ECLI:NL:RBDHA:2024:11229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
09/054699-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en openlijk geweld bij het Zalencentrum Opera te Den Haag

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij ongeregeldheden rondom een Eritrees feest op 17 februari 2024. De verdachte werd beschuldigd van opruiing en openlijk geweld. Tijdens een livestream op TikTok op 13 februari 2024 riep hij op tot geweld tegen de deelnemers van het feest, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie met de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opruiing en openlijk geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en kende schadevergoedingen toe aan benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren en andere slachtoffers van het geweld. De uitspraak benadrukt de ernst van het opruien tot geweld en de gevolgen daarvan voor de openbare orde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/054699-24
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te
[geboorteplaats] (Eritrea),
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 mei 2024, 31 mei 2024, 3 juni 2024 (telkens inhoudelijke behandeling) en 5 juli 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. B. van Straaten en K.J. Zeegers naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging (cursief gedrukt) op de terechtzitting van 17 mei 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door in een openbaar toegankelijke livestream op het social media platform TikTok met meerdere personen op te roepen om op 17 februari 2024 naar de locatie van een Eritrees feest te gaan en daar geweld te gebruiken en/of te gaan vechten en/of te strijden (tegen onder andere de personen op dat feest), door onder meer de volgende woorden te gebruiken:
- " Alle jongvolwassenen moeten zich klaarmaken, zodra jullie het adres krijgen verwachten wij jullie allemaal daar te komen" en/of
- " Ze moeten verdwijnen" en/of
- " Ons doel moet wel zijn dat wij hun hoofd slaan en terugsturen naar hun land" en/of
- " Als jij toch komt, laat je kinderen thuis. Wij waarschuwen ook alle moeders niet te
komen. Vooral geen kinderen. Desnoods sturen jullie jullie volwassen kinderen. Wij
gaan zien wie het gaat overleven" en/of
- " In dit land gaan wij het overleven of zij gaan het overleven. Dit wordt onze laatste
strijd" en/of
- " Wij gaan vechten en bloed laten vloeien" en/of
- “ Vrijdag horen wij waar het wordt georganiseerd” en/of
- " Wij willen niet de strijd aangaan maar als zij ons doorkruisen en daar komen dan
moeten zij weten wat hun te wachten staat. Dat wordt dan pijn lijden. Zij zijn onze
vijanden" en/of
- " De groep bloeddorstige slaven zijn grote feest aan het voorbereiden in Nederland.
Iedereen jong en oud stand-by, moeten klaar zijn en klaar staan om deze groep tot
as te veranderen" en/of
- " Je kan thuis opgesloten zonder iets te doen doodgaan, of sterven voor je rechten
tijdens de strijd, dat is iets groots. Je gaat toch een keer dood. Laat staan hier, wij
willen zelf de strijd aangaan aan de front om ons op te offeren. Jezelf opofferen hier
of aan de front is hetzelfde",
en/of
- “Weet je wat het is, wij zijn echt aardige strijders en zijn niet gemeen, we laten het van te voren weten. We zeggen dat als er iets gaat gebeuren, dat je dat weet. Er kan iets gebeuren, dus kom dan niet of breng je kinderen niet mee. Als jullie dan echt willen komen, kom dan alleen.”, en/of
- “Als het via plan A wel of niet lukt, herken je broeder, je moet weten wie je medestrijder is en dan kan je overleggen. Begrijpen jullie mij? Laten wij dit doen, mijn broeders. Bedankt, [bijnaam] mijn broer dat je mij deze kans hebt gegeven. Ik zie jullie allemaal, mijn medestrijders.”,”
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan de Fruitweg en/of Parallelweg, althans in de nabijheid en/of in de buurt van het zalencentrum Opera (gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en/of brandweerpersoneel en/of journalisten en/of fotografen en/of personen in het zalencentrum Opera, en/of;
- goederen, te weten politievoertuigen en/of personenauto’s en/of een touringcar en/of één of meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en/of naastgelegen en/of in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en/of een tankstation),
door (meermalen):
- ( met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand) (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en/of op te stellen tegen en/of de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en/of brandweer en/of journalisten en/of fotografen, en/of;
- het zalencentrum Opera te bestormen en/of te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en/of het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en/of te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en/of;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en/of stenen en/of fietsen en/of straatmeubilair en/of vuurwerk en/of brandend/brandbaar materiaal en/of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en/of goederen te gooien, en/of;
- één of meerdere (politie)voertuigen en/of een touringcar in brand te steken;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 17 februari 2024 hebben ongeregeldheden plaatsgevonden bij het Opera Zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag (hierna ook: het zalencentrum). In het zalencentrum vond op deze datum een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de Federatie Eritrese Gemeenschappen in Nederland. Deze federatie vertegenwoordigt met name Eritreeërs die vóór het eind van de Onafhankelijkheidsoorlog (1961-1991) naar Nederland vluchtten en vaak aanhanger zijn van het huidige regime in Eritrea. In het zalencentrum, waar ook twee andere bijeenkomsten plaatsvonden, waren in totaal ongeveer 1500 mensen aanwezig.
Hoewel de locatie van de Eritrese bijeenkomst geheim was gehouden, hebben tegenstanders van het Eritrese regime, die ook tegen de bijeenkomst waren, achterhaald waar deze plaatsvond. Terwijl deelnemers aan de bijeenkomst rond 16.00 uur bij het zalencentrum arriveerden, werd daar ook een aantal tegenstanders van het Eritrese regime gesignaleerd. In korte tijd zwol dat aantal aan.
Vanaf 16.45 uur werden politieagenten, die ter bescherming van het zalencentrum aanwezig waren, met stenen bekogeld. Politie en Mobiele Eenheid (hierna: ME) zagen zich uiteindelijk geconfronteerd met 300 tegenstanders die het zalencentrum probeerden binnen te komen. Er ontwikkelden zich daarbij ernstige gewelddadigheden. Omstreeks 18.30 uur werd de ME uit Rotterdam verzocht om met spoed bijstand te verlenen aan de ME uit Den Haag. Ternauwernood kon worden voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie toch onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen.
Uiteindelijk wisten politie en ME de tegendemonstranten te verdrijven. Na 21.30 uur keerde op de Fruitweg de rust terug. Rond 22.30 uur konden de aanwezigen in het zalencentrum, onder politiebegeleiding, in bussen vertrekken. Bij het zalencentrum en in de omgeving van de Fruitweg bleef een spoor van vernielingen achter.
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan verdacht dat hij zich op 13 februari 2024, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan opruiing door op te roepen om op 17 februari 2024 geweld te gebruiken tegen de deelnemers aan een Eritrees feest (feit 1). Ook wordt hij ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen op 17 februari 2024 bij het Opera Zalencentrum (feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat de uitspraken die de verdachte heeft gedaan niet als opruiend zijn te kwalificeren. Er zitten fouten in de vertaling van door de verdachte gedane uitspraken en in het dossier ontbreekt een degelijke duiding en interpretatie van verdachtes uitingen. Belangrijke nuancerende uitspraken zijn niet vertaald en de uitlatingen die zijn gedaan mogen niet letterlijk worden opgevat, maar moeten worden beoordeeld tegen de culturele en politieke achtergrond van sprekers en hun publiek. Daarbij kan een nauwe en bewuste samenwerking tussen de deelnemers aan het TikTok-gesprek niet worden bewezen, zodat de verdachte alleen kan worden aangesproken op zijn eigen woorden. De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde gedeeltelijk bewezen kan worden verklaard.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1.
Opruiing (feit 1)
3.4.1.1. Bewijsmiddelen
Spanningen binnen de Eritrese gemeenschap
Tegenstellingen tussen verschillende migratiegolven veroorzaken ernstige spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland en elders in Europa. De Brigade Nhamedu en de Eritrean Bright Future Movement zijn twee bewegingen die fel tegenstander zijn van het huidige Eritrese regime en die regelmatig samen optrekken bij protesten tegen evenementen en feesten die door aanhangers van het regime worden georganiseerd. Deze protesten zijn de laatste jaren regelmatig uit de hand gelopen. Zo waren leden van de Brigade Nhamedu en Eritrean Bright Future Movement aanwezig bij rellen die ontstonden voor en tijdens Eritrese festivals in Rijswijk, Giessen en Stockholm. [2]
Een voorbeeld van een geweldsincident ten gevolge van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap is de verstoring van een Eritrese Cultureel Festival in Rijswijk op 28 mei 2023. Dit festival werd georganiseerd door een organisatie die banden heeft met het Eritrese regime. Tijdens het festival vond er een tegendemonstratie plaats door leden van de Brigade Nhamedu en de Eritrean Bright Future Movement. Sommigen van hen droegen ijzeren staven en andere (slag- en steek)wapens bij zich. Een aantal tegendemonstranten heeft tijdens het protest geweld gebruikt tegen de festivalgangers. Er zijn twee arrestaties verricht en de tegendemonstranten zijn door de ME van het terrein verdreven, het festival is beëindigd.
Een voorbeeld van een geweldsincident dat in het buitenland heeft plaatsgevonden was de bestorming van een Eritrees Cultureel Festival in het Duitse Giessen op 7 juli 2023 door aanhangers van Brigade Nhamedu. Hierbij raakten meer dan 26 politiemedewerkers gewond en werden er rond de 100 aanhoudingen verricht.
Een aantal dagen later, op 16 juli 2023, vond in Leeuwarden een Eritrees doopfeest plaats, waarvoor een Eritrese zanger uit Zwitserland was uitgenodigd. Deze zanger had tijdens het festival in Giessen laten blijken een voorstander te zijn van het Eritrese regime. Een groep van zes mannen met bivakmutsen en slag-/steekwapens is het doopfeest binnengedrongen en heeft gasten aangevallen. Daarbij zijn vier gewonden gevallen. Volgens enkele arrestanten was het motief voor de aanval de komst van de zanger en zijn standpunten met betrekking tot het regime. [3]
TikTok-video 13 februari 2024
Op 13 februari 2024 verscheen via TikTok een livestream/video waaraan verschillende personen deelnamen. De livestream was online voor een ieder toegankelijk. Via een YouTubekanaal is de video duizenden keren bekeken, waarbij nog niet de aantallen kijkers ten tijde van de livestream zelf waren opgeteld. [4] De deelnemers aan de livestream spraken met elkaar over een feest dat op zaterdag 17 februari 2024 zou plaatsvinden. De politie heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van deze TikTok-video en de identiteit van de deelnemers. De identiteit van twee deelnemers van de TikTok-video is achterhaald. Degene met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’ bleek te zijn: [de verdachte] , geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] in Eritrea. [5] De verdachte heeft op de terechtzitting van 17 mei 2024 bevestigd dat hij aan het gesprek tijdens de TikTok livestream heeft deelgenomen onder de naam ‘ [gebruikersnaam 1] ’. [6]
Het gesprek in de TikTok-video vond in de Tigrinyaanse taal plaats. Op verzoek van de politie heeft een beëdigde tolk die de Tigrinyaanse taal machtig is het gesprek letterlijk vertaald. [7] Volgens de Nederlandse vertaling, werd het volgende gezegd.
