21.
De benadeelde partij [naam 56]
Door de benadeelde partij [naam 56] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 3.200,- wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële (auto)schade en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling.
De omvang van de schade is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de het gepleegde openlijke geweld ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft als proceskosten een bedrag van € 2.057,71 opgevoerd, berekend aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begroot de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven op € 1.929,- (1 punt x liquidatietarief V). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 131 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (twee) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
- nr. 71: [naam 42]
- nr. 74: [naam 45]
- nr. 75: [naam 46]
- nr. 83: [naam 54]
- nr. 85: [naam 56]
- nr. 79: [naam 50]
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 25]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 29]
- nr. 64: [naam 30]
€ 700,-
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 67: [naam 40] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 69: Nationale Politie € 515.736,21
- nr. 72: [naam 43] € 14.478,21
- nr. 80: [naam 51] € 400,-
- nr. 81: [naam 52] € 847,-
- nr. 84: [naam 55] € 2.800,-
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 47] (nr. 76) toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024 en over een bedrag van € 823,- vanaf 19 juli 2024, beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] Touring B.V. (nr. 86) toe tot een bedrag van € 128.271,04 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.929,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 1: [naam 31] € 400,-
- nr. 17: [naam 38] € 350,-
- nr. 2: [naam 39] € 3.500,-
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde deels toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 70: [naam 41] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 44] € 75,-
- nr. 77: [naam 48] € 239,50
- nr. 82. [naam 53] € 190,-
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 53] af voor zover deze vordering ten aanzien van schade aan een kinderzitje het bedrag van € 100,- te boven gaat;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 49] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van de voornoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
- nr. 73: [naam 44] 1 dag,
- nr. 4: [naam 1] 2 dagen,
- nr. 14: [naam 2] 2 dagen,
- nr. 18: [naam 3] 2 dagen,
- nr. 19: [naam 4] 2 dagen,
- nr. 24: [naam 5] 2 dagen,
- nr. 25: [naam 6] 2 dagen,
- nr. 26: [naam 7] 2 dagen,
- nr. 27: [naam 8] 2 dagen,
- nr. 28: [naam 9] 2 dagen,
- nr. 29: [naam 10] 2 dagen,
- nr. 30: [naam 11] 2 dagen,
- nr. 31: [naam 12] 2 dagen,
- nr. 32: [naam 13] 2 dagen,
- nr. 33: [naam 14] Zwan 2 dagen,
- nr. 34: [naam 15] 2 dagen,
- nr. 35: [naam 16] 2 dagen,
- nr. 36: [naam 17] 2 dagen,
- nr. 37: 3254616 2 dagen,
- nr. 38: 3254628 2 dagen,
- nr. 39: 3254839 2 dagen,
- nr. 44: 3255764 2 dagen,
- nr. 46: 3256007 2 dagen,
- nr. 48: 3256065 2 dagen,
- nr. 50: 3256298 2 dagen,
- nr. 51: 3256309 2 dagen,
- nr. 52: 3256357 2 dagen,
- nr. 55: 3256600 2 dagen,
- nr. 56: 3256945 2 dagen,
- nr. 57: 3257688 2 dagen,
- nr. 58: 3258166 2 dagen,
- nr. 59: 3259023 2 dagen,
- nr. 60: 3259472 2 dagen,
- nr. 61: 3260529 2 dagen,
- nr. 62: 3272822 2 dagen,
- nr. 65: Tp302 2 dagen,
- nr. 66: [naam 18] 2 dagen,
- nr. 17: [naam 38] 2 dagen,
- nr. 77: [naam 48] 2 dagen,
- nr. 82. [naam 53] 2 dagen,
- nr. 3: [naam 19] 3 dagen,
- nr. 8: [naam 20] 3 dagen,
- nr. 9: [naam 21] 3 dagen,
- nr. 10: [naam 22] 3 dagen,
- nr. 12: [naam 23] 3 dagen,
- nr. 13: [naam 24] 3 dagen,
- nr. 20: [naam 25] 3 dagen,
- nr. 21: [naam 26] 3 dagen,
- nr. 22: [naam 27] 3 dagen,
- nr. 23: [naam 28] 3 dagen,
- nr. 40: 3254852 3 dagen,
- nr. 42: 3254869 3 dagen,
- nr. 47: 3256014 3 dagen,
- nr. 49: 3256279 3 dagen,
- nr. 53: 3256367 3 dagen,
- nr. 54: 3256593 3 dagen,
- nr. 63: [naam 29] 3 dagen,
- nr. 64: [naam 30] 3 dagen,
- nr. 1: [naam 31] 3 dagen,
- nr. 67: [naam 40] 3 dagen,
- nr. 80: [naam 51] 3 dagen,
- nr. 5: [naam 32] 5 dagen,
- nr. 6: [naam 33] 5 dagen,
- nr. 7: [naam 34] 5 dagen,
- nr. 11: [naam 35] 5 dagen,
- nr. 15: [naam 36] 5 dagen,
- nr. 16: [naam 37] 5 dagen,
- nr. 43: 3254922 5 dagen,
- nr. 45: 3255767 5 dagen,
- nr. 81: [naam 52] 6 dagen,
- nr. 41: 3254857 7 dagen,
- nr. 76: [naam 47] 7 dagen,
- nr. 84: [naam 55] 18 dagen,
- nr. 2: [naam 39] 22 dagen,
- nr. 72: [naam 43] 54 dagen,
- nr. 70: [naam 41] 68 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.E. Kramer en E. Scholten, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2024.
Mr. C.M.A. de Koning is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1-62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1-761) en het persoonsdossier [de verdachte] (doorgenummerd blz. 1 t/m 78).
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 33-35 (algemeen dossier) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2024.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam 58] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 2] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 146-148 (aangiftendossier).
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
7.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 32] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
8.Proces-verbaal van aangifte [naam 59] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
10.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 61] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
11.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 32] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
12.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 11] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 272 (aangiftendossier).
14.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 5] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 250-252 (aangiftendossier) en het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 63] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
15.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 61] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
16.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
18.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
19.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
20.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 62] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 63] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van aangifte [naam 64] namens Veiligheidsregio Haagland, opgemaakt op 29 maart 2024, p. 62-63 (aangiftendossier).
23.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 63] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
24.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 65] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
25.Proces-verbaal van aangifte [naam 66] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 602-603 (aangiftendossier).
26.Proces-verbaal van aangifte [naam 67] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 28 februari 2024, p. 604-652 (aangiftendossier).
27.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] namens de Nationale Politie, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 596-599 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van aangifte [naam 69] namens de Politie Eenheid Den Haag, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 524-526 (aangiftendossier).
29.Proces-verbaal van aangifte [naam 70] namens Achilles Brandstoffen Maatschappij Bv, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 743-744 (aangiftendossier).
30.Proces-verbaal van aangifte [naam 41] , opgemaakt op 19 februari 2024, p. 653-655 (aangiftendossier).
31.Proces-verbaal van aangifte [naam 45] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 682-684 (aangiftendossier).
32.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 659-661 (aangiftendossier).
33.Proces-verbaal van aangifte [naam 58] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 72] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 56-60 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van bevindingen [naam 73] , opgemaakt op 26 april 2024, p. 52 (algemeen dossier).
36.Proces-verbaal van aangifte [naam 72] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 58 (aangiftendossier).
37.Proces-verbaal van aangifte [naam 35] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 186 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 33] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 171 (aangiftendossier).
40.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 450 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, opgemaakt op 17 februari 2024, aangiftedossier onderzoek Charlie24, p. 468-472 alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering benadeelde partij van verbalisant 3254857).
42.Proces-verbaal van aangifte [naam 39] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 212-215 (aangiftendossier).
43.Het proces-verbaal van verbalisant [naam 74] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 56-59 (persoonsdossier).
44.Proces-verbaal van verhoor de verdachte, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 49 en 50 (persoonsdossier).
45.Proces-verbaal van verhoor de verdachte inbewaringstelling, opgemaakt op 20 februari 2024; verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 mei 2024.
47.ECLI:NL:HR:2003:AL6209 en de daarin genoemde wetsgeschiedenis.
50.ECLI:NL:GHSHE:2021:2657, ECLI:NL:HR:2022:967 (bekrachtigd/bevestigd).