ECLI:NL:RBDHA:2024:10765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus-Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Letland als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft eerder een asielaanvraag ingediend die ook niet in behandeling is genomen, omdat Letland verantwoordelijk werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 behandeld, maar de zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van eiser. Op 12 juni 2024 werd het onderzoek hervat.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser heeft betoogd dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Letland, en dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Letland zijn internationale verplichtingen nakomt en dat er geen aanwijzingen zijn dat de asielprocedure in Letland fundamenteel tekortschiet.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de detentieomstandigheden in Letland onrechtmatig zijn en dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. De rechtbank wijst erop dat eiser, indien hij problemen ondervindt na overdracht aan Letland, dit kan aankaarten bij de Letse autoriteiten en eventueel bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank bevestigt dat de minister zijn discretionaire bevoegdheid uit artikel 17 van de Dublinverordening correct heeft toegepast en dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen.