ECLI:NL:RBDHA:2024:11022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring en zicht op uitzetting van Nigeriaanse eiser

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Nigeriaanse eiser tegen de maatregel van bewaring die op 15 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een zitting en heeft het onderzoek op 9 juli 2024 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, en dat de eiser onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn identiteit en nationaliteit niet voldoende heeft aangetoond, wat heeft geleid tot het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Nigeria ontbreekt, en dat de eiser zijn verplichtingen niet nakomt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26841

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder
,
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd, waarna verweerder een verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 9 juli 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of vanaf 25 juni 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat hij zijn uitzetting op geen enkele wijze frustreert. Hij heeft tijdens de eerste presentatie alle informatie verstrekt. De Nigeriaanse autoriteiten hebben onderzoek verricht en op basis van die informatie is geen LP [3] verstrekt. Een nieuwe LP-aanvraag is dan ook onrechtmatig en zinloos. Eiser mag daar niet het slachtoffer van zijn. Het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria ontbreekt dan ook.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Nigeria in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Op eiser rust de plicht om Nederland te verlaten. Zoals verweerder terecht opmerkt in het verweerschrift, brengt deze plicht onder meer mee dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat eiser die medewerking onvoldoende verleent. Dat hij nu stelt dat een tweede presentatie zinloos is, ondanks dat hij hier zelf om heeft verzocht [4] , ontslaat hem niet van de verplichting om mee te werken aan deze presentatie. Zoals deze rechtbank en zittingsplaats eerder in haar uitspraak heeft geoordeeld over de voortduring van de maatregel van bewaring, heeft eiser bij een eerdere presentatie onvoldoende informatie verstrekt aan de Nigeriaanse consul om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. [5] Het komt dan ook voor eisers rekening en risico dat de maatregel van bewaring nog altijd voortduurt.
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2814, 19 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6189, 4 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9443 en 1 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10158.
3.Laissez-passer.
4.Verslag vertrekgesprek 1 juli 2024.
5.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 4 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9443.