ECLI:NL:RBDHA:2024:304
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 januari 2024, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 juni 2023 besloten dat Letland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. T. Bruinsma, aanvoeren dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is vanwege de situatie in Letland, waar een noodsituatie is afgekondigd en pushbacks plaatsvinden.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 behandeld en het onderzoek geschorst om de staatssecretaris de gelegenheid te geven advies te vragen aan het Bureau Medische Advisering (BMA) vanwege een mogelijk suïciderisico bij eiseres. Na heropening van het onderzoek en het indienen van het BMA-advies op 24 oktober 2023, concludeert de rechtbank dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet in behandeling hoeft te nemen. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure in Letland die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou ondermijnen.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en stelt vast dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers mag afwijzen en hen mag overdragen aan Letland. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om hun klachten over de opvang en behandeling in Letland aan de Letse autoriteiten voor te leggen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris zich kan baseren op het advies van het BMA, dat concludeert dat eiseres in staat is om te reizen onder bepaalde voorwaarden, en dat er geen reëel risico is op een schending van haar rechten bij terugkeer naar Letland.