  • Tijdstippen 0.50, 2.20 en 3.15, [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 7] afwisselend: “Dansmoment binnenkort zomer komt eraan. Op 17-2-2024, maak je klaar. Ze mogen hier niet feesten en dansen als ze willen moeten ze naar Eritrea. Vergeet niet wat ze met ons hebben gedaan, ze zijn onze vijanden. Alle jongvolwassenen moeten zich klaarmaken, zodra jullie het adres krijgen verwachten wij jullie allemaal daar te komen”
  • Tijdstip 3.40, [gebruikersnaam 3] : “Deze dag gaat niet door: wat er in ‘plaatsnaam’ gebeurde, gaat nog een keer gebeuren. Ze moeten verdwijnen. Hopelijk gaan ze deze feesten niet meer organiseren.”
  • Tijdstip 7.20, [gebruikersnaam 4] : Als het feest voor alle Eritreeërs is, gaan wij ook met menigte in het feest. Ons doel moet wel zijn dat wij hun hoofd slaan en terugsturen naar hun land.”
  • Tijdstip 13.41, [gebruikersnaam 1] : “Wij willen niet net als de vorige keer beschuldigd worden dat vrouwen en kinderen gewond zijn geraakt. Blijf gewoon thuis. Als jij toch komt, laat je kinderen thuis. Wij waarschuwen ook alle moeder niet te komen. Vooral geen kinderen. Desnoods sturen jullie jullie volwassen kinderen. Wij gaan zien wie het gaat overleven.”
  • Tijdstip 20.00, [gebruikersnaam 5] : “We hebben eerder prijzen betaald en dat blijven wij doen. Ik hoop dat jullie alle jongens kunnen bereiken om dit bericht door te geven.”
  • Tijdstippen 21.30 en 22.40, [gebruikersnaam 4] : “Probeer met de auto te komen, want zij kunnen het feest onverwachts naar een andere locatie of plaats veranderen. Als wij auto’s hebben, kunnen wij makkelijk mobiliseren.”, “Op 17-02 zou onze laatste strijd zijn hopelijk. In dit land gaan wij het overleven of zij gaan het overleven. Dit wordt onze laatste strijd.”
  • Tijdstippen 26.10 en 28.50, [gebruikersnaam 6] : “Wij moeten strijden, het is onze plicht”, “Als zij niet naar ons willen luisteren, laten wij hen via andere kanalen horen. Wij gaan vechten en bloed laten vloeien.”
  • Tijdstippen 31.30 en 32.00, [gebruikersnaam 7] : “In ieder geval, wij zien elkaar op 17-02. Plaats horen jullie nog. Op 17-02 gaat JIGDEF feest organiseren. Als wij hun treffen, krijgen zij hun prijs mee. En als zij geen feest organiseren komen wij samen gezellig ergens thee drinken.”, “Slaaf is altijd een slaaf. Medicijn die aan een slaaf wordt gegeven is bekend. Tot nu toe geven wij aan wat wij gaan doen. Wij moeten niet beschuldigd worden dat wij vrouwen en kinderen hebben aangevallen. Mensen die zich sterk en jong voelen en durven te komen, gaan wij jullie opjagen waar jullie ook zijn. Dus alle leden van brigade Nhamedu, op 17-02 krijgen jullie het adres waar jullie zijn.
  • Tijdstippen 37.20, 39.15, 42.30, 42.50, 45.40 en 47.00, [gebruikersnaam 2] : “Wij willen niet de strijd aangaan, maar als zij ons doorkruisen en daar komen dan moeten zij weten wat hun te wachten staat. Dat wordt dan pijn lijden. Ze zijn onze vijanden.”, “Iedereen die dit ziet (de flyer) in Nederland en omgeving. De groep bloeddorstige slaven zijn grote feest aan het voorbereiden in Nederland. Iedereen jong en oud stand-by, moeten klaar zijn en klaar staan om deze groep tot as te veranderen. Dit is geen grap, dit is een strijd.”, “Als jij een toekomst in je eigen land wilt bouwen, wij moeten van deze mensen winnen. Wij hebben geen andere keuze. Denk niet te veel na en probeer niet verstandig te spelen.”, “Je kan thuis opgesloten zonder iets te doen doodgaan, of sterven voor je rechten tijdens de strijd, dat is iets groots. Je gaat toch een keer dood. Laat staan hier, wij willen zelf de strijd aangaan aan de front om ons op te offeren. Jezelf opofferen hier of aan de front is hetzelfde.”
Op basis van deze vertaling heeft de politie vijf personen als hoofdpersonen of leiders van het gesprek aangemerkt, namelijk Värd, [gebruikersnaam 7] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 4] en [gebruikersnaam 1] . [9]
De verdediging heeft de spreektekst van de verdachte in de TikTok-video van 13 februari 2024 door een beëdigd vertaler laten vertalen. Een deel van deze vertaling luidt als volgt:
  • “Weet je wat het is, wij zijn echt aardige strijders en zijn niet gemeen, we laten het van te voren weten. We zeggen dat als er iets gaat gebeuren, dat je dat weet. Er kan iets gebeuren, dus kom dan niet of breng je kinderen niet mee. Als jullie dan echt willen komen, kom dan alleen.”
  • “Als het via plan A wel of niet lukt, herken je broeder, je moet weten wie je medestrijder is en dan kan je overleggen. Begrijpen jullie mij? Laten wij dit doen, mijn broeders. Bedankt, [bijnaam] mijn broer dat je mij deze kans hebt gegeven. Ik zie jullie allemaal, mijn medestrijders.”
3.4.1.2. Bewijsoverwegingen
Vertalingen van de TikTok-video
De verdediging heeft aangevoerd dat de uitlatingen die in de TikTok-video van 13 februari 2024 zijn gebezigd verkeerd zijn vertaald. Gesteld is dat er serieuze fouten in de door de politie aangeleverde vertalingen zitten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de verdediging voorafgaande aan de terechtzitting, vertalingen van de teksten van de verdachte en de medeverdachte Tekle overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de in het politiedossier opgenomen tekst is vertaald door een beëdigde tolk. De rechtbank moet in zijn algemeenheid uitgaan van de professionaliteit, deskundigheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van beëdigde tolken en vertalers. De stelling dat een vertaling niet klopt of een andere vertaling de betekenis van een tekst beter weergeeft, is op zichzelf en in de regel dan ook onvoldoende om vertalingen van beëdigde tolken/vertalers terzijde te leggen.
Als twee tolken of vertalers onafhankelijk van elkaar een tekst in een andere taal omzetten, zal die vertaalde tekst verschillen bevatten. Dat zal evenzeer gelden voor een derde vertaling. Dat neemt niet weg dat de ene vertaling ‘beter’ kan zijn dan de andere, in die zin dat die vertaling de betekenis van de tekst preciezer weergeeft of meer benadert dan de andere. De verdediging heeft aan de hand van een tweede vertaling gesteld dat de ‘politievertaling’ fouten bevat en heeft in het algemeen het probleem aan de orde gesteld van de interpretatie/duiding van teksten die oorspronkelijk in een andere dan de Nederlandse taal zijn uitgesproken. Het eerste punt heeft ertoe geleid dat op verzoek van de officier van justitie een beëdigde tolk nog eens naar een deel van de vertaalde tekst - het deel waarin de verdediging vertalingsfouten heeft aangewezen - heeft gekeken. Het gaat om de tekst van ‘ [gebruikersnaam 1] ’ (de verdachte) vanaf tijdstip 13.41 tot en met 17.18. De beëdigde tolk heeft twee zinnen gecorrigeerd en aangevuld en heeft verder geconcludeerd dat de politievertaling wel klopt, zij het dat deze enkele schoonheidsfoutjes bevat.
Mede gelet op de hiervoor genoemde reactie van de tolk, acht de rechtbank met het overleggen van de tweede vertaling niet aannemelijk geworden dat de politievertaling op essentiële punten (dat wil zeggen: op punten die voor de beoordeling van de tenlastelegging van belang zijn) onjuist is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de politievertaling buiten beschouwing te laten of opdracht te geven een derde vertaling te laten vervaardigen om aan de hand daarvan de politievertaling op juistheid te controleren. Beide beëdigde vertalingen vormen wettig bewijs. De rechtbank zal deze vertalingen dan ook als zodanig bezigen. Van de in de tenlastelegging opgenomen teksten is het eerste deel afkomstig uit de ‘politievertaling’ en het tweede deel uit de vertaling van de verdediging. Nu bewezen kan worden verklaard dat de gespreksdeelnemers de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen hebben gedaan, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of deze opruiend zijn. Nu het gaat om teksten die in een andere dan de Nederlandse taal en tegen een andere dan de Nederlandse culturele achtergrond zijn gebezigd, dient bij de beantwoording van deze vraag behoedzaamheid worden betracht.
Juridisch kader van opruiing
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is blijkens de opname van het artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet sprake zijn van het met opzet proberen om anderen een feit te laten plegen dat als strafbaar feit kan worden beschouwd of om anderen te bewegen tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Verder is vereist dat deze uitlatingen in het openbaar en mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Of sprake is van opruiende uitlatingen hangt onder meer af van de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gesteld, de kennelijke bedoeling van de uitlatingen, de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating werd gedaan alsmede de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk was gericht.
Voor opruiing is niet vereist dat de opruier wist dat hij opriep tot een feit dat strafbaar is. Ook is niet vereist dat degene tot wie de aansporing is gericht wist dat het feit waartoe wordt opgeruid strafbaar is. Niet beslissend is of iemand zich tot het feit aangezet voelt, maar of de uitingen zodanig zijn dat iemand erdoor tot dat feit gebracht zou kunnen worden. Ook beïnvloeding op indirecte wijze kan opruiend zijn, namelijk als met bepaalde uitingen wordt beoogd de geesten rijp te maken voor strafbaar handelen. De bedoeling moet zijn daartoe op het gemoed te werken van diegene die er vatbaar voor is.
Het oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie staat en de rechtbank gaat ervan uit dat de uitlatingen die zijn gedaan in de TikTok-livestream betrekking hebben op het Eritrese feest dat op 17 februari 2024 gehouden zou worden.
De verdediging heeft betwist dat de verdachte de bedoeling had om met de door hem gedane uitlatingen personen op te ruien. Zijn bedoeling en intentie was op te roepen tot vreedzaam protest, maar niet tot het plegen van geweld. Daarnaast zijn de uitlatingen van de verdachte volgens de verdediging ook niet als opruiend te kwalificeren, niet als ze op zichzelf worden gelezen en ook niet binnen de context van het gesprek. De verdachte heeft geen concrete uitlatingen gedaan die oproepen om geweld te plegen. Bovendien betreft het soms culturele begrippen of gezegdes die niet letterlijk moeten worden genomen. Binnen het Tigrinya is sprake van een bloemrijk taalgebruik, waarbij veelvuldig gebruik wordt gemaakt van metaforen, gezegdes en uitdrukkingen, die in vertaling niet altijd goed tot hun recht komen.
De context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan
Zoals gezegd staat niet ter discussie dat de uitlatingen gingen over het feest dat door voorstanders van het Eritrese regime werd georganiseerd op 17 februari 2024. De ten laste gelegde uitlatingen zijn daarmee gedaan in de context van de spanningen die bestaan binnen de Eritrese gemeenschap. Die spanningen worden veroorzaakt door politieke tegenstellingen tussen enerzijds groeperingen die voorstander zijn van het huidige Eritrese regime en anderzijds groeperingen die tegenstander zijn van dat regime. Sinds een aantal jaren breekt daarbij ook regelmatig tussen deze groeperingen geweld uit tijdens Eritrese festivals in Nederland, maar ook in andere (Europese) landen. De uitlatingen zijn dus gedaan in een lopend conflict tussen de voor- en tegenstanders van het regime, waarbij spanningen hoog oplopen en geweldpleging aan de orde is. In het gesprek dat op 13 februari 2024 werd gevoerd richtten de deelnemers daaraan zich tot de tegenstanders van het Eritrese regime.
Opruiend karakter
Naar het oordeel van de rechtbank waren de uitlatingen bedoeld om medestanders op te roepen om de bijeenkomst van voorstanders van het regime op 17 februari 2024 te stoppen.
Gelet op de inhoud en de strekking van de uitlatingen - in onderlinge samenhang bezien - en mede gelet op de context waarin deze uitlatingen zijn gebezigd is de rechtbank van oordeel dat werd opgeroepen het daarbij tot een gewelddadige confrontatie te laten komen.
De uitlating “Wij gaan vechten en bloed laten vloeien” spreekt boekdelen. De gebezigde uitlatingen zijn in de context - van hoog oplopende spanningen en eerdere geweldsincidenten - waarin deze zijn gedaan naar het oordeel van de rechtbank niet anders op te vatten dan als een aanmoediging om geweld te gebruiken tegen bezoekers van het feest. De uitlatingen zijn gericht op het gebruik van geweld en kunnen in ieder geval dienen om de geesten van toehoorders rijp te maken voor het aangaan van een gewelddadige strijd op 17 februari 2024. De voorstanders van het regime worden als ‘de vijanden’ aangeduid. Daarbij wordt opgeroepen om goed voorbereid te zijn en om zoveel mogelijk mensen te mobiliseren. Vrouwen en kinderen moesten worden thuisgelaten. Daarvoor ziet de rechtbank geen andere redelijke verklaring dan dat van het gebruik van geweld wordt uitgegaan. De rechtbank merkt bovendien op dat – hoewel het doen van matigende woorden niet af hoeft te doen aan het opruiende karakter van uitlatingen – er geen matigende woorden door de sprekers zijn gebezigd. Gelet op de hiervoor genoemde context waarin de uitlatingen zijn gedaan, kunnen de door de verdachte uitgesproken woorden (tijdstip 13.41) ook niet als een oprechte waarschuwing aan de aanhangers van het regime worden opgevat. De rechtbank ziet deze woorden binnen de context van het gesprek juist als opruiend, nu uit de bewoordingen van de verdachte duidelijk wordt dat de kans groot is dat geweld zal worden gepleegd.
Medeplegen
De deelnemingsvorm ‘medeplegen’ ziet op een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit, waarbij de verdachten ieder een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen.
De livestream op TikTok was in feite een samenspraak, waarbij de verdachte en de andere deelnemers elkaar aanvulden en bevestigden. De uitingen van de deelnemers hadden eenzelfde strekking en bedoeling en de verdachte heeft zich niet onttrokken aan het gesprek of zich van de uitlatingen van anderen gedistantieerd. Hiermee was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking om van ‘medeplegen’ te kunnen spreken.
Conclusie
Gezien het voorgaande is aan alle voorwaarden voldaan voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van opruiing. Het tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.
3.4.2.
Openlijke geweldpleging (feit 2)
3.4.2.1. Bewijsmiddelen
Ongeregeldheden 17 februari 2024
Voorafgaand aan de bijeenkomst in het zalencentrum aan de Fruitweg in Den Haag, is door tegenstanders van het regime in Eritrea op TikTok een video (livestream) geplaatst. Daarin is opgeroepen te demonstreren tegen de bijeenkomst om deze te laten stoppen. De locatie van de bijeenkomst was op dat moment niet bekend. Op de dag van de bijeenkomst zijn tegenstanders van het regime bekend geraakt met de locatie en is deze gedeeld in een groepsapp die een groep tegenstanders met elkaar onderhield. [11]
Op 17 februari 2024 verzamelde zich in de omgeving van het zalencentrum een groot aantal personen van Eritrese afkomst. Een aantal van hen was bij aankomst gewapend met stokken en stenen. [12] Politieagenten die ter plaatse waren, verzochten rond 16.45 uur om versterking door de ME, omdat politieagenten met stenen werden bekogeld. Het aantal aanwezige tegenstanders groeide intussen.
Toen de eerste leden van de ME arriveerden werden meerdere slagwapens, waaronder honkbalknuppels en metalen staven, onder diverse auto’ s aangetroffen. [13] Toen rond 17.15 uur twee politiebikers een aanhouding wilden verrichten, escaleerde de situatie. Zij werden belaagd door de tegenstanders en moesten door de ME worden ontzet. [14] Omstreeks 17.45 uur waren er ruim 300 mensen aanwezig die meerdere malen het zalencentrum probeerden binnen te komen. Daarbij werd geweld tegen politieagenten gebruikt. Dit geweld bestond uit het gooien van stenen en brandbaar materiaal. Een aantal tegenstanders droeg dikke stokken en had messen bij zich. Ook werd met vuurwerk gegooid. [15] De politie heeft meerdere malen voor het zalencentrum een linie gevormd, waarbij tegenstanders telkens naar de linie liepen en stenen naar de politie gooiden. [16] De ME kreeg onder andere de opdracht om dynamisch op te treden: met het voertuig een groep benaderen, uitstappen, vegen en weer instappen. Dit is meerdere keren gedaan op meerdere locaties rondom het zalencentrum om zodoende de tegenstanders te verjagen en te verspreiden. Tijdens dit optreden werd de ME belaagd. [17] Vervolgens is geprobeerd met het gehele peloton van de politie de grote groep tegenstanders te verspreiden en weg te drijven in de richting van de Parallelweg. [18] Hierbij heeft de politie een linie gevormd die van de Fruitweg naar de Parellelweg bewoog. Tijdens deze charge werden weer stenen en ook fietsen naar de politie en de ME gegooid. De tegenstanders maakten ook met slagvoorwerpen slaande bewegingen naar de politie. De politie gebruikte pepperspray om hen op afstand te houden. [19] Het geweld dat tegen de politie en de ME werd gebruikt was groot en door de druk op de linie was deze niet meer houdbaar. [20] De tegenstanders bleven met stenen en fietsen gooien; ijzeren palen werden uit de grond getrokken. [21]
Tegenstanders gooiden brandend materiaal onder een politievoertuig. [22] Een grote groep van ongeveer 200 personen, voorzien van slagwapens en stenen, keerde rond 19.05 uur terug naar de Fruitweg, waarbij het duidelijk was dat zij het zalencentrum wilden bestormen en binnendringen. [23] De ME heeft een cordon gevormd, met als doel het beschermen van het zalencentrum en de aanwezige burgers en politiemensen. Leden van de ME zijn nog kortstondig uit hun voertuig geweest, maar het bleek niet meer veilig om dat te doen. De groep tegenstanders was te groot, te massaal en te goed georganiseerd aanwezig. [24] De druk op het cordon werd onhoudbaar, traangas werd ingezet. [25] Diverse tegenstanders pakten door politieambtenaren geworpen traangasgranaten op en gooiden deze weer naar hen terug. Toen de tegenstanders doorhadden dat het traangas op was, kwamen zij feller en gewelddadiger terug. Omstreeks 19.20 uur leek de situatie onhoudbaar te worden en stonden de tegenstanders op het punt om het zalencentrum binnen te dringen. Vervolgens arriveerde versterking, de ME uit Rotterdam, waarmee werd voorkomen dat de tegenstanders het zalencentrum binnenkwamen. [26] In het zalencentrum brak paniek uit en werd gegild. [27] Door de spanning en warmte werden verschillende bezoekers onwel. [28]
Er werden (dienst)voertuigen in brand gestoken. Ook een touringcar werd in brand gestoken, waardoor diverse auto’s rondom deze touringcar in brand raakten en een gebouw dat gevaar liep. [29] Als gevolg van het geweld kon de brandweer de voertuigen niet blussen. [30] De brandweerlieden werden belaagd met stenen. [31] De voertuigen stonden dicht bij de gevel van het zalencentrum, als gevolg waarvan er rookontwikkeling in het zalencentrum optrad. [32] Later stond de voorzijde van het zalencentrum in brand. [33] De ramen van dat pand barstten. [34]
Als gevolg van de hitte van voertuigbranden is op diverse plekken het wegdek beschadigd. Ook zijn er trottoirtegels losgetrokken om mee te gooien. [35] De schade aan politievoertuigen bestond uit lakschade, kapotte ramen, lekke banden en gaten in de flanken. [36] Enkele voertuigen waren helemaal uitgebrand. [37] Bij het tankstation AVIA, gelegen aan de Fruitweg zijn vernielingen aangericht. [38] Geparkeerde personenauto’s zijn beschadigd geraakt [39] of geheel uitgebrand. [40] Ook zijn auto’s van toevallige voorbijgangers bekogeld, met schade tot gevolg. [41]
Naast de eerder genoemde hulpverleners zijn ook een fotograaf [42] en een verslaggever belaagd. [43] Als gevolg van de ongeregeldheden en de veelheid aan stenen/voorwerpen die zijn gegooid, zijn tientallen politieagenten [44] en de verslaggever [45] gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit blauwe plekken [46] , (schaaf)wonden, zwellingen [47] , verrekkingen [48] en kneuzingen. [49] Eén politieagent heeft een zenuwbeschadiging in de linkerhand opgelopen. [50] Een andere politieagent heeft een steen in het gezicht gekregen, waardoor de linker voortand is afgebroken en door de bovenlip is geschoten. [51]
Het handelen van de verdachte
Verbalisant [naam 76] heeft camerabeelden van 17 februari 2024 binnen een straal van één kilometer vanaf het zalencentrum bekeken en geanalyseerd. De verbalisant heeft op beelden van de Groenteweg 130 en 134 waargenomen dat de verdachte gezamenlijk met een groep mannen rende over de Fruitweg, in de richting van het zalencentrum. Hij heeft daarbij een object dat op een wandelstok lijkt in zijn hand. De verbalisant neemt verder waar dat de verdachte ongeveer 25 minuten later op drie momenten zijn arm naar achteren beweegt en vervolgens met snelheid weer naar voren brengt in de richting van de politielinie. In het tweede geval heeft de verdachte net daarvoor iets van de grond gepakt en in het laatste geval heeft de verdachte kort daarvoor een steen overhandigd gekregen door een andere persoon. Ook heeft de verdachte geprobeerd om een omgevallen verkeerspaal op te tillen. [52] Op de terechtzitting van 17 mei 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij bij de ongeregeldheden op 17 februari 2024 aanwezig was en dat hij hooguit twee stenen heeft gegooid. Verder heeft hij verklaard dat het klopt dat hij een stok in zijn handen heeft gehad en dat hij geprobeerd heeft om een (verkeers)paal op te tillen. [53]
3.4.2.2. De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte medepleger is van openlijk gepleegd geweld en zo ja, voor welk gepleegd geweld hij strafrechtelijk aansprakelijk is.
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
Voor het “in vereniging” plegen van openlijk geweld moet worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk gepleegd geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. [54]
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. [55] De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. [56] Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen kan daarentegen wel van voldoende gewicht zijn. [57] Gedragingen die bijdragen aan de sfeer van ontremming kunnen een significante of wezenlijke bijdrage zijn. Een bijdrage van voldoende gewicht kan mede bestaan uit het filmen van de geweldshandelingen als onderdeel van een gezamenlijke actie. [58] De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. [59]
Voortdurend openlijk geweld in vereniging
Op basis van de hiervoor onder 3.4.2.1. gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tegenstanders van het regime in Eritrea op 17 februari 2024 naar het zalencentrum zijn gegaan om te demonstreren tegen de bijeenkomst die daar op dat moment plaatsvond. Buiten het zalencentrum ontstonden op een gegeven moment ongeregeldheden. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de zes gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Verder staat vast dat rond 16.45 uur voor het eerst buiten het zalencentrum naar de politie met stenen werd gegooid. Het geweld escaleerde nadat twee politiebikers een aanhouding wilden verrichtten. De groep demonstranten was op dat moment aangezwollen tot ongeveer 300 personen. Er ontstond een continu proces van geweld dat gericht was tegen de politie en politievoertuigen, waarbij de demonstranten bij het zalencentrum naar binnen wilden komen. Nadat de politie diverse maatregelen had genomen om het zalencentrum te beschermen, de groep uiteen te drijven en te verjagen, is het geweld (deels) verplaatst van de Fruitweg in de richting van de Parallelweg en uitgewaaierd op en in de nabije omgeving van deze twee wegen. Nadien is een groep van 200 personen teruggekeerd naar de Fruitweg, waar rond 21.30 uur de rust weerkeerde.
Het geweld voltrok zich dus op plekken die zich op een geringe afstand van elkaar bevonden, in een tijdsbestek van vier uur, waarbij tegenstanders van de bijeenkomst in het zalencentrum zich doorlopend met geweld tegen de politie keerden. Er deed zich een groepsdynamiek voor waarbij een groot aantal individuele personen op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Een sfeer van ontremming ontstond, waarin het gewelddadige gedrag van de één bevorderde dat de ander mee ging doen of mee bleef doen met het plegen van geweld en het geweld bleef voortduren en escaleerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen dat in vereniging is gepleegd.
De verdachte als medepleger van het openlijk gepleegde geweld
Op grond van de hiervoor onder 3.4.2.1. genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte tegelijk met een aantal andere mannen over de Fruitweg rende, dat de verdachte daarbij een stok vasthield en later en daarna met drie stenen/voorwerpen naar de gooide en een verkeerspaal heeft geprobeerd op te tillen. Met zijn handelen heeft de verdachte een actieve bijdrage aan het geweld geleverd. De rechtbank heeft wat het aantal gegooide stenen/voorwerpen betreft geen reden om aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van [naam 76] te twijfelen. Het kan niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat ook anderen geweld pleegden, zoals hij dat deed. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom is ook al het geweld dat feitelijk door anderen werd gepleegd de verdachte aan te rekenen.
Eindconclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte op 17 februari 2024 een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk gepleegde geweld, waarbij al het ten laste gelegde geweld één geheel van geweldshandelingen vormt. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere tegenstanders die zich tegen de politie hadden gekeerd. De verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen en goederen op de wijze zoals hieronder bewezen wordt verklaard.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 13 februari 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen in het openbaar mondeling, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door in een openbaar toegankelijke livestream op het social media platform TikTok met meerdere personen op te roepen om op 17 februari 2024 naar de locatie van een Eritrees feest te gaan en daar geweld te gebruiken en te gaan vechten en te strijden tegen onder andere de personen op dat feest, door onder meer de volgende woorden te gebruiken:
- " Alle jongvolwassenen moeten zich klaarmaken, zodra jullie het adres krijgen verwachten wij jullie allemaal daar te komen" en
- " Ze moeten verdwijnen" en
- " Ons doel moet wel zijn dat wij hun hoofd slaan en terugsturen naar hun land" en
- " Als jij toch komt, laat je kinderen thuis. Wij waarschuwen ook alle moeders niet te
komen. Vooral geen kinderen. Desnoods sturen jullie jullie volwassen kinderen. Wij
gaan zien wie het gaat overleven" en
- " In dit land gaan wij het overleven of zij gaan het overleven. Dit wordt onze laatste
strijd" en
- " Wij gaan vechten en bloed laten vloeien" en
- “ Vrijdag horen wij waar het wordt georganiseerd” en
- " Wij willen niet de strijd aangaan maar als zij ons doorkruisen en daar komen dan
moeten zij weten wat hun te wachten staat. Dat wordt dan pijn lijden. Zij zijn onze
vijanden" en
- " De groep bloeddorstige slaven zijn grote feest aan het voorbereiden in Nederland.
Iedereen jong en oud stand-by, moeten klaar zijn en klaar staan om deze groep tot
as te veranderen" en
- " Je kan thuis opgesloten zonder iets te doen doodgaan, of sterven voor je rechten
tijdens de strijd, dat is iets groots. Je gaat toch een keer dood. Laat staan hier, wij
willen zelf de strijd aangaan aan de front om ons op te offeren. Jezelf opofferen hier
of aan de front is hetzelfde", en
- “ Weet je wat het is, wij zijn echt aardige strijders en zijn niet gemeen, we laten het van te voren weten. We zeggen dat als er iets gaat gebeuren, dat je dat weet. Er kan iets gebeuren, dus kom dan niet of breng je kinderen niet mee. Als jullie dan echt willen komen, kom dan alleen.”, en/of
- “ Als het via plan A wel of niet lukt, herken je broeder, je moet weten wie je medestrijder is en dan kan je overleggen. Begrijpen jullie mij? Laten wij dit doen, mijn broeders. Bedankt, [bijnaam] mijn broer dat je mij deze kans hebt gegeven. Ik zie jullie allemaal, mijn medestrijders.”,”
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op 17 februari 2024 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, in de nabijheid en in de buurt van het
Opera Zalencentrum(gelegen aan de Fruitweg), in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten politieambtenaren en brandweerpersoneel, een journalist en een fotograaf en personen in het zalencentrum Opera, en;
- goederen, te weten politievoertuigen en personenauto’s en een touringcar en meerdere gebouwen (onder andere zalencentrum Opera en in de (directe) nabijheid gelegen gebouwen en een tankstation),
door meermalen:
- met stokken, stenen, messen en/of andere voorwerpen in de hand (gegroepeerd) zich dreigend op te houden en op te stellen tegen en de confrontatie te zoeken/aan te gaan met de politie en brandweer, en;
- het zalencentrum Opera te bestormen en te proberen binnen te dringen (onder andere door (met meerdere personen tegelijk) op de politie en het zalencentrum Opera af te gaan/te rennen en te proberen zich door linies van de politie heen te dringen), en;
- ( stukken/brokken van) stoeptegels en stenen en fietsen en straatmeubilair en vuurwerk en brandend/brandbaar materiaal of één of meerdere andere voorwerpen, naar/tegen voornoemde personen en goederen te gooien, en;
- meerdere (politie)voertuigen en een touringcar in brand te steken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft namens de verdachte een beroep gedaan op de vrijheid van meningsuiting. De uitlatingen die de verdachte heeft gedaan vallen volgens hen onder de bescherming van artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep toekomt op de bescherming van artikel 10 EVRM.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader van artikel 10 EVRM
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting is, evenals andere door het EVRM gewaarborgde vrijheden, niet absoluut. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan de overheid bepaalde voorwaarden, restricties of sancties opleggen en dusdoende de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting beperken. Beperking van dit grondrecht is alleen toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. Uit de Europese jurisprudentie leidt de rechtbank af dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“a pressing social need”) voor de beperking waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische rechtsstaat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit en de daarvoor aangevoerde redenen moeten “relevant and sufficient” zijn. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven. Enerzijds dient juist een evenwicht te worden gevonden tussen alle in geding zijnde, door het EVRM beschermde rechten en vrijheden, en anderzijds dient gewicht te worden toegekend aan de wisselwerking tussen de aard van de uitlating en het mogelijke effect dat die uitlating sorteert, alsmede aan de context waarbinnen een dergelijke uitlating is gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers, de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde.
De rechtbank is van oordeel dat ook aan het onder (iii) opgenomen vereiste dat de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is, is voldaan. Daarbij weegt de rechtbank de aard, de context en het effect van de uitlatingen mee. Gelet op de hiervoor genoemde context en gezien de aard van de uitlatingen is de rechtbank van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen; de bewoordingen en de toonzetting van geen van de uitlatingen van de verdachte en zijn gesprekspartners tijdens de livestream nodigt uit tot een open gedachtenwisseling. Anderen zijn daarentegen aangemoedigd om geweld te gebruiken. Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratische rechtsorde dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel.
Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezen verklaarde handelen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in strijd met deze verdragsbepaling.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluit.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte omvang van de bijdrage van de verdachte aan het geweld. De verdachte zou drie keer stenen hebben gegooid binnen een tijdsbestek van drie minuten. Het handelen van de verdachte is voortgekomen uit hevige emoties over het regime in Eritrea, waarvoor hij op jonge leeftijd is gevlucht. Hij is jarenlang zijn moeder kwijt geweest en zijn vader is gestorven in militaire dienst. De verdachte heeft spijt over de manier waarop de situatie uit de hand is gelopen en zijn aandeel daarin. Hij heeft een vaste baan in de glasvezel, een degelijk inkomen en een zelfstandige huurwoning. De verdediging heeft erop gewezen dat voor openlijke geweldpleging normaliter alleen bij uitzondering onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Verzocht is om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opruiing door deelname op 13 februari 2024 aan een livestream op het sociale media platform TikTok, waarbij zowel door de verdachte als door meerdere gespreksdeelnemers werd aangemoedigd tot het gebruik van geweld. Deze opruiing is niet los te zien van de ernstige ongeregeldheden die vervolgens daadwerkelijk op 17 februari 2024 hebben plaatsgevonden.
Op 17 februari 2024 heeft de verdachte zich vervolgens ook niet onbetuigd gelaten. Samen met andere tegenstanders van het Eritrese regime heeft hij openlijk geweld gepleegd bij het zalencentrum in Den Haag, waar aanhangers van dat regime bijeenkwamen.
Dat geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politiemensen en ME’ers hadden geweld als dit naar eigen zeggen niet eerder meegemaakt. Hulpverlenende diensten zijn belaagd. Politiemensen zijn gewond geraakt en er is grote materiële schade aangericht. De aanwezigen in het zalencentrum hebben een aantal angstige uren moeten doormaken waarbij ze in onzekerheid verkeerden of de tegenstanders het gebouw binnen zouden kunnen komen. De vraag is inderdaad wat er gebeurd zou zijn als de opposanten het zalencentrum binnen hadden weten komen of de brand die was gesticht zich in het zalencentrum had kunnen verspreiden.
De verdachte was een van de tegenstanders die naar het zalencentrum zijn gekomen met de bedoeling om de bijeenkomst te verstoren. Hij liep met een stok rond en heeft met stenen of andere voorwerpen naar de ME-linie gegooid. Zodoende heeft hij bijgedragen aan heftig en langdurig geweld dat de openbare orde ernstig heeft verstoord. Dit heeft in de samenleving grote verontwaardiging opgeroepen.
Achtergrond van de gewelddadigheden is het verzet van Eritrese vluchtelingen tegen de invloed die in Europa uitgaat van het huidige Eritrese regime. Hun streven is die invloed terug te dringen. Bij eerdere gelegenheden is gebleken dat daarbij soms naar geweld wordt gegrepen als middel om het doel te bereiken. Ook andere bijeenkomsten in Nederland en elders in Europa zijn verstoord, waarbij zich gewelddadigheden tegen deelnemers en politie hebben voorgedaan.
Een wrange constatering is dat juist zij die in een democratische rechtsorde bescherming hebben gezocht en gevonden zich met geweld tegen de overheid keren die hun die bescherming heeft geboden. Grondregel van de democratische rechtsorde is dat het aan de overheid is om te bepalen of omstreden bijeenkomsten doorgang kunnen vinden. Wie tegen hem onwelgevallige overheidsbesluiten wil opkomen, heeft daarvoor mogelijkheden via het democratische proces en langs de juridische weg. Niet kan worden aanvaard dat het overheidsgezag wordt genegeerd en zelfs zijn vertegenwoordigers worden aangevallen wanneer dat overheidsgezag niet de door burgers gewenste actie onderneemt. Toelating van dit geweld zou leiden tot ondermijning en aantasting van de democratische rechtsorde. Op gewelddadigheden zoals die zich hier hebben voorgedaan moet daarom krachtig worden gereageerd.
De Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemen als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen (waarbij zich geen zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan) en goederen taakstraffen, variërend van 60 tot 120 uur. Als het om geweld tegen de politie gaat kan de taakstraf worden verdubbeld. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit oriëntatiepunt geen recht aan de ernst van wat hier is gebeurd. De aard en ernst van het bewezenverklaarde feit zijn dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank uit een oogpunt van vergelding alleen gevangenisstraf voor oplegging in aanmerking komt. Ook om anderen en de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan dit soort onacceptabele geweld schuldig te maken, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Dat geldt niet minder voor het opruien daartoe.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij op sociale media heeft aangemoedigd tot het met geweld verstoren van het festival. De opruiing heeft resultaat gehad, want de ongeregeldheden – waaraan de verdachte nota bene ook nog aan mee heeft gedaan - hebben vervolgens ook plaatsgevonden. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat dat dit opruien minstens zo laakbaar is als de deelname daaraan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor misdrijven is veroordeeld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 5 april 2024. Vanwege de dictatuur in Eritrea heeft de verdachte in Nederland een verblijfsvergunning gekregen. Voor hem is het onvoorstelbaar dat er Eritrese landgenoten in Nederland zijn die het dictatoriale regime in Eritrea steunen. De verdachte is zijn vader verloren in de oorlog en zijn moeder is gevlucht. Sinds 2017 is de verdachte na een vlucht door Afrika en over de Middellandse Zee in Nederland aangekomen. Hij heeft enige tijd in een AZC gewoond, maar heeft nu zelfstandige huisvesting en sinds drie jaar een baan als glasvezelmonteur bij de KPN. Hij heeft geen problemen op de diverse leefgebieden en streeft sociaal maatschappelijk geaccepteerde doelen na. De verdachte is onder de indruk van de justitiële gevolgen van zijn daden en zegt zich dat te zullen realiseren wanneer hij zich in het vervolg zal uitlaten op sociale media. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico zit volgens de reclassering voornamelijk in het gevoel voor rechtvaardigheid van de verdachte. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Strafoplegging
Op het opruien kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een gevangenisstraf. Hiermee beoogt de rechtbank aan de verdachte, maar ook anderen in de samenleving, het signaal af te geven dat het aanmoedigen tot geweld niet wordt getolereerd en dat dit vergaande strafrechtelijke consequenties heeft.
Hoewel de verdachte en zijn medeverdachten al het bewezenverklaarde geweld wordt aangerekend en zij daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk zijn, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf wel enigszins differentiëren naar de mate waarin ieder van de verdachten een actieve bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd en zich feitelijk aan geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft ten opzichte van de medeverdachten die aan de geweldshandelingen hebben deelgenomen een ‘gemiddelde’ bijdrage aan dat geweld geleverd.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per direct opheffen, waardoor de voorlopige hechtenis herleeft. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van de verdachte heeft het gerechtshof Den Haag ertoe gebracht de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 27 maart 2024. Die situatie is nu niet langer aan de orde. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte wordt schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en die van de verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van de verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
De rechtbank wijst dus af het verzoek van de verdediging om de verdachte in de gelegenheid te stellen zijn berechting in hoger beroep - dat is aangekondigd voor het geval de verdachte door de rechtbank veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf die langer zou duren dan de duur van het voorarrest - in vrijheid te mogen afwachten.
Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte ziet enkel op feit 1, het medeplegen van opruiing. Gelet op de veroordeling voor feit 2, de openlijke geweldpleging, en de op te leggen straf, zal de rechtbank de gevangenneming voor dit feit bevelen. Niet anders dan ten aanzien van feit 1 is de grond daarvoor het herhalingsgevaar.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zesentachtig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Het enkele feit dat in deze zaak veel vorderingen zijn ingediend betekent niet dat de vorderingen in de strafzaak niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden. De behandeling van deze hoeveelheid vorderingen levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook overigens is van een dergelijke onevenredige belasting naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mede in aanmerking genomen dat de meeste vorderingen eenvoudig van aard en beperkt van omvang zijn, is de verdediging naar het oordeel van de rechtbank voldoende in de gelegenheid geweest om de vorderingen te bestuderen en (gemotiveerd) te betwisten. Op 6 mei 2024 zijn de eerste zesenzestig vorderingen door de rechtbank en de verdediging ontvangen. Op 7 mei 2024 heeft de rechtbank de verdediging op de hoogte gesteld van het voorgenomen behandelschema, waarbij de rechtbank onder andere heeft medegedeeld dat de vorderingen van de benadeelde partijen op de laatste zittingsdag, te weten 3 juni 2024, worden behandeld. Dit betekent dat de verdediging ruim vier weken de tijd heeft gehad om zich deugdelijk op de behandeling op zitting van deze vorderingen voor te bereiden. Bovendien zijn deze zesenzestig vorderingen onderling samenhangend en op een overzichtelijke en eenvoudige wijze gepresenteerd en zijn zij eenvoudig van aard en omvang. Weliswaar zijn op 16 mei 2024 nog vijftien vorderingen en op 30 mei 2024 nog eens vijf vorderingen ingediend, maar dit betreft een aantal overzichtelijke vorderingen die niet complex zijn. Nu ook overigens niet van beletselen daartoe is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen. Ook als de betreffende schade niet door de verdachte zelf is toegebracht, is de verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedrag in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat voorzienbaar was dat door het gedrag in groepsverband schade zou worden toegebracht en óók dat dit nog zou kunnen doorgaan na het (niet van de wil van verdachte afhankelijke) einde van de deelname van verdachte hieraan.
De verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen personen en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die personen en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had de verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat gedrag en die deelname toch heeft laten zien, kan hij gehouden worden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Matigen naar billijkheid?
Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen grond voor afwijking van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om schade van een enorme omvang die is veroorzaakt door honderden personen, terwijl slechts een klein deel van hen terecht staat voor openlijke geweldpleging. Dat maakt volgens de verdediging dat een disproportioneel klein aantal schadeveroorzakers verantwoordelijk wordt gehouden voor de schade. De rechtbank dient een billijkheidscorrectie toe te passen en de schadevergoedingsverplichting van de verdachte te beperken, aldus de verdediging.
Artikel 6:166 BW bepaalt in het tweede lid hoe de onderlinge verdeling van schade tussen de tot de groep behorende personen behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin ieder van de betrokkenen hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een betrokkene vervolgens op zijn medegroepsleden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald, waarbij de bijdrage in het geweld (mede)bepalend kan zijn voor het aandeel dat ieder uiteindelijk te dragen heeft.
Dat op dit moment slechts een beperkt aantal deelnemers aan de openlijke geweldpleging wordt vervolgd kan niet leiden tot de verzochte maximering van de schadevergoedingsplicht van de verdachte jegens de benadeelden. Op dit moment is niet met zekerheid te zeggen hoeveel verdachten nog zullen worden vervolgd en veroordeeld. Deze onduidelijkheid moet naar het oordeel van de rechtbank niet tot matiging leiden. Dit zou immers betekenen dat de benadeelde partijen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden, terwijl zij geen invloed hebben op het aantal verdachten dat (nog) vervolgd gaat worden. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met de overige mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van de schade een bij uitstek passende maatregel is bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte – voor de toegewezen bedragen – steeds hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen als het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal aan de verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het de namens rechtspersonen gevorderde en aan hen toegewezen schadevergoeding betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal zij daarbij tevens de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 februari 2024, de dag dat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden, tenzij hieronder anders wordt overwogen en beslist. Dit geldt ook geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
7.2.
Benadeelde politieambtenaren
Mrs. E. Benhaim en R. Croes-Hoogendoorn hebben namens zesenzestig politieambtenaren een vordering benadeelde partij ingediend. Zij hebben drie categorieën onderscheiden, waarin zij de meeste van de vorderingen hebben ondergebracht.
7.2.1.
Vorderingen in categorie 1
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is telkens een bedrag van € 350,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, op grond van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18] .
De rechtbank overweegt het volgende.
De politieambtenaren die ter plaatse waren bij de openlijke geweldpleging en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben allemaal aangevoerd dat zij – naast eventueel fysiek letsel – nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk gepleegde geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking de duur en intensiteit van het gepleegde geweld. De verbalisanten spreken over een explosie van geweld die zij niet eerder in deze mate hebben meegemaakt. Zij hadden het gevoel dat ze de strijd aan het verliezen waren en dat gevoel was niet zonder grond. Waar burgers in dergelijke situaties de mogelijkheid hebben om zichzelf in veiligheid te brengen, is de politie verplicht een stap vooruit te doen. In dit geval was dat een stap vooruit waarbij de betrokken politieambtenaren ernstig hebben moeten vrezen voor lijf en leden.
Van bovengenoemde benadeelde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangifte en de toelichting op de vordering vast dat zij ten tijde van de openlijke geweldpleging op de plaats daarvan aanwezig waren. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank billijk en toewijsbaar.
7.2.2.
Vorderingen in categorie 2
Namens de navolgende benadeelde partijen (waarbij een aantal bij nummer wordt aangeduid) is een bedrag van € 400,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op grond van opgelopen licht lichamelijk letsel. Het gaat om:
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 25]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 29]
- nr. 64: [naam 30]
Van bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijke letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. Omdat de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon eveneens licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van in totaal € 400,- per persoon billijk en toewijsbaar.
7.2.3.
Vorderingen in categorie 3
Namens de navolgende benadeelde partijen (ook hier is een aantal bij nummer aangeduid) is een bedrag van € 700,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vorderen naast een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze ook een immateriële schadevergoeding op de grond dat zij ernstiger lichamelijk letsel hebben opgelopen, bestaande uit kneuzingen, zwellingen, hoofdletsel, een hersenschudding of een combinatie daarvan. Het gaat om:
- nr. 1: [naam 31]
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
De vordering van [naam 31] ziet wat lichamelijk letsel betreft op een beurs aanvoelend lichaam, een blauwe plek op het linkerbeen en een gekneusde pink van zijn rechterhand. Bij de vordering zijn foto’s en een doktersverklaring overgelegd. Voorshands is de rechtbank niet gebleken van meer dan licht lichamelijk letsel. De rechtbank kan vaststellen dat de schade in elk geval € 400,- bedraagt. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. Verdere behandeling van het deel van de vordering voor het meerdere levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Van de overige bovengenoemde partijen stelt de rechtbank aan de hand van de aangiftes en toelichting op de vorderingen vast dat zij aanwezig waren ten tijde van de openlijke geweldpleging. Daarnaast is in alle gevallen een onderbouwing van het lichamelijk letsel overgelegd. De schade staat in een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vorderingen zijn voor zo ver deze betrekking hebben op het lichamelijk letsel door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. In deze gevallen, waarin de benadeelde partijen naast de aantasting in de persoon tevens meer dan licht lichamelijk letsel hebben opgelopen, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 700,- billijk en toewijsbaar. De door hen gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
7.2.4.
Overige vorderingen van politieambtenaren
Vordering van verbalisant 3254857
Namens verbalisant 3254857 is een vordering benadeelde partij ingediend van € 950,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van aantasting in de persoon op andere wijze en wegens opgelopen lichamelijk letsel (letsel aan de linkerhand, waaronder bandletsel vinger en een zenuwbeschadiging).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Een onderbouwing van het lichamelijke letsel is overgelegd.
Naar oordeel van de rechtbank is bij verbalisant 3254857 sprake van aantasting in de persoon andere wijze zoals hiervoor overwogen. De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel, namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Vordering van [naam 38]
Namens [naam 38] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 3.000,- aan geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging Naar oordeel van de rechtbank is [naam 38] aangetast in de persoon op andere wijze.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens lichamelijk letsel (tinnitus), de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft erop gewezen dat volgens de overgelegde verklaring van de KNO-arts d.d. 28 februari 2024 nu geen objectiveerbare KNO-afwijking is gevonden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 350,- en de benadeelde partij in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van [naam 39]
Namens [naam 39] is een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Benadeelde vordert deze immateriële schade op grond van de aantasting in de persoon op andere wijze en wegens lichamelijk letsel dat aan de verbalisant is toegebracht. Dit letsel bestaat uit een afgebroken voortand, een gat in de bovenlip, die zowel aan binnen- als aan buitenzijde gehecht moest worden, een litteken op de bovenlip, een gekneusde rib en de ziekte van Mondor (verstopte ader onder de borst).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar oordeel van de rechtbank is [naam 39] aangetast in haar persoon op andere wijze.
Verder stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de openlijke geweldpleging. De vordering is voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade wegens het letsel aan het gebit en aangezicht namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade wegens de ziekte van Mondor is deze door de verdachte wel gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat de ziekte van Mondor het rechtstreekse gevolg is van het openlijke geweld dat is gepleegd op 17 februari 2024. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.500,- en voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren.
7.2.5.
Proceskostenvergoeding
Mrs. Benhaim en Croes-Hoogendoorn hebben ook verzocht om een proceskostenvergoeding. Zij hebben daarvoor aansluiting gezocht bij het voor de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’. Bij iedere geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vordering zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 82,- aan vergoeding van proceskosten toewijzen. Evenals bij de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, is iedere verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegewezen proceskosten.
7.3.
De benadeelde partij [naam 40]
Door de benadeelde partij [naam 40] is een vordering tot schadevergoeding in gediend, waarbij een bedrag van € 370,- aan immateriële schade wegens letsel aan zijn linkerarm en linkerbeen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden
Namens de benadeelde partij Veiligheidsregio Haaglanden is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 250,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade die niet door de verzekeraar is vergoed.
De vordering is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5.
De benadeelde partij Nationale Politie
Namens de benadeelde partij Nationale Politie is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 515.736,21 aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade aan twintig politieauto’s en twee politiebikes. Op zitting is de vraag aan de orde gekomen of de auto’s in eigendom zijn van de Nationale Politie dan wel door haar worden geleased. De benadeelde partij heeft verklaard eigenaar te zijn. Ter adstructie hiervan heeft zij aan de hand van verzekeringspapieren naar voren gebracht dat zij de verzekeringnemer is voor de WA-verzekering van de auto’s. Hiermee is voor de rechtbank voldoende aangetoond dat de Nationale Politie eigenaar is van de auto’s en de daaraan toegebrachte schade lijdt. De schade is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.6.
De benadeelde partij [naam 41]
De benadeelde partij [naam 41] vordert een bedrag van € 22.551,07 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 20.551,07 aan materiële schade (autoschade) en € 2.000,- aan immateriële schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade door reparatiekosten, is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar.
Voor zover de vordering immateriële schade betreft zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.7.
De benadeelde partij [naam 42]
Door de benadeelde partij [naam 42] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 4.286,66 aan materiële schade (schade aan een voorruit en een spiegel van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.8.
De benadeelde partij [naam 43]
Door de benadeelde partij [naam 43] is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 14.478,21 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten vernieling van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten die met een calculatie van een schadeherstelbedrijf zijn onderbouwd, acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.9.
De benadeelde partij [naam 44]
De benadeelde partij [naam 44] vordert een bedrag van € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit de schade aan de ruit (eigen risico van € 75,-) en de reparatiekosten (€ 45,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het eigen risico, is door de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft de reparatiekosten betwist en deze kosten zijn niet onderbouwd. Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 75,-.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.10.
De benadeelde partij [naam 45]
De benadeelde partij [naam 45] vordert een bedrag van € 3.670,41 aan materiële schadevergoeding (goederen die uit een auto zijn verdwenen), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.11.
De benadeelde partij [naam 46]
Door de benadeelde partij [naam 46] is een vordering ingediend van € 1.724,25 aan materiële schade (autoschade) ingediend, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade in een rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldpleging, in aanmerking genomen dat de offerte voor de reparatiekosten dateert van 13 april 2024, bijna twee maanden na de datum waarop de openlijke geweldpleging plaatsvond. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.12.
De benadeelde partij [naam 47]
Door de benadeelde partij [naam 47] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 973,- aan materiële schade (autoschade) wordt gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit het eigen risico voor de autoverzekering in verband met schade aan de auto van de benadeelde ( € 150,-) en de premieverhoging van de autoverzekering voor de komende vijf jaar (€ 823,-). Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij naar voren gebracht dat de voorlopig berekende extra premie inmiddels definitief is vastgesteld.
De vordering is namens de verdachte niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd met een brief van FBTO van 23 februari 2024, waaruit de kostenposten en de gevorderde bedragen blijken. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging, te weten het eigen risico en de extra premie van de autoverzekering voor de komende vijf jaren. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten eigen risico zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die dag is ontstaan. De toekomstige schade begroot de rechtbank op een bedrag van
€ 823,-, waarbij de wettelijke rente over dat bedrag zal aanvangen op de datum van dit vonnis, 19 juli 2024.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.13.
De benadeelde partij [naam 48]
De benadeelde partij [naam 48] vordert een bedrag van € 5.946,60 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft verdwenen spullen uit de auto (€ 1.957,10), sleepkosten (€ 239,50) en het verschil tussen de (werkelijke) waarde en de dagwaarde van de auto (€ 3.750,-)
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de sleepkosten, is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 239,50.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de spullen in de auto ter waarde van € 1.957,10,- en het bedrag van € 3.750,- voor het verschil tussen de werkelijke waarde en de dagwaarde van de auto. Deze onderdelen van de vordering zijn namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en als gevolg daarvan verloren zijn gegaan.
Met betrekking tot het verschil tussen de dagwaarde van de afgebrande auto en de (werkelijke) waarde daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op basis van een expertiserapport de dagwaarde van de auto is bepaald en dat de verzekering deze dagwaarde reeds heeft vergoed. Met het aankoopbewijs van een andere auto is onvoldoende onderbouwd dat de (werkelijke) waarde van de afgebrande auto ten tijde van het openlijk gepleegde geweld hoger lag dan de dagwaarde die door de verzekeringsmaatschappij is vastgesteld.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van deze delen van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.14.
De benadeelde partij [naam 49]
Namens de benadeelde partij [naam 49] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 200,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het schadebedrag dat namens de benadeelde partij is gevorderd is het verschil tussen de aanschafwaarde van de afgebrande auto (€ 8.900,- op 30 december 2022) en het uitgekeerde schadebedrag op basis van de dagwaarde door de verzekeraar (op 23 februari 2024 vastgesteld op € 8.700,-). De benadeelde partij, zo blijkt uit de overgelegde stukken, heeft vanaf de aanschaf tot 17 februari 2024 ruim een jaar in de auto kunnen rijden. Een waardevermindering/afschrijving over deze periode van € 200,- is bescheiden. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de openlijke geweldpleging de opgevoerde autoschade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.15.
De benadeelde partij [naam 50]
Door de benadeelde partij [naam 50] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 25.272,98 wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 272,98 aan materiële schade (verdwenen goederen) en € 25.000,- aan immateriële schade (verergering hartritmestoornis en aantasting persoonlijke levenssfeer). Ter terechtzitting heeft de benadeelde meegedeeld dat hij heeft bedoeld om € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vorderen in plaats van een bedrag van € 25.000,-. De rechtbank gaat hier uit van een kennelijke verschrijving en begrijpt de vordering aldus dat deze een totaalbedrag van € 2.772,98 betreft.
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen ten tijde van de openlijke geweldpleging in de auto lagen en er een rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en dit feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering immateriële schadevergoeding betreft. Ook dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan ook in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.16.
De benadeelde partij [naam 51]
De benadeelde partij [naam 51] vordert een bedrag van € 3.372,88 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij zijn vordering verminderd tot het bedrag van € 400,-. Hij heeft verklaard dat de verzekeraar inmiddels heeft besloten om de schade aan zijn auto te vergoeden, met uitzondering van zijn eigen risico van € 400,-.
De resterende vordering van € 400,- is door de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het gepleegde openlijke geweld. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.17.
De benadeelde partij [naam 52]
Door de benadeelde partij [naam 52] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 847,- aan materiële (auto)schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.18.
De benadeelde partij [naam 53]
Door de benadeelde partij [naam 53] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 690,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om eigen risico leaseauto (€ 300,-), schade aan een kinderzitje (€ 300,-) en kosten vervangend vervoer (€ 90,-).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de openlijke geweldpleging. Op basis van de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat zich een kinderzitje in de auto van de benadeelde partij bevond dat door brand onbruikbaar is geworden. De waarde van het zitje is niet met stukken onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 100,-. Voor zover voor de schade aan het kinderzitje meer is gevorderd dan dit bedrag, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Gelet op de overgelegde foto’s van de forse autoschade is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gebruik heeft moeten maken van vervangend vervoer. Stukken van de kosten zijn ook daarvan niet overgelegd. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op € 90,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze het eigen risico betreft. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In totaal zal de rechtbank dus het bedrag van € 190,- toewijzen.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.19.
De benadeelde partij [naam 54]
De benadeelde partij [naam 54] heeft in zijn vordering toegelicht dat zijn auto is beschadigd. De (na schade-uitkering door de verzekeraar) nog resterende schade betreft een verlies van no-claimkorting en waardevermindering van de auto. De hoogte van deze schade is volgens de benadeelde partij nog onbekend. Nu de vordering onbepaald is, moet de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.20.
De benadeelde partij [naam 55]
Door de benadeelde partij [naam 55] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 2.800,- aan materiële schade wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om autoschade.
De omvang van de schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.21.
De benadeelde partij [naam 56]
Door de benadeelde partij [naam 56] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarbij een bedrag van € 3.200,- wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.700,- aan materiële (auto)schade en € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en niet met stukken onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
7.22.
De benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] Touring B.V.
Namens de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] Touring B.V. is een bedrag van € 128.271,04 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade betreft de dagwaarde van een uitgebrande touringcar minus de restwaarde daarvan en de kosten van schadevaststelling.
De omvang van de schade is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de het gepleegde openlijke geweld ter grootte van het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft als proceskosten een bedrag van € 2.057,71 opgevoerd, berekend aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank begroot de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven op € 1.929,- (1 punt x liquidatietarief V). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 131 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
beveelt de gevangenneming van de verdachte voor feit 2;
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen
bepaalt dat de navolgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding en dat deze benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:
- nr. 71: [naam 42]
- nr. 74: [naam 45]
- nr. 75: [naam 46]
- nr. 83: [naam 54]
- nr. 85: [naam 56]
- nr. 79: [naam 50]
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
€ 350,-
- nr. 4: [naam 1]
- nr. 14: [naam 2]
- nr. 18: [naam 3]
- nr. 19: [naam 4]
- nr. 24: [naam 5]
- nr. 25: [naam 6]
- nr. 26: [naam 7]
- nr. 27: [naam 8]
- nr. 28: [naam 9]
- nr. 29: [naam 10]
- nr. 30: [naam 11]
- nr. 31: [naam 12]
- nr. 32: [naam 13]
- nr. 33: [naam 14]
- nr. 34: [naam 15]
- nr. 35: [naam 16]
- nr. 36: [naam 17]
- nr. 37: 3254616
- nr. 38: 3254628
- nr. 39: 3254839
- nr. 44: 3255764
- nr. 46: 3256007
- nr. 48: 3256065
- nr. 50: 3256298
- nr. 51: 3256309
- nr. 52: 3256357
- nr. 55: 3256600
- nr. 56: 3256945
- nr. 57: 3257688
- nr. 58: 3258166
- nr. 59: 3259023
- nr. 60: 3259472
- nr. 61: 3260529
- nr. 62: 3272822
- nr. 65: Tp302
- nr. 66: [naam 18]
€ 400,-
- nr. 3: [naam 19]
- nr. 8: [naam 20]
- nr. 9: [naam 21]
- nr. 10: [naam 22]
- nr. 12: [naam 23]
- nr. 13: [naam 24]
- nr. 20: [naam 25]
- nr. 21: [naam 26]
- nr. 22: [naam 27]
- nr. 23: [naam 28]
- nr. 40: 3254852
- nr. 42: 3254869
- nr. 47: 3256014
- nr. 49: 3256279
- nr. 53: 3256367
- nr. 54: 3256593
- nr. 63: [naam 29]
- nr. 64: [naam 30]
€ 700,-
- nr. 5: [naam 32]
- nr. 6: [naam 33]
- nr. 7: [naam 34]
- nr. 11: [naam 35]
- nr. 15: [naam 36]
- nr. 16: [naam 37]
- nr. 43: 3254922
- nr. 45: 3255767
€ 950,-
- nr. 41: 3254857
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 67: [naam 40] € 370,-
- nr. 68: Veiligheidsregio Haaglanden € 250,-
- nr. 69: Nationale Politie € 515.736,21
- nr. 72: [naam 43] € 14.478,21
- nr. 80: [naam 51] € 400,-
- nr. 81: [naam 52] € 847,-
- nr. 84: [naam 55] € 2.800,-
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 47] (nr. 76) toe tot een bedrag van € 973,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 150,- vanaf 17 februari 2024 en over een bedrag van € 823,- vanaf 19 juli 2024, beide tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] Touring B.V. (nr. 86) toe tot een bedrag van € 128.271,04 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.929,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 1: [naam 31] € 400,-
- nr. 17: [naam 38] € 350,-
- nr. 2: [naam 39] € 3.500,-
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op € 82,- per hiervoor genoemde deels toegewezen vordering, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst eveneens de vorderingen tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen deels toe tot de hierna te noemen bedragen, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2024 tot de dag waarop deze vorderingen zijn betaald, te betalen aan de benadeelde partijen:
- nr. 70: [naam 41] € 20.551,07
- nr. 73: [naam 44] € 75,-
- nr. 77: [naam 48] € 239,50
- nr. 82. [naam 53] € 190,-
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 53] af voor zover deze vordering ten aanzien van schade aan een kinderzitje het bedrag van € 100,- te boven gaat;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat de benadeelde partijen deze delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partijen, bij de hiervoor genoemde toegewezen vorderingen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
afwijzing van de vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 49] (nr. 78) af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
hoofdelijkheid
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van de voornoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de voornoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor navolgende duur:
- nr. 73: [naam 44] 1 dag,
- nr. 4: [naam 1] 2 dagen,
- nr. 14: [naam 2] 2 dagen,
- nr. 18: [naam 3] 2 dagen,
- nr. 19: [naam 4] 2 dagen,
- nr. 24: [naam 5] 2 dagen,
- nr. 25: [naam 6] 2 dagen,
- nr. 26: [naam 7] 2 dagen,
- nr. 27: [naam 8] 2 dagen,
- nr. 28: [naam 9] 2 dagen,
- nr. 29: [naam 10] 2 dagen,
- nr. 30: [naam 11] 2 dagen,
- nr. 31: [naam 12] 2 dagen,
- nr. 32: [naam 13] 2 dagen,
- nr. 33: [naam 14] 2 dagen,
- nr. 34: [naam 15] 2 dagen,
- nr. 35: [naam 16] 2 dagen,
- nr. 36: [naam 17] 2 dagen,
- nr. 37: 3254616 2 dagen,
- nr. 38: 3254628 2 dagen,
- nr. 39: 3254839 2 dagen,
- nr. 44: 3255764 2 dagen,
- nr. 46: 3256007 2 dagen,
- nr. 48: 3256065 2 dagen,
- nr. 50: 3256298 2 dagen,
- nr. 51: 3256309 2 dagen,
- nr. 52: 3256357 2 dagen,
- nr. 55: 3256600 2 dagen,
- nr. 56: 3256945 2 dagen,
- nr. 57: 3257688 2 dagen,
- nr. 58: 3258166 2 dagen,
- nr. 59: 3259023 2 dagen,
- nr. 60: 3259472 2 dagen,
- nr. 61: 3260529 2 dagen,
- nr. 62: 3272822 2 dagen,
- nr. 65: Tp302 2 dagen,
- nr. 66: [naam 18] 2 dagen,
- nr. 17: [naam 38] 2 dagen,
- nr. 77: [naam 48] 2 dagen,
- nr. 82. [naam 53] 2 dagen,
- nr. 3: [naam 19] 3 dagen,
- nr. 8: [naam 20] 3 dagen,
- nr. 9: [naam 21] 3 dagen,
- nr. 10: [naam 22] 3 dagen,
- nr. 12: [naam 23] 3 dagen,
- nr. 13: [naam 24] 3 dagen,
- nr. 20: [naam 25] 3 dagen,
- nr. 21: [naam 26] 3 dagen,
- nr. 22: [naam 27] 3 dagen,
- nr. 23: [naam 28] 3 dagen,
- nr. 40: 3254852 3 dagen,
- nr. 42: 3254869 3 dagen,
- nr. 47: 3256014 3 dagen,
- nr. 49: 3256279 3 dagen,
- nr. 53: 3256367 3 dagen,
- nr. 54: 3256593 3 dagen,
- nr. 63: [naam 29] 3 dagen,
- nr. 64: [naam 30] 3 dagen,
- nr. 1: [naam 31] 3 dagen,
- nr. 67: [naam 40] 3 dagen,
- nr. 80: [naam 51] 3 dagen,
- nr. 5: [naam 32] 5 dagen,
- nr. 6: [naam 33] 5 dagen,
- nr. 7: [naam 34] 5 dagen,
- nr. 11: [naam 35] 5 dagen,
- nr. 15: [naam 36] 5 dagen,
- nr. 16: [naam 37] 5 dagen,
- nr. 43: 3254922 5 dagen,
- nr. 45: 3255767 5 dagen,
- nr. 81: [naam 52] 6 dagen,
- nr. 41: 3254857 7 dagen,
- nr. 76: [naam 47] 7 dagen,
- nr. 84: [naam 55] 18 dagen,
- nr. 2: [naam 39] 22 dagen,
- nr. 72: [naam 43] 54 dagen,
- nr. 70: [naam 41] 68 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen of betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.E. Kramer en E. Scholten, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2024.
Mr. C.M.A. de Koning is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO Charlie24 met het onderzoeksnummer DHRAB23004, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen, te weten het algemeen dossier (doorgenummerd pagina 1-62), het aangiftendossier (doorgenummerd pagina 1-761) en het persoonsdossier verdachte [de verdachte] (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5 en 6 (algemeen dossier)
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 58] , opgemaakt op 16 februari 2024, p. 1 en 2 (algemeen dossier).
4.Proces-verbaal relaas verbalisant [naam 59] , opgemaakt op 21 april 2024, p. 6 (persoonsdossier).
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 33 en 34 (algemeen dossier).
6.Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 mei 2024.
7.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 15 februari 2024, p. 24 (algemeen dossier).
8.Een geschrift, te weten bijlage JM208, de inhoudelijke vertaalde uitwerking van de TikTok-video van 13 februari 2024, p. 36 t/m 41 (algemeen dossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 15 februari 2024, p. 24 (algemeen dossier).
10.Een geschrift, te weten de door AVB Vertalingen vertaalde spreektekst van [naam 77] in de TikTok-video van 13 februari 2024.
11.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 60] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 33-35 (algemeen dossier) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2024.
12.Proces-verbaal van aangifte [naam 61] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
13.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
14.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 2] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 146-148 (aangiftendossier).
15.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
16.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 32] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
17.Proces-verbaal van aangifte [naam 62] , opgemaakt op 20 februari 2024, p. 175-180 (aangiftendossier).
18.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
19.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 63] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
20.Proces-verbaal van aangifte verbalisant [naam 32] , opgemaakt op 15 maart 2024, p. 99-102 (aangiftendossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
22.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 11] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 272 (aangiftendossier).
23.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 5] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 250-252 (aangiftendossier) en het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 65] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
24.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 63] , opgemaakt op 3 maart 2024, p. 137-140 (algemeen dossier).
25.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
26.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier) en proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
27.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant [naam 8] , opgemaakt op 27 februari 2024, p. 245-249 (aangiftendossier).
28.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 57] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
29.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 64] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
30.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 65] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
31.Proces-verbaal van aangifte [naam 66] namens Veiligheidsregio Haagland, opgemaakt op 29 maart 2024, p. 62-63 (aangiftendossier).
32.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 65] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 5-9 (algemeen dossier).
33.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 67] , opgemaakt op 18 februari 2024, p. 17-19 (algemeen dossier).
34.Proces-verbaal van aangifte [naam 68] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 602-603 (aangiftendossier).
35.Proces-verbaal van aangifte [naam 69] namens de Gemeente Den Haag, opgemaakt op 28 februari 2024, p. 604-652 (aangiftendossier).
36.Proces-verbaal van aangifte [naam 70] namens de Nationale Politie, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 596-599 (aangiftendossier).
37.Proces-verbaal van aangifte [naam 71] namens de Politie Eenheid Den Haag, opgemaakt op 18 februari 2024, p. 524-526 (aangiftendossier).
38.Proces-verbaal van aangifte [naam 72] namens [bedrijfsnaam 2] Maatschappij Bv, opgemaakt op 22 februari 2024, p. 743-744 (aangiftendossier).
39.Proces-verbaal van aangifte [naam 41] , opgemaakt op 19 februari 2024, p. 653-655 (aangiftendossier).
40.Proces-verbaal van aangifte [naam 45] , opgemaakt op 21 februari 2024, p. 682-684 (aangiftendossier).
41.Proces-verbaal van aangifte [naam 73] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 659-661 (aangiftendossier).
42.Proces-verbaal van aangifte [naam 61] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 44-49 (aangiftendossier).
43.Proces-verbaal van aangifte [naam 74] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 56-60 (aangiftendossier).
44.Proces-verbaal van bevindingen [naam 75] , opgemaakt op 26 april 2024, p. 52 (algemeen dossier).
45.Proces-verbaal van aangifte [naam 74] , opgemaakt op 17 februari 2024, p. 58 (aangiftendossier).
46.Proces-verbaal van aangifte [naam 35] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 186 (aangiftendossier).
47.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 110 (aangiftendossier).
48.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 33] , opgemaakt op 23 februari 2024, p. 171 (aangiftendossier).
49.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254922, opgemaakt op 23 februari 2024, p. 450 (aangiftendossier).
50.Proces-verbaal van aangifte verbalisant 3254857, opgemaakt op 17 februari 2024, aangiftedossier onderzoek Charlie24, p. 468-472 alsmede een geschrift, zijnde een Geneeskundig rapport d.d. 15 maart 2024, opgesteld door J.R.M. van Rappard, Plastisch Hand-/Pols chirurg Xpert Clinics, bestaande uit 4 pagina’s (bijlage 5 bij de vordering benadeelde partij van verbalisant 3254857).
51.Proces-verbaal van aangifte [naam 39] , opgemaakt op 22 februari 2024, p. 212-215 (aangiftendossier).
52.Proces-verbaal van bevindingen van [naam 76] , opgemaakt op 25 april 2024, p. 35a t/m 35c.
53.Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 mei 2024.
55.ECLI:NL:HR:2003:AL6209 en de daarin genoemde wetsgeschiedenis.
58.ECLI:NL:GHSHE:2021:2657, ECLI:NL:HR:2022:967 (bekrachtigd/bevestigd